ECLI:NL:RBZWB:2014:4438

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
283362 HA RK 14-122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen politierechter in strafzaak

Op 2 juli 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking van de politierechter mr. R.J.G. Lameijer, ingediend door de verzoeker, is afgewezen. De wraking was gebaseerd op de behandeling van een strafzaak waarin de verzoeker werd beschuldigd van bedreiging met verkrachting en zware mishandeling. De verzoeker had eerder op 16 april 2014 een zitting gehad, waar hij zijn onvrede over de gang van zaken had geuit en had aangegeven de politierechter te willen wraken. De wrakingskamer heeft de procedurele gang van zaken en de argumenten van de verzoeker beoordeeld.

De verzoeker stelde dat de politierechter ten onrechte getuigen had afgewezen en dat er onjuistheden in het proces-verbaal stonden. De politierechter had echter aangegeven dat de getuigenverklaringen voldoende duidelijk waren en dat het verzoek om getuigen te horen niet noodzakelijk was. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet voldoende gronden had aangevoerd die zouden wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de politierechter. De wrakingskamer concludeerde dat de procedurele beslissingen van de politierechter niet als wrakingsgronden konden dienen, omdat deze niet onbegrijpelijk waren en niet duidden op vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de behandeling van de strafzaak met parketnummer 02-800224-13 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters G.J.E. Poerink, C. Kool en F.P.J. Schoonen, met A.C.L.M. de Jong als griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK BREDA
Wrakingskamer, locatie Breda
zaaknummer 283362 HA RK 14-122
beslissing van 2 juli 2014
inzake
het wrakingsverzoek ex artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- de processtukken, waar onder het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter mr. R.J.G. Lameijer, van 16 april 2014, opgenomen in het zaakdossier van de hierna te noemen strafzaak;
- de op 1 mei 2014 ingekomen brief van verzoeker, behelzende een wrakingsverzoek;
- de vervolgens op 13 juni 2014 ingekomen brief van verzoeker, en
- de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer van de rechtbank op 25 juni 2014, waarbij zijn verschenen verzoeker, mr. Lameijer, voornoemd, en
mr. R.J.H. de Brouwer, officier van justitie.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. Lameijer voornoemd, in zijn hoedanigheid van politierechter, belast met de behandeling van de tegen verzoeker dienende strafzaak met parketnummer 02-800224-13.
Mr. Lameijer, verder te noemen de politierechter, berust niet in het verzoek tot zijn wraking.

3.De feiten

3.1.
Aan verzoeker is bedreiging met verkrachting, althans met feitelijke aanranding, dan wel met zware mishandeling tenlastegelegd. De behandeling van de zaak door de politierechter heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 16 april 2014.
Zaaknummer 283362 HA RK 14-122 pagina 2
3.2.
Blijkens het van die zitting opgemaakte proces-verbaal heeft de politierechter een verzoek van de advocaat van verzoeker tot het horen van een tweetal getuigen afgewezen op grond van zijn oordeel dat de verklaringen van die getuigen voldoende duidelijk zijn. Daarnaast heeft de politierechter geoordeeld dat de verdediging er belang bij heeft om een kopie van de opnames van de op de zitting aan orde gestelde telefoongesprekken te ontvangen en dat het verzoek van de verdediging met betrekking tot het technisch onderzoek dan ook dient te worden toegewezen.
3.3.
In het proces-verbaal is verder het volgende vermeld.
“De verdachte geeft aan het niet eens te zijn met de gang van zaken. De verdachte geeft voorts aan dat zijn advocaat het niet goed heeft gedaan omdat de getuigen wel gehoord moeten worden. De verdachte geeft meermaals aan dat hij de politierechter wil wraken. De raadsman wendt zich tot de verdachte en geeft meermaals aan dat zij niet gaan wraken omdat dit geen wraking is. De raadsman heeft de verdachte vervolgens weggeleid uit de zittingszaal.”
3.4.
Het proces-verbaal vermeldt verder dat de politierechter vervolgens het onderzoek ter terechtzitting heeft geschorst tot 25 augustus 2014 te 09.30 uur, nu het belang van het onderzoek dit vordert, en de stukken in handen heeft gesteld van de officier van justitie, zodat deze een kopie van de opnames van de telefoongesprekken aan het dossier kan toevoegen.

4.De gronden van het wrakingsverzoek en het standpunt van verzoeker

4.1.
In zijn op 1 mei 2014 ingekomen brief deelt verzoeker mee nogmaals een wrakingsverzoek te doen, waarbij hij verwijst naar zijn op de zitting van 16 april 2014 al mondeling gedaan verzoek en naar zijn bij eerdere brief van 16 april 2014 gedaan wrakingsverzoek. Laatstgenoemde brief heeft de wrakingskamer nimmer ontvangen en is niet getraceerd kunnen worden. Ofschoon daarom verzocht heeft verzoeker geen kopie van die brief over kunnen leggen.
4.2.
In zijn op 13 juni 2014 ingekomen brief verzoekt verzoeker als getuigen op te roepen de op de zitting van de politierechter van 16 april 2014 toen aanwezige officier van justitie, zijn voormalige advocaat en de griffier van die zitting. Verzoeker voert daartoe aan dat de verklaringen van die getuigen noodzakelijk zijn, omdat de uitspraken die de politierechter op die zitting heeft gedaan bewust en willens en wetens uit het van die zitting opgemaakte proces-verbaal zijn weggelaten. Verzoeker stelt zich dan ook op het standpunt dat het proces-verbaal valselijk is opgemaakt.
4.3.
Bij gelegenheid van de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangevoerd dat zijn verzoek tot wraking van politierechter berust op de navolgende gronden.
  • De politierechter heeft volstrekt ten onrechte het verzoek tot het horen van getuigen afgewezen. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het horen van die getuigen, verzoekers moeder en de aangeefster van het aan hem tenlastegelegde feit, van wezenlijk belang is voor zijn verdediging.
  • De politierechter heeft niet toegestaan ook andere van belang zijnde telefoongesprekken aan het dossier toe te voegen.
  • De politierechter heeft volgens verzoeker hem niet de gelegenheid geboden het woord te voeren, en
  • de politierechter heeft op de zitting hem ten onrechte aangemerkt als een ontkennende verdachte.
Zaaknummer 283362 HA RK 14-122 pagina 3

5.Het standpunt van de politierechter

5.1
De politierechter heeft aangevoerd dat hij het verzoek van de verdediging tot het horen van een tweetal getuigen heeft getoetst aan het noodzakelijkheidscriterium en op grond daarvan tot het oordeel is gekomen dat er voor de verdediging van verzoeker geen belang aanwezig kon worden geacht bij het horen van die getuigen. Beide getuigen hebben immers een voldoende heldere verklaring bij de politie afgelegd.
5.2.
Wat betreft de inhoud van het proces-verbaal heeft de politierechter verklaard, dat dit wat betreft de vermelding dat verzoeker hem wenste te wraken en de vervolgens gedane mededeling van zijn advocaat dat van een wrakingsverzoek geen sprake was, chronologisch onjuist is. Volgens de politierechter heeft een en ander eerst plaatsgevonden, nadat hij had meegedeeld dat de inhoudelijke behandeling van de zaak zou worden aangehouden tot in de maand augustus, waarna hij de behandeling van de zaak vervolgens had gesloten. Op grond hiervan heeft hij de mededeling van verzoeker dat hij wenste te wraken niet als een formeel wrakingsverzoek opgevat, dit te minder nu diens advocaat had meegedeeld dat van een wrakingsverzoek geen sprake was.
5.3.
De politierechter heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de wrakingskamer

6.Het standpunt van de officier van justitie

Ook de officier van justitie heeft verklaard zich aan te sluiten bij het oordeel van de wrakingskamer, waarbij hij zijn twijfel naar voren heeft gebracht over de tijdigheid van het wrakingsverzoek.

7.De beoordeling en de gronden daarvoor

7.1
Ingevolge artikel 513 Wetboek van Strafvordering dient een wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die eraan ten grondslag liggen aan verzoeker bekend zijn geworden.
7.2.
Ofschoon het schriftelijke wrakingsverzoek eerst op 1 mei 2014 en dus ruim veertien dagen na de behandeling ter zitting van 16 april 2014 is ingekomen, is de wrakingkamer van oordeel dat deze omstandigheid niet bepalend is voor de beoordeling of het verzoek tijdig is gedaan.
Geconstateerd moet worden dat er op dit punt tegenstrijdigheid bestaat tussen het proces-verbaal van de zitting en de ter zake gegeven verklaring van de politierechter op het punt of verzoeker nu wel of niet op die zitting mondeling heeft gewraakt. De wrakingskamer heeft hierover geen helderheid verkregen en geeft dan ook aan verzoeker het voordeel van de daarover bestaande twijfel. De wrakingskamer houdt er het er dan ook voor dat verzoeker de politierechter op die zitting heeft gewraakt en gaat dan ook uit van de tijdigheid van het wrakingsverzoek, zodat verzoeker daarin in zoverre kan worden ontvangen.
7.3.
Niet relevant is dan ook of verzoeker, zoals hij stelt, direct na de zitting van 16 april 2014 al een schriftelijk wrakingsverzoek heeft ingediend.
Zaaknummer 283362 HA RK 14-122 pagina 4
7.4.
Ingevolge artikel 512 Sv kan een verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
7.5.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid dient als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd.
7.6.
Van een dergelijke zwaarwegende aanwijzing is echter in deze zaak niet gebleken. De door verzoeker als grondslag voor zijn wrakingsverzoek aangevoerde omstandigheid dat de politierechter ten onrechte zijn verzoek tot het horen van getuigen heeft afgewezen, betreft een procedurele beslissing. Het middel van wraking is niet bedoeld om tegen een dergelijke niet welgevallige beslissing op te komen. Een procedurele beslissing kan alleen dan leiden tot een gerechtvaardigde grond voor wraking, wanneer deze dermate onbegrijpelijk is dat daardoor de schijn wordt gewekt dat zij door vooringenomenheid is ingegeven. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer hier geen sprake.
7.7.
Ditzelfde geldt voor de door verzoeker aangevoerde wrakingsgrond dat de politierechter tevens heeft geweigerd ook andere door verzoeker gewenste telefoongesprekken aan het dossier toe te voegen.
7.8.
Verder is niet dan wel onvoldoende aannemelijk de tevens als wrakingsgrond door verzoeker aangevoerde omstandigheid dat hij niet op de zitting het woord mocht voeren. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt immers het tegendeel nu daarin de standpunten van zowel verdachte als zijn toenmalige advocaat zijn opgenomen
7.9.
Ook de door verzoeker gestelde, overigens niet uit het proces-verbaal blijkende uitlating van de politierechter op de zitting dat verzoeker een ontkennende verdachte is, kan niet als een gerechtvaardigde wrakingsgrond worden aangemerkt. Deze uitlating, zo al gedaan, is uitsluitend feitelijk van aard en niet valt in te zien dat de politierechter daarmee op zijn beslissing in de zaak is vooruitgelopen en van vooringenomenheid heeft blijk gegeven.
7.10.
Behalve de hiervoor genoemde chronologische onjuiste vermelding in het proces-verbaal is, anders dan verzoeker meent, niet gebleken van andere onjuistheden. Naar het oordeel van de wrakingskamer betreft het proces-verbaal behoudens deze omissie een adequate weergave van het verloop van de zitting. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de inhoud van een proces-verbaal van de zitting geen letterlijke maar een zakelijke weergave van het verloop daarvan betreft. De wrakingskamer ziet mede gelet op hetgeen tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek naar voren is gekomen, derhalve geen reden de door verzoeker gewenste getuigen te horen.
7.11.
Dit alles leidt ertoe dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen

8.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af;
Zaaknummer 283362 HA RK 14-122 pagina 5
bepaalt dat de behandeling van de strafzaak met parketnummer 02-800224-13 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 2 juli 2014 door mrs. G.J.E. Poerink, C. Kool en F.P.J. Schoonen, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
--