Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- Allereerst zal uit het door u te uit te voeren marktonderzoek de financieel-economische haalbaarheid van dit plan, alsook de behoefte aan een dergelijke ontwikkeling binnen de [plaats X] bevolking, resp. regio afdoende moeten blijken.
- (…)
- In elk geval dienen de beoogde functies voor vestiging van een “[activiteit I]” alsook van een “[activiteit II]” af te vallen als zijnde op deze locatie niet passend binnen het daartoe door de gemeente vastgestelde beleid.
- (…)
- Kortom er is nog een heel traject te gaan, dat onzerzijds lopende het proces ambtelijk zal worden begeleid en het nodige overleg met u als initiatiefnemers vergt.
- Niettemin zijn wij bereid uw plan nu al een zekere mate van exclusiviteit toe te kennen, echter vooralsnog gedurende een periode van drie maanden voor de duur van het door u te houden marktonderzoek, dit om eventuele concurrerende (deel) initiatieven niet al te lang in de wachtkamer te behoeven te zetten.
[rapport]”, uitgevoerd door [H] te [plaats Y], gepubliceerd. Daarin wordt ook het initiatief voor een [bouwproject A] op het zogeheten [terrein] aan de [adres 2] genoemd.
verhuurders” en [K BV] te [plaats C] (hierna: [K BV]) als ”[K BV]” het volgende schriftelijk overeen:
De initiatiefnemers[]
aan dat in overleg met alle exploitanten de wensen voldoende zijn uitgekristalliseerd en qua lay out het plan er dan ook nagenoeg voor 100% staat.”. De afspraken die toen gemaakt werden betreffen onder meer een gezamenlijke actie om [exploitatie] van [K BV] te verplaatsen, ter voorkoming van vertraging in de planvorming en/of planrealisering en een bereikbaarheidsstudie.
- [A BV] op 15-09-2007 een bedrag groot € 326.000 als storting op de uitbreiding van het geplaatst en gestorte aandelenkapitaal van haar deelneming [T BV] te [plaats X].
- [A BV] voor de financiering hiervan een bedrag groot € 326.000 leent van [S].
- [S] voor de aflossing van deze lening door [A BV] zekerheid wenst te krijgen.
- [A BV] een vordering in rekening-courant heeft op [belanghebbende].
- [belanghebbende] samen met de [F] ter zake van de verkoop van het perceel grond [adres 3] (…) en het perceel grond [adres 3]/[adres 2] (…) op 22 december 2006 een overeenkomst van verkoop heeft gesloten met [P BV] voor in totaal een koopsom van groot € 2.031.150.
- [belanghebbende] van deze koopsom 50% toekomt, zijnde € 1.015.575 (…)
- [belanghebbende] na aflossing van de bancaire hypotheekschuld die drukt op de genoemde percelen méér dan € 326.000 overhoudt.
- [belanghebbende] zal met de na aflossing van de bancaire hypotheekschuld resterende verkoopsom zijn rekening-courantschuld bij [A BV] aflossen, dan wel aan [A BV] een lening verstrekken, waarmee [A BV] de schuld aan [S] in één keer kan en zal aflossen.
- Aldus [belanghebbende] zich verplicht om op 16 januari 2008 ten minste het door [A BV] aan [S] verschuldigde bedrag aan [A BV] af te lossen, waarmee [A BV] haar schuld met rente aan [S] in één keer af kan lossen.
- Hiermede [S] door [belanghebbende] een deel ad € 326.000 van zijn van [P BV] te verkrijgen verkoopsom (indirect) gecedeerd krijgt.”
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
“Onder werkzaamheid wordt mede verstaan:
- “Het klopt dat wij de facturen hebben gezien.
- Wat er gebeurd is, is dat de lening bij [A BV] aangemerkt is als eigenwoningschuld. De toename van de rekening‑courantschuld 2003 ten opzichte van 2002 is door ons geaccepteerd. In 2006 is een correctie toegepast. De lening tot ongeveer € 540.000 is als eigenwoningschuld geaccepteerd.
- Een bedrag van ongeveer € 134.000 is niet door ons geaccepteerd. Daar hebben we onderzoek naar gedaan en daarvan kon geen bewijs worden overgelegd. Wij zijn ervan overtuigd dat dat bedrag reeds in de lening is meegenomen. Dat wil zeggen dat sprake zou zijn van een dubbeltelling.
- Ik kan me niet voorstellen dat er fouten zijn gemaakt met betrekking tot de toerekening van de schuld.
- Er zijn verbouwingsfacturen tot € 370.000 overgelegd. Er is een opstelling gemaakt met betrekking tot het bedrag van € 370.000. Dat lijken mij verbouwingsfacturen.
- Ik heb geconstateerd dat de hypotheek verhoogd is van € 540.000 naar ongeveer € 670.000. Er is ook nog een vaststellingsovereenkomst opgesteld. Er is heel uitdrukkelijk naar gekeken.
- Het is de vraag waarvoor belanghebbende het bedrag van € 310.000 gebruikt heeft. Belanghebbende moet de bestemming aannemelijk maken.
- Als er een factuur uit 2001 overgelegd is en er kan niet aangetoond worden hoe dat bedrag betaald is, vraag ik me af waarom de belastingdienst dat moet accepteren. Uit de opstelling blijkt dat de eigenwoningschuld tot een bedrag van € 540.000 geaccepteerd is.
- Er is discussie geweest over de hoogte van de rekening-courant. Er kan niet worden vastgesteld hoe de rekening‑courantschuld ontstaan is. Het antwoord op die vraag is in het boekenonderzoek bij [A BV] naar voren gekomen. Uit de rekening‑courant kon niet worden afgeleid dat het bedrag van € 134.000 verband houdt met de verbouwing aan de eigen woning.
- Ik heb facturen gezien voor een totaal bedrag van € 370.000. Ik heb geen facturen gezien voor nog een bedrag van € 134.000.
- In de brief van [I] komt de lening van [A BV] aan belanghebbende aan de orde. Er is uitgebreid naar gekeken. Dan zouden er facturen moeten zijn met betrekking tot het bedrag van € 134.000.
- Alleen van 2002 is er geen verloop met betrekking tot de rekening-courant. Wel met betrekking tot het jaar 2001, omdat het onderzoek bij de besloten vennootschap over het jaar 2001 ging.
- Ik kon niet zien of er een verband bestond tussen de facturen en de lening van [A BV] Ik betwist dat [A BV] alle facturen heeft betaald.”
- “De facturen, die we aan de inspecteur overgelegd hebben, zijn van eind 2001. Belanghebbende is in 2007 cliënt bij ons kantoor geworden. Dus pas bij de aangifte IB/PVV over het jaar 2006 konden wij daar rekening mee houden. Vanwege de hoge rekening-courantschuld zijn wij nagegaan wat er in de voorgaande jaren gebeurd was. Toen zijn we erachter gekomen dat de voormalige adviseur van belanghebbende in de aangiften IB/PVV over de jaren 2002 tot en met 2005 onvoldoende rekening met de eigenwoningrente heeft gehouden. Dus vandaar dat ik pas in het jaar 2006 de eigenwoningrente goed kon berekenen. Ik heb toen gezegd dat we de niet afgetrokken renten in de voorgaande jaren maar laten zitten.
- Over het verloop van 2002 tot en met 2005 kan ik niets zeggen, omdat ik daar niet bij betrokken was.
- Belanghebbende had een lening bij de [bank] voor een bedrag van € 360.000 en voor een bedrag van € 310.000 bij [A BV] en dat is samen € 670.000.
- Het verloop is heel gek natuurlijk, maar het had eerder in de aangifte IB/PVV verwerkt moeten worden. Nu krijgen wij de discussie over hoe we dit aan gaan tonen. De belastingdienst is veel later vragen gaan stellen over de verbouwing. En de betalingsbewijzen hebben wij niet meer. Er is zelfs contact opgenomen met de bank. Wij hebben geen bankafschriften meer kunnen krijgen met betrekking tot die jaren. In zo’n geval is het dan moeilijk om te bewijzen dat er is betaald. Meer kan ik ook niet zeggen.
- We hebben facturen overgelegd waarvan het totaal bedrag zelfs hoger uitkomt dan € 310.000.”
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 61.637;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een immateriële schadevergoeding van € 500;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.667;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: