ECLI:NL:RBZWB:2014:4279

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
02-800231-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Veldhuizen
  • A. Hertsig
  • J. Schnitzler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeval met dodelijke afloop tussen auto en scooter, vrijspraak voor gevaarzetting maar veroordeling voor verlaten plaats ongeval en rijden met ongeldig rijbewijs

Op 25 juni 2014 deed de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 17 juni 2013 in Tilburg. De verdachte, die met een snelheid van 95 km/u reed op een weg waar de maximumsnelheid 80 km/u was, kwam in botsing met een scooter, bestuurd door het slachtoffer, dat daarbij om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor gevaarzetting in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, omdat niet kon worden vastgesteld of de verdachte een verkeerslicht negeerde of dat het slachtoffer dat deed. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit, maar oordeelde wel dat hij zich schuldig had gemaakt aan het verlaten van de plaats van het ongeval, het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en het gebruik van valse kentekenplaten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer en diens nabestaanden, evenals met het eerdere criminele gedrag van de verdachte, waaronder eerdere snelheidsovertredingen en het rijden met valse kentekenplaten. De rechtbank vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, gezien de ernst van de feiten en de houding van de verdachte tijdens de rechtszaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 800231-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
uit anderen hoofde gedetineerd in Sittard, PI Limburg- De Geerhorst
raadsman mr. Van Gaal, advocaat te Wijchen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 juni 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Verheijen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
1.
hij, op of omstreeks 17 juni 2013, te Tilburg als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Burgemeester
Bechtweg en gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de
weg, de Stokhasseltlaan,
met dat motorrijtuig rijdende met een snelheid, ongeveer gelegen tussen 90
kilometer per uur en 95 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk)
hogere snelheid dan de toen ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80
kilometer per uur, in ieder geval met een (aanzienlijk) te hoge snelheid dan
voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was,
die kruising/splitsing van voormelde wegen is genaderd, en/of (vervolgens) is
opgereden, op het moment dat de bestuurder van een motorrijtuig
(bromfiets/scooter), doende was voormelde kruising/splitsing van wegen, gezien
zijn, verdachte's, rijrichting, van "rechts naar links" over te steken/over te
rijden,
waarna hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in
botsing/aanrijding is gekomen met voormeld(e) (bestuurder van) motorrijtuig
(bromfiets/scooter), waarbij die bestuurder (genaamd: [slachtoffer]) van dat
motorrijtuig (bromfiets/scooter) ten val is gekomen en (dodelijk) letsel heeft
bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en
welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Tilburg op/aan de Burgemeester
Bechtweg, op of omstreeks 17 juni 2013 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld
ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer])
(dodelijk) letsel en/of schade was toegebracht,
art 7 lid 1 ahf/onder a Wegenverkeerswet 1994
en/of
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een
motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had
plaatsgevonden in Tilburg op/aan de Burgemeester Bechtweg, op of omstreeks
17 juni 2013 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [slachtoffer]), aan wie bij dat ongeval (dodelijk) letsel
was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
3.
hij, op of omstreeks 17 juni 2013, te Tilburg, terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of
meer categorieën van motorrijtuigen, te weten van de categorie(en): "B" en/of
"B-E" en/of "C" en/of "C1" en/of "C1E" en/of "C-E", ongeldig was verklaard en
aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van
de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de
Burgemeester Bechtweg, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die
categorie of categorieën heeft bestuurd;
art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994
4.
hij in de periode van 7 juni 2013 tot en met 18 juni 2013, althans op of
omstreeks 17 juni 2013, te Tilburg en/of elders in Nederland, een
kenteken(pla(a)t(en)) (voorzien van de letter-cijfercombinatie: [kenteken]) toegekend in
voornoemde periode, althans op of omstreeks 17 juni 2013, aan een voertuig,
merk BMW (type 325I) op naam van [naam kentekenhouder], heeft gebruikt voor een goed
waarvoor dat kenteken niet bestemd was (te weten een ander voertuig dan
voornoemde BMW), zulks (telkens) met het oogmerk om een ander voertuig dan
voornoemde BMW te gebruiken alsof de kenteken(pla(a)t(en)) (voorzien van de
letter-cijfercombinatie: [kenteken]) daarvoor bestemd was;
of
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 18 juni 2013, althans op of omstreeks 17 juni 2013, te Tilburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) kenteken(pla(a)t(en)) (zijnde –telkens- een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken) dat/die krachtens het Voertuigreglement, althans krachtens wettelijk voorschrift, op een motorvoertuig moet worden aangebracht, (telkens) opzettelijk valselijk heeft geplaatst, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk valselijk het/de kenteken(pla(a)t(en)) (voorzien van de letter-cijfercombinatie:[kenteken]) (horende bij een BMW (type 325I) op naam van [naam kentekenhouder]) geplaatst op een/de motorvoertuig (BMW), (telkens) met het oogmerk om dat/die motorvoertuig(en) te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof laatstbedoeld(e) kenteken(pla(a)t(en)) krachtens genoemd artikel, althans krachtens genoemd wettelijk voorschrift, echt en onvervalst was;
(219 Sr aanhef en sub 1)
en/of
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 18 juni 2013, althans op of omstreeks 17 juni 2013, te Tilburg en/of elders in Nederland, opzettelijk (een) valse/vervalste kenteken(pla(a)t(en)) en/of een personenauto waaraan (een) valse/vervalste kenteken(pla(a)t(en)) wederrechtelijk is/zijn verbonden,
(telkens) opzettelijk heeft gebruikt, als waren die kenteken(pla(a)t(en)) echt en onvervalst en niet wederrechtelijk vervaardigd of wederrechtelijk aan die/dat voorwerp(en) verbonden,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk valselijk het/de kenteken(pla(a)t(en)) (voorzien van de letter-cijfercombinatie:[kenteken]) (horende bij een BWM (type 325I) op naam van [naam kentekenhouder]) gebruikt op een (ander) motorvoertuig (BMW)
(220 Sr)
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode, gelegen tussen 07 juni 2013 tot en met 18 juni 2013,
(telkens) op (een) weg(en), gelegen in het Gerechtelijk Arrondissement Zeeland
West-Brabant, althans op of omstreeks 17 juni 2013, te Tilburg, op de weg, de
Burgemeester Bechtweg,
(telkens) als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, heeft gereden,
terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat op dat motorrijtuig
(een) teken(s), te weten (een) kentekenpla(a)t(en), voorzien van de
letter-cijfercombinatie: [kenteken], was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde
(een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of
houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken(s), door kon(den) gaan voor
(een) zodanig(e) kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die
teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende
voorschriften
opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37,
derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s);
art 41 lid 1 ahf/ond d Wegenverkeerswet 1994
art 41 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle vier de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij voor wat betreft feit 1 op het gegeven dat verdachte te hard heeft gereden en daardoor niet tijdig kon reageren op het rijgedrag van een andere verkeersdeelnemer, zijnde slachtoffer [slachtoffer], waardoor verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voor wat betreft de feiten 2, 3 en 4 baseert de officier van justitie zich op de bekennende verklaring van verdachte en de relevante passages uit het eindproces-verbaal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 nu er geen sprake is geweest van gevaarzettend en verkeershinderend gedrag. Verdachte heeft geen concrete gevaarscheppende gedraging verricht. De enkele omstandigheid dat verdachte voor de kruising harder dan toegestaan heeft gereden, is onvoldoende om van gevaarzetting in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 te spreken. Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aan verdachte is overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) tenlastegelegd. In artikel 5 WVW wordt strafbaar gesteld het zich zodanig op de weg gedragen dat gevaar wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, danwel het verkeer wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Het gaat daarbij niet om de abstracte gevaarzetting / hinder, maar om de gevaarzetting/ hinder in de concrete omstandigheden. Bij de vraag of een bepaalde handeling kan worden aangemerkt als gevaarzettend gaat het om de handeling in concreto in het licht van alle omstandigheden van het geval. Deze handeling dient een reële mogelijkheid van schade voor goed en/of lijf te creëren.
Van belang is dat uit de wetsgeschiedenis bij artikel 5 WVW blijkt dat de wetsbepaling er slechts toe strekt evidente vormen van gevaar aan te pakken. Het moet gaan om gedrag waardoor een reële kans op een ongeval ontstaat. Het enkel maken van een verkeersfout is daartoe niet voldoende.
Vaststaat dat er een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij verdachte en de heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) betrokken waren en waarbij [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte op de Burgemeester Bechtweg reed met een snelheid van ongeveer 95 kilometer per uur. Dit heeft verdachte zelf verklaard en ook de officier van justitie gaat daarvan uit. Hiermee staat tevens vast dat verdachte de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur heeft overschreden.
Het dossier biedt verder echter onvoldoende informatie om de precieze toedracht van het ongeval vast te stellen. Dit omdat de bij het ongeval betrokken auto niet meer beschikbaar is voor onderzoek en omdat er - in verband met een storing - geen loggegevens van de verkeerslichten beschikbaar zijn van 17 juni 2013. Er kan daardoor niet worden vastgesteld of verdachte een groen of een rood verkeerslicht had bij het oversteken van de kruising en evenmin of [slachtoffer] een groen of rood licht had bij het oversteken. Zij kunnen in elk geval niet beiden groen licht gehad hebben, echter beiden rood is wel een mogelijkheid, zo blijkt uit de verklaring van verkeersregeldeskundige F. van Holten. Verdachte heeft zelf verklaard dat het verkeerslicht voor de kruising voor hem groen licht uitstraalde en dat hij daarom in het geheel niet had verwacht dat de scooter zou oversteken. Nu de rechtbank geen objectieve gegevens heeft die deze verklaring kunnen weerleggen en van overige verkeersfouten van verdachte - die gevaar of hinder op de weg kunnen hebben veroorzaakt - niet is gebleken, dient verdachte te worden vrijgesproken van overtreding van artikel 5 WVW. De enkele omstandigheid dat verdachte de maximum snelheid met 15 km per uur heeft overschreden, is immers onder de vastgestelde omstandigheden onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van gevaarzetting in de zin van artikel 5 WVW. Daarbij is mede van belang dat het gaat om een overzichtelijke kruising, dat het niet druk was op de weg en dat niet vastgesteld kon worden wie het rode licht genegeerd heeft.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 juni 2014 [1] , alsmede afgelegd bij de politie [2] ;
- het proces-verbaal aanrijding overtreding [3] ;
- de verklaring van getuige [getuige] [4] .
In de tenlastelegging van feit 2 ontbreekt de aanduiding “degene die bij een verkeersongeval was betrokken” en wordt enkel omschreven “degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt”. De rechtbank heeft hiervoor al geconstateerd dat de precieze toedracht van het verkeersongeval waarbij het slachtoffer [slachtoffer] om het leven is gekomen, niet meer vastgesteld kan worden. Wel is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken was bij dit verkeersongeval en is doorgereden na de aanrijding, daarbij [slachtoffer] dodelijk verwond en in hulpeloze toestand achterlatend.
De rechtbank zal de tenlastelegging daarom verbeterd lezen in die zin dat aan de tenlastelegging wordt toegevoegd na de woorden “hij, als degene” de zinsnede “die bij een verkeersongeval was betrokken en/of”. Door deze toevoeging worden de aard en de ernst van de tenlastelegging naar het oordeel van de rechtbank niet gewijzigd. Verdachte is niet in zijn belangen geschaad door deze verbeterde lezing van de tenlastelegging.
Feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 juni 2014 [5] ;
- het proces-verbaal van bevindingen onderzoek geldigheid rijbewijs [6] .
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 primair, tweede en derde component wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 12 juni 2014 [7] , alsmede afgelegd bij de politie [8] ;
- het proces-verbaal identiteitsonderzoek vervoermiddel [9] .
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 4 primair, eerste component, nu dit deel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verder acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd in de periode van 19 april 2012 tot en met 18 juni 2013 nu het rijbewijs van verdachte op 19 april 2012 is ingevorderd en later ongeldig is verklaard. Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij is begonnen met valse kentekenplaten te rijden nadat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
hij,als degene
die bij een verkeersongeval was betrokken,
en/ofdoor wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht enwelk verkeersongeval had plaatsgevonden in Tilburg op
/aande Burgemeester Bechtweg, op
of omstreeks17 juni 2013 de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
of
redelijkerwijs moest vermoeden,aan een ander
(te weten [slachtoffer]
) (dodelijk)letsel en
/ofschade was toegebracht,
en
/of
dat hij, als degene
die bij een verkeersongeval was betrokken,en/ofdoor wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Tilburg op
/aande Burgemeester Bechtweg, op
of omstreeks17 juni 2013 de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden,een ander
(te weten [slachtoffer]
), aan wie bij dat ongeval
(dodelijk)letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij,op
of omstreeks17 juni 2013, te Tilburg, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen
, te weten van de categorie(en): "B" en/of "B-E" en/of "C" en/of "C1" en/of "C1E" en/of "C-E", ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van
de betrokken categorie of categorieënwas afgegeven, op de weg, de
Burgemeester Bechtweg, als bestuurder een motorrijtuig
(personenauto
), van die
categorie of categorieënheeft bestuurd;
4.
hijin de periode van
19 april 2012tot en met 18 juni 2013
, althans op of omstreeks 17 juni 2013,te Tilburg en/of elders in Nederland
, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een)kenteken(pla
(a)t
(en
))(zijnde -telkens- een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken)
dat/die
krachtens het Voertuigreglement, althanskrachtens wettelijk voorschrift
,op een motorvoertuig moet worden aangebracht,
(telkens
)opzettelijk valselijk heeft geplaatst, immers heeft verdachte
(telkens
)opzettelijk valselijk
het/de kenteken
(pla
(a)t
(en
))(voorzien van de letter-cijfercombinatie:[kenteken])
(horende bij een BMW
(type 325I)op naam van [naam kentekenhouder]
)geplaatst op een
/demotorvoertuig (BMW),
(telkens
)met het oogmerk om dat
/diemotorvoertuig
(en)te gebruiken
of door anderen te doen gebruikenalsof laatstbedoeld
(e
)kenteken
(pla
(a)t
(en
)) krachtens genoemd artikel, althans krachtens genoemd wettelijk voorschrift,echt en onvervalst waren;
en
/of
hijin de periode van
19 april 2012tot en met 18 juni 2013
, althans op of omstreeks 17 juni 2013,te Tilburg en/of elders in Nederland, opzettelijk
(een)valse
/vervalstekenteken
(pla
(a)t
(en
))en
/ofeen personenauto waaraan
(een)valse
/vervalstekenteken
(pla
(a)t
(en
))wederrechtelijk
is/zijn verbonden,
(telkens
)opzettelijk heeft gebruikt, als waren die kenteken
(pla
(a)t
(en
))echt en onvervalst en niet
wederrechtelijk vervaardigd ofwederrechtelijk aan
die/dat voorwerp
(en)verbonden, immers heeft verdachte
(telkens
)opzettelijk valselijk
het/de kenteken
(pla
(a)t
(en
))(voorzien van de letter-cijfercombinatie: [kenteken])
(horende bij een BWM
(type 325I)op naam van [naam kentekenhouder]
)gebruikt op een
(ander
)motorvoertuig (BMW).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor feit 1 een maand hechtenis, voor de feiten 2 tot en met 4 een gevangenisstraf van 8 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten en een ontzegging van de rijbevoegdheid van in totaal 18 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de eis van de officier van justitie te hoog tegen de achtergrond van de juridische verwijten. Verdachte heeft wel degelijk veel last gehad van de gevolgen van het ongeval en heeft tevens een brief geschreven aan de nabestaanden en wilde ook met hen in gesprek gaan. Dit wil hij nog steeds. Deze punten dienen te worden verdisconteerd in de strafmaat.
Ondanks de verschrikkelijke gevolgen, gaat het opplussen naar de maximale straf en het opleggen van een gevangenisstraf voor alle feiten, te ver.
Tevens dient rekening te worden gehouden met het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport en het daarin opgenomen advies om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een ambulante behandeling. Juist in een zaak als deze past naar de mening van de verdediging een voorwaardelijk strafdeel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige feiten, welke allen met elkaar samenhangen en te maken hebben met het gedrag van verdachte in het verkeer.
Hij is, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, gaan rijden met een voertuig met valse kentekenplaten. Vervolgens is verdachte bij een zeer ernstig verkeersongeval betrokken geraakt, waarbij hij [slachtoffer] heeft aangereden en [slachtoffer] met zijn scooter over de auto van verdachte is gerold. [slachtoffer] is daarbij zwaar gewond geraakt. Op 15 juli 2013 is hij in het ziekenhuis overleden aan de gevolgen van het verkeersongeval.
Verdachte is na deze zeer ernstige aanrijding, waarbij de voorruit van zijn auto zwaar beschadigd was geraakt, doorgereden zonder zich om het slachtoffer - waarvan hij wist dat deze persoon ernstig letsel moest hebben opgelopen - te bekommeren. Hij heeft vervolgens zijn ernstig beschadigde auto op laten halen en laten verdwijnen.
Verdachte heeft er daarna - ondanks verschillende oproepen van de familie van het slachtoffer in de media - voor gekozen zich niet aan te geven bij de politie. Hij heeft zich zelfs 9 maanden lang schuil gehouden voor de politie, tot hij uiteindelijk op 7 maart 2014 is aangehouden.
Tijdens de zitting heeft verdachte nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor het dodelijke ongeval dat op 17 juni 2013 heeft plaatsgevonden, of voor de wijze waarop hij zich in de nasleep van dit ongeval heeft gedragen. Hij heeft weliswaar verklaard dat hij het verschrikkelijk vindt wat er is gebeurd en dat hij daarvan de last ondervindt, maar hij heeft daarbij geen spijt betuigd aan de familie en vrienden van [slachtoffer]. Daarmee heeft verdachte de indruk gewekt vooral de gevolgen voor zichzelf te vrezen.
Uit de documentatie van verdachte blijkt dat hij in 2008 een transactie heeft betaald voor het rijden met valse kentekenplaten en dat hij in 2011 een boete heeft opgelegd gekregen voor een snelheidsovertreding. Verder blijkt uit het dossier dat verdachte in 2009 tot en met 2012 33 bekeuringen heeft gehad met een totaalbedrag van € 4.557,00.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het opgestelde reclasseringsadvies over verdachte. De rapportrice stelt dat bij verdachte veel stress te zien is en dat hij aangeeft veel last te ondervinden van het ongeval en dat hij flashbacks heeft. Wat rapportrice opvalt, is dat verdachte met name bezig is met zijn eigen leed en amper empathie kan overbrengen met betrekking tot het slachtoffer van het ongeval. Hij bagatelliseert zijn rijgedrag en toont weinig doorleefd berouw en heeft weinig inzicht in zijn gedrag. Verdachte wordt omschreven als een zwak persoon uit een crimineel nest. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling bij (forensische) psychiatrie (bijvoorbeeld GGZ-De Omslag) of soortgelijke ambulante forensische zorg.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met alle hiervoor genoemde omstandigheden. Uit de vele snelheidsovertredingen en het rijden zonder rijbewijs, zonder verzekering, zonder belasting te betalen en met valse kentekenplaten komt een duidelijk beeld naar voren van verdachte als een gevaarlijke, onbetrouwbare en onverantwoordelijke verkeersdeelnemer. Na het zeer ernstige verkeersongeluk waarbij verdachte was betrokken, heeft hij vanuit zijn eigen belang gehandeld en zich in het geheel niet om [slachtoffer]en de nabestaanden van [slachtoffer] bekommerd. Verdachte heeft hen daarmee groot leed toegebracht.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Omdat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het tenlastegelegde feit 1, zal dat een lagere gevangenisstraf zijn dan door de officier van justitie werd geëist. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel, zoals door de raadsman is bepleit, gezien de aard van de delicten en de houding van verdachte, niet passend is.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank zal daarnaast een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen dat het van belang is dat herhaling van deze en soortgelijke feiten wordt voorkomen door te zorgen dat verdachte langdurig niet als bestuurder van een motorrijtuig aan het verkeer kan deelnemen. De rechtbank acht een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 62, 91, 219, 220 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 9, 176, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 tenlastegelegde feit, alsmede van het tenlastegelegde onder 4 primair, eerste component;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994
en
overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de
Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4:andere dan de in de artikelen 217 en 218 Sr bedoelde merken, die krachtens wettelijke voorschriften op goederen moeten worden geplaatst, daarop valselijk plaatsen, met het oogmerk om die goederen door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren,
en
opzettelijk de in artikel 219 Sr bedoelde merken en een voorwerp waaraan die merken waren verbonden, gebruiken, als waren deze merken echt en onvervalst en niet wederrechtelijk aan dat voorwerp verbonden,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. Veldhuizen, voorzitter, mr. Hertsig en mr. Schnitzler, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Jansen- van Rooijen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juni 2014.
Mr. Schnitzler is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 2013117038 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 556;
2.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 515 van voornoemd eindproces-verbaal;
3.Het proces-verbaal aanrijding overtreding, pagina 87 en 88 van voornoemd eindproces-verbaal;
4.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige], pagina 98 van voornoemd eindproces-verbaal;
5.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 12 juni 2014;
6.Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 290 en 291 van voornoemd eindproces-verbaal;
7.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 12 juni 2014;
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 496 en 497 van voornoemd eindproces-verbaal;
9.Het proces-verbaal identiteitsonderzoek vervoermiddel, pagina 183 van voornoemd eindproces-verbaal;