Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding
- de incidentele vordering tot verwijzing
- de conclusie van antwoord in het incident
- de conclusie van repliek in het incident
- de conclusie van dupliek in het incident.
2.De feiten in het incident
I een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens hem tekort is geschoten in de naleving van het tussen hen overeengekomen convenant,
II [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van haar verplichting uit het convenant om aan [eiser] 50% van het bedrag dat over 2010 door de belastingdienst is teruggevorderd voor ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag,
III op grond van het tussen partijen gesloten convenant [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.699,50 aan [eiser],
IV [gedaagde] op grond van het convenant te veroordelen € 469,76 aan [eiser] te betalen, te weten het meerdere boven de 50% van de terugvordering van de belastingdienst dat op grond van het convenant voor haar rekening komt,
V [gedaagde] te veroordelen om bewijs te leveren van haar arbeidsverleden in 2010 op straffe van een dwangsom,
VI en VII veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Subsidiair vordert [eiser] indien uit de door [gedaagde] aan te leveren bescheiden of anderszins blijkt dat [gedaagde] in 2010 heeft gewerkt en de Belastingdienst het terug te vorderen bedrag zou hebben verlaagd indien de Belastingdienst deze informatie wel zou hebben gehad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het verschil tussen het bedrag van € 3.399,-- en het bedrag dat zou zijn teruggevorderd indien de Belastingdienst wel zou hebben beschikt over de gevraagde informatie.