ECLI:NL:RBZWB:2014:4370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
30 juni 2014
Zaaknummer
C/02/264690 / HA ZA 13-391
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afgifte van bescheiden ex artikel 843a Rv in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in een incident waarbij de besloten vennootschap Otto Simon B.V. een vordering heeft ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Otto Simon vorderde afgifte van bepaalde bescheiden van de gedaagden, die zij nodig achtte voor haar verweer in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat niet voldaan was aan de vereiste van een rechtmatig belang bij de gevorderde afgifte van de stukken.

De procedure begon met een dagvaarding en de incidentele vordering ex artikel 843a Rv, gevolgd door een conclusie van antwoord in het incident en een antwoordakte. Otto Simon had een samenwerkingsovereenkomst met de gedaagden, waarin afspraken waren gemaakt over leveringen en betalingen. Otto Simon stelde dat de gedaagden in gebreke waren gebleven bij het nakomen van hun betalingsverplichtingen en vorderde een bedrag van €246.464,81.

De rechtbank overwoog dat de gedaagden al in het bezit waren van de gevraagde bescheiden, zoals facturen en betalingsadviezen, en dat er geen rechtmatig belang bestond voor de afgifte van de overige gevorderde stukken. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden de vordering enkel hadden ingesteld om de procedure te vertragen en Otto Simon onnodig op kosten te jagen. De vordering werd afgewezen en de gedaagden werden veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op €452,00.

De beslissing van de rechtbank werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 22 januari 2014, door de rechter E.K. van der Lende-Mulder Smit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/264690 / HA ZA 13-391
Vonnis in incident van 22 januari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap
OTTO SIMON B.V.,
gevestigd te Almelo,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.H.A. Mulder te Almelo,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. H.E.C.M. Nieland te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna Otto Simon en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele vordering ex art 843a Rv
  • de conclusie van antwoord in het incident
  • de antwoordakte in incident op producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Tussen partijen is een overeenkomst gesloten bestaande uit een samenwerkingsovereenkomst, een leveringsreglement en algemene bepalingen. Deze overeenkomst is op 27 april 2010 door partijen ondertekend.
2.2.
Daarnaast heeft Otto Simon een financiering van €100.000,-- verstrekt aan [gedaagde]. De afspraken omtrent deze financiering en de terugbetaling daarvan zijn vastgelegd in de Akte van Rekening Courant, hierna: de Akte, die door partijen op 21 april 2010 is ondertekend.
2.3.
Otto Simon leverde uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst diverse zaken, in het bijzonder kinderspeelgoed, aan [gedaagde]. Daarnaast kon [gedaagde] rechtstreeks zaken bestellen bij een aantal geselecteerde leveranciers.
2.4.
De administratieve afhandeling van alle bestellingen verliep via Retailpay, waarbij Otto Simon zorg droeg voor de betaling van de bestellingen aan de diverse speelgoedleveranciers en [gedaagde] vervolgens aan Otto Simon diende te betalen.
2.5.
Iedere levering ging vergezeld van een factuur en wekelijks ontving [gedaagde] van Retailpay een verzamelfactuur genaamd betalingsadvies, waarop alle toegestuurde facturen van alle leveranciers voor die week werden vermeld en waarop het verloop van de betalingen en openstaande saldo inzichtelijk werd gemaakt.
2.6.
Otto Simon vordert in de hoofdzaak, samengevat, veroordeling van [gedaagde] ter zake hetgeen door haar aan Otto Simon is verschuldigd te betalen de som van € 246.464,81 vermeerderd met rente en kosten. Zij stelt daartoe dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting uit hoofde van de tussen partijen overeengekomen Akte en de samenwerkingsovereenkomst.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert dat Otto Simon zal worden bevolen om binnen 5 werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis aan haar af te geven:
de volledige administratie zoals deze betrekking heeft op de relatie Otto Simon – [gedaagde], waaronder in ieder geval facturen/pakbonnen die door Otto Simon aan [gedaagde] verzonden zijn, ontvangstbewijzen van deze facturen / pakbonnen, opgaaf c.q. specificatie van de afboekingen van de door [gedaagde] aan Otto Simon gedane betalingen;
de matrixprints 2010 en 2011;
opgaaf van alle kosten die bij [gedaagde] in rekening zijn gebracht voor zover daar geen factuur als bedoeld onder a. aan ten grondslag ligt;
een deugdelijk overzicht van het saldo van het bedrag dat Otto Simon stelt dat [gedaagde] verschuldigd is,
alles op straffe van een dwangsom. Zij stelt daartoe dat zij belang heeft bij de gevorderde bescheiden teneinde haar stellingen in conventie voor antwoord en in reconventie voor eis te kunnen onderbouwen. Volgens [gedaagde] waren de betalingsadviezen niet in overeenstemming met de door haar ontvangen facturen.
3.2.
Otto Simon voert verweer. Zij stelt dat [gedaagde] reeds in het bezit is van de stukken, met name de facturen en betalingsadviezen, die noodzakelijk zouden zijn voor het voeren van verweer en het instellen van een reconventionele vordering. Volgens Otto Simon kunnen de matrixprints door het verstrijken van de tijd niet meer verstrekt worden en is de inhoud daarvan bovendien af te leiden uit de stukken die [gedaagde] al in haar bezit heeft.
Otto Simon is van mening dat [gedaagde] de vordering tot overlegging van stukken enkel heeft ingesteld om de procedure te rekken en Otto Simon onnodig op kosten te jagen.

4.De beoordeling in het incident

in het incident

4.1.
[gedaagde] baseert haar vordering op artikel 843a Rv, waarin de zogenaamde bijzondere exhibitieplicht is vastgelegd.
Voor toewijzing van de vordering op grond van dit artikel moet voldaan zijn aan drie voorwaarden: (1) degene die vordert dient een rechtmatig belang te hebben, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden en (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn voorganger partij is. Indien aan deze drie voorwaarden is voldaan, is degene die de stukken waarvan afgifte wordt gevraagd niettemin niet gehouden deze af te geven indien (a) een gewichtige reden zich daartegen verzet of (b) redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder afgifte van de gevraagde stukken is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv).
4.2.
In casu staat gelet op hun stellingen tussen partijen niet ter discussie dat de bescheiden waarvan afgifte wordt gevorderd een rechtsbetrekking betreffen waarin [gedaagde] partij is. Ook de bepaalbaarheid van de betreffende stukken is tussen partijen niet in geschil.
Otto Simon beroept zich met haar verweer met name op de afwezigheid van een rechtmatig belang van [gedaagde] bij de bescheiden waarvan zij afgifte vordert, nu zij stelt dat [gedaagde] deze al in haar bezit heeft dan wel de betreffende bescheiden niet noodzakelijk zijn voor het verweer dat zij wenst te voeren aangezien daartoe de reeds in haar bezit zijnde betalingsadviezen en facturen voldoende informatie geven.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Ten aanzien van de onder a. verzochte volledige administratie is door Otto Simon aangegeven dat [gedaagde] de daartoe behorende stukken in haar bezit heeft, nu zij deze op 10 april 2013 nogmaals volledig heeft toegezonden aan de accountant van [gedaagde]. Deze stelling is door [gedaagde] niet weersproken. Zij stelt zelf expliciet dat de door Otto Simon aan haar geleverde goederen bij aflevering altijd (op twee uitzonderingen na) vergezeld waren van een pakbon die tevens als factuur gold en dat zij wekelijks betalingsadviezen van Interpay ontving. De rechtbank gaat ervan uit dat zij daarmee Retailpay bedoelt, nu zij die naam zelf ook gebruikt in haar antwoordakte. Ook is door [gedaagde] niet gesteld dat ze de betreffende stukken thans niet meer in haar bezit heeft. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [gedaagde] de betreffende stukken in haar bezit heeft, zodat een rechtmatig belang bij afgifte daarvan ontbreekt.
Ten aanzien van de onder b. genoemde matrixprints, waarvan [gedaagde] stelt dat zij deze niet meer in haar bezit heeft, is door Otto Simon onweersproken gesteld dat de daarin opgenomen gegevens ook gehaald kunnen worden uit de facturen, waarover [gedaagde] beschikt en dat de matrixprints slechts de leveringen van Otto Simon aan [gedaagde] betreffen en dus geen beeld geven van de totale schuldenpositie van [gedaagde] aan Otto Simon, waaronder ook bestellingen bij andere leveranciers vallen. Gelet hierop ontbreekt een rechtmatig belang bij toewijzing van de vordering op dit punt eveneens.
Ook ten aanzien van het onder c. gevorderde afschrift van alle kosten die bij [gedaagde] in rekening zijn gebracht voor zover daar geen factuur als bedoeld onder a. aan ten grondslag ligt, ontbreekt een rechtmatig belang bij toewijzing. Door Otto Simon is hieromtrent namelijk onweersproken gesteld dat alle kosten altijd middels een factuur worden doorbelast en dat de hoogte daarvan volgt uit de bij [gedaagde] in bezit zijnde facturen en betalingsadviezen.
Tenslotte ontbreekt ook het rechtmatig belang bij afgifte van het onder d. genoemde deugdelijk overzicht van het saldo dat [gedaagde] volgens Otto Simon verschuldigd is, nu Otto Simon een dergelijk overzicht reeds bij dagvaarding heeft overgelegd als productie 9 en gesteld noch gebleken is dat dit overzicht niet deugdelijk zou zijn.
4.4.
Uit het vorenstaande volgt dat ten aanzien van geen van de stukken waarvan wordt verzocht afschriften af te geven is voldaan aan het vereiste van een rechtmatig belang. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.5. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld. De kosten van het incident aan de zijde van Otto Simon worden tot op heden begroot op € 452,00 wegens salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Otto Simon tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 februari 2014voor conclusie van antwoord,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: aij