In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende BV en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. Het proces betreft een beroep tegen een aanslag bouwleges die aan belanghebbende was opgelegd. De heffingsambtenaar had op 10 december 2012 een uitspraak op bezwaar gedaan, waartegen belanghebbende in beroep ging. De zittingen vonden plaats op 31 mei 2013 en 9 mei 2014, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door haar mededirecteur en een gemachtigde.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De aanslag bouwleges is vastgesteld op € 25.928, wat een vermindering inhoudt ten opzichte van de eerder opgelegde aanslag. Daarnaast is de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.704, en het terugbetalen van het griffierecht van € 310. De rechtbank heeft in haar overwegingen de bouwkosten van belanghebbende als uitgangspunt genomen voor de berekening van de aanslag.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de procedure en de vereisten voor het instellen van hoger beroep uiteengezet, inclusief de noodzaak om een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift te voegen.