Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 8 mei 2014 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], te [vestigingsplaats], eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 mei 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.P.M. van Zijl, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 29 juli 2013, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van een werkneemster werd vastgesteld op 36,5%. De werkneemster had geen toestemming gegeven voor het inzien van medische gegevens door eiseres, wat leidde tot een eerdere beslissing van de rechtbank op 20 november 2013, waarin werd bepaald dat eiseres geen kennis mocht nemen van deze stukken.
Eiseres diende op 16 maart 2014 een aanvullend beroepschrift in, elf dagen voor de zitting, wat door de rechtbank niet bij de beoordeling werd betrokken vanwege de goede procesorde. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet in staat was om adequaat te reageren op de nieuwe informatie, wat een eerlijke procesgang in de weg stond. De rechtbank benadrukte dat de termijn van tien dagen voor het indienen van stukken niet strikt is, maar dat de goede procesorde in acht moet worden genomen.
Tijdens de zitting op 27 maart 2014 was het UWV niet aanwezig, en de rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende had onderbouwd dat de aangenomen urenbeperking onjuist was. De rechtbank oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige te laat waren ingediend en dat dit de mogelijkheid van het UWV om te reageren had beperkt. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 35 tot 80%.