4.8.Het gaat om de volgende gebreken (in de door partijen gehanteerde volgorde).
4.8.1.[eiser] stelt dat in het oorspronkelijk ontwerp een dakconstructie met geprefabriceerde dakelementen was voorzien, maar dat een sporenkap is gerealiseerd. ZNEB heeft vastgesteld dat de verticale scheurvorming ter plaatse van de aansluiting kop- en zijgevels is ontstaan doordat de spatkracht van de gerealiseerde kap niet kon worden opgenomen. Dit komt volgens ZNEB omdat de kap is afgeschoord op een muurplaat die met ankers is bevestigd aan een, door [gedaagde] gestorte, betonnen randbalk, die niet voorzien is van wapening. [eiser] baseert zich op deze bevindingen en op de constatering van ZNEB dat dit een uitvoeringsfout is van [gedaagde]. [gedaagde] had hem en [architekt], vanwege haar deskundigheid, erop moeten wijzen dat de constructie op de gerealiseerde wijze geen spatkrachten kon opnemen. [eiser] stelt verder dat het gebrek is hersteld door langs de muren een staalconstructie aan te brengen en aldus de muren voldoende draagkracht te geven.
4.8.2.[gedaagde] erkent dat de oorzaak van de (lichte) scheurvorming in de muren van de badkamer ligt in het ontbreken van wapening in de betonnen randbalk. Het ontbreken ervan is echter niet aan haar te wijten. Op de tekening stond geen wapening vermeld en [architekt] heeft [gedaagde] nadat de bekisting voor de balk gereed was geïnstrueerd het beton er direct in te storten. Het is aan de ontwerper te beoordelen of en in hoeverre een constructie moet worden verstevigd. Voor [gedaagde] bestond geen aanleiding te veronderstellen dat het ontwerp van de randbalk ondeugdelijk was. Zij behoefde aan de deugdelijkheid niet te twijfelen. De spatkracht van een sporenkap is niet groter of anders dan die van een kap als oorspronkelijk was voorzien. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat [eiser] eigen schuld aan het ontstaan van de schade heeft, doordat het ontwerp fout was en deze ontwerpfout aan [eiser] moet worden toegerekend.
4.8.3.De rechtbank stelt voorop dat zij de – hier niet verder aangehaalde – tussen partijen gevoerde discussie met betrekking tot de reden van het maken van een sporenkap in plaats van het oorspronkelijk voorziene dak buiten beschouwing laat. [gedaagde] heeft de sporenkap gebouwd met instemming van [eiser] (en [architekt]), zodat de reden daarvoor te kiezen er thans niet meer toe doet.
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] op grond van zijn deskundigheid had moeten weten dat een betonnen randbalk zonder wapening niet sterk genoeg zou zijn om de spatkracht van het dak op te vangen. Als dit het geval is, rust op haar de verplichting daarvoor te waarschuwen, voordat zij het beton – zonder de wapening – stort. Haar verplichting daartoe wordt niet opgeheven door de instructie het beton te storten. Alleen als [eiser] of [architekt] er ondanks een duidelijke waarschuwing van [gedaagde] op staat dat zonder wapening gestort wordt, kan [gedaagde] aan aansprakelijkheid ontkomen. Gesteld noch gebleken is echter dat [gedaagde] heeft gewaarschuwd, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Als komt vast te staan dat [gedaagde] had kunnen en moeten weten dat een betonnen randbalk zonder wapening niet sterk genoeg is en kan leiden tot scheurvorming van de muren, is zij aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade. Dit laat onverlet de mogelijkheid van eigen schuld van [eiser]. Hiervan is sprake als [architekt], van wie [eiser] zich bedient en wiens handelen in de relatie tot [gedaagde] aan hem moet worden toegerekend, in zijn ontwerp had moeten wijzen op de noodzaak van bewapening van de balk. Een deskundigenbericht is nodig. De rechtbank stelt zich voor dat aan de deskundige(n) zal worden gevraagd antwoord te geven op de volgende vragen:
had een aannemer als [gedaagde] kunnen en moeten weten dat in de betonnen randbalk wapening moet worden aangebracht om de spatkracht van de gerealiseerde sporenkap te kunnen dragen zonder dat scheurvorming in de muren ontstaat?
waarop begroot u de kosten van herstel c.q. opheffing van het gebrek aan wapening in de betonnen randbalk naar het prijspeil van omstreeks 2010?
ondersteuning breedplaatvloer eerste verdieping
4.8.4.[eiser] stelt dat ter plaatse van de vide de breedplaatvloer niet is ondersteund en dat de vloer niet is opgelegd. [gedaagde] heeft de vloer direct op een poreuze baksteenmuur gelegd, hoewel in de tekening een stalen kolom was voorzien. Bij wege van herstel is een stalen kolom en plaat (u-balk) aangebracht. [gedaagde] wist, zo blijkt uit een email met de leverancier van de breedplaatvloer, dat een deel van de ondersteuning en benodigde wapening mistte en heeft desondanks de vloer geplaatst.
4.8.5.[gedaagde] stelt geen uitvoeringsfout te hebben gemaakt. Als er een fout is gemaakt, is dat een ontwerpfout waarvoor zij niet verantwoordelijk is en geen waarschuwingsplicht had.
4.8.6.Partijen zijn het erover eens dat de reden dat de ondersteuning ontbreekt is gelegen in het feit dat een – dragende – binnenmuur die wel was getekend, in overleg niet is gebouwd. De leverancier van de vloer was wel uitgegaan van de aanwezigheid van deze muur. [gedaagde] weerspreekt niet dat zij tegen de leverancier heeft gezegd dat zij wist dat de vloer deels ondersteuning miste en desondanks de vloer heeft geplaatst, zoals [eiser] stelt. Onder die omstandigheden kan [gedaagde] zich niet beroepen op een ontwerpfout van de architekt. Als deskundige aannemer had [gedaagde] zich er van moeten vergewissen dat ondanks een wijziging in de bouw ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp, de vloer kon worden gelegd op dezelfde manier als wanneer de dragende binnenmuur er wel had gestaan. [gedaagde] is dan ook aansprakelijk voor de noodzakelijke kosten van herstel. De te benoemen deskundige(n) zal worden gevraagd de kosten van herstel naar het prijspeil van omstreeks 2010 te begroten.
de lekkage ten gevolge van te hoog aangebrachte begane grondvloer van keuken / bureau
4.8.7.[eiser] stelt dat doordat [gedaagde] deze vloer te hoog heeft aangebracht, de aansluiting tussen de (naar de rechtbank begrijpt prefab) betonnen kelder en de vloer ontbrak. [gedaagde] heeft de betonnen kelderwand vervolgens verhoogd met een gevelstenen muur. Ter plaatse van de trapafgang is lekkage ontstaan. [gedaagde] heeft daarop de gevelstenen muur aan de buitenkant afgewerkt met een laag bitumen van 40 cm breed. Dit is niet afdoende geweest. Na juli 2009 is opnieuw lekkage ontstaan.
4.8.8.[gedaagde] stelt dat zij de vloer overeenkomstig de tekening heeft gelegd. Als de vloer te hoog is gelegd komt dat doordat het zandbed waarop de vloer moest komen te hoog is aangebracht. Dat voorbereidende werk behoorde niet tot haar opdracht. Dat heeft [eiser] zelf gedaan. [gedaagde] heeft op de plaats waar de lekkage optrad bitumen aangebracht. Zij betwist dat er daarna nog lekkages zijn geweest. Dit is haar nooit meegedeeld.
4.8.9.De rechtbank gaat voorbij aan het debat tussen partijen waardoor de vloer te hoog is gelegd. Ook als het niet aan [gedaagde] is te wijten dat de vloer te hoog is komen te liggen, dient zij, als zij de daardoor ontstane ruimte opvult, dat deugdelijk te doen. Nu dit kennelijk niet was gebeurd – er trad lekkage op –, rust op [gedaagde] de plicht tot herstel. [gedaagde] heeft herstelwerkzaamheden uitgevoerd, waarvan [eiser] thans stelt dat die niet afdoende waren. [gedaagde] betwist dit. Uit het rapport van ZNEB volgt dat op het moment van de inspectie door ZNEB op 27 juli 2009, waarbij [gedaagde] aanwezig was, er geen sprake was van (tekenen van) lekkage. De rapporteur schrijft dat [eiser] wel meedeelde geen vertrouwen te hebben in de oplossing van [gedaagde] en op 5 augustus 2009 per email meldde dat er op dezelfde plaats weer lekkage was opgetreden onder overlegging van de foto’s A, B en C die bij het rapport zijn gevoegd. De rechtbank heeft geen aanleiding te veronderstellen dat deze lekkage niet is opgetreden dan wel door een andere oorzaak is opgetreden. Kennelijk is de laag bitumen van 40 cm breed onvoldoende remedie geweest en is – volgens ZNEB – een laag van 1 meter breed noodzakelijk. Niet onbegrijpelijk is dat [eiser] het herstel vervolgens heeft overgelaten aan een derde, uit te voeren tegelijk met andere (herstel)werkzaamheden. Inmiddels is het gebrek als zodanig niet meer aanwezig, zodat het geen zin heeft een deskundige(n) te vragen hiernaar nog nader onderzoek te doen. Het gaat om het waterdicht maken van een opgemetselde muur van – naar de rechtbank begrijpt – maximaal een halve meter hoog. De rechtbank zal de te benoemen deskundige(n) vragen mede aan de hand van de bij het rapport van ZNEB overgelegde foto’s A, B en C en de als productie 5 bij conclusie van repliek door mr. Lensen overgelegde foto’s, antwoord te geven op de volgende vraag:
3. welke kosten zijn gemoeid met het aanbrengen van een laag bitumen van 1 meter breed tegen de opgemetselde muur op de plaats waar de lekkage is opgetreden (bij de trapafgang naar de kelder), daarbij in aanmerking genomen de benodigde werkzaamheden gegeven de stand waarin de bouw zich op het moment van optreden van lekkage eind juli 2009/begin augustus 2009 bevond?
open stootvoegen in het buitenmetselwerk
4.8.10.[eiser] stelt dat in de achtergevel en in de zijgevel geen open stootvoegen zijn aangebracht. In de achtergevel ging dat niet, omdat [gedaagde] de DPC-folie in de spouw niet goed had aangebracht. [gedaagde] heeft de folie alleen in de binnenmuur goed aangebracht, zonder deze correct naar de buitenmuur door te laten lopen, waardoor water in de spouw kwam en de gevel vochtig werd en groen. Dit is een uitvoeringsfout, geen ontwerpfout. Gedurende de bouw heeft [architekt] [gedaagde] opgedragen de folie alsnog goed te plaatsen. Herstel van de zijgevel kan door alsnog stenen uit te kappen. Herstel van de achtergevel moet door op correcte wijze herplaatsen van de DPC-folie in de spouw en daarna open stootvoegen aanbrengen.
4.8.11.[gedaagde] betwist dit deel van het werk fout te hebben uitgevoerd. Zij heeft overeenkomstig het ontwerp gewerkt. Zij betwist dat [architekt] (of [eiser]) haar tijdens het werk instructies heeft gegeven met betrekking tot de folie of de stootvoegen. Zij heeft de folie correct geplaatst en het aantal stootvoegen aangebracht dat was voorzien in het ontwerp.
4.8.12.Uit de stelling van [eiser] volgt dat als de folie niet goed is geplaatst door [gedaagde] en door haar onvoldoende stootvoegen zijn aangebracht in de buitengevels, dit al tijdens de bouw duidelijk was en – voor wat betreft de stootvoegen – ook direct na het metselen, maar in ieder geval vóór 25 juli 2009 voor [eiser] (en/of [architekt]) kenbaar was of kon zijn. Gelet op haar overweging onder r.o. 4.5 van dit vonnis, kan [eiser] ter zake deze post [gedaagde] niet meer aanspreken.
4.8.13.Dit geldt ook voor de gestelde cementsluier. Deze zou zijn ontstaan doordat een medewerker van [gedaagde] een emmer cementwater heeft leeggegooid over het dak waardoor het metselwerk is besmet. Dit moet zichtbaar geweest zijn in de maanden vóór 25 juli 2009.
aansluiting metselwerk op aluminium kozijn
4.8.14.[eiser] stelt dat deze niet naar behoren is uitgevoerd. Mede gelet op de foto die bij het rapport van ZNEB is gevoegd, moet ook dit gebrek al ruim vóór 25 juli 2009 zichtbaar zijn geweest. Ook op dit punt kan [eiser] [gedaagde] niet meer aanspreken.
aantasting door vocht van bestaande vloerbalken voormalige badkamer
4.8.15.[eiser] stelt dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden [gedaagde] hem op grond van art. 7:754 BW had moeten waarschuwen voor de staat waarin deze balken zich bevonden. De balken waren bijna doorgerot. Het betreft een dragende vloer. Het gaat om een gebrek of ongeschiktheid van een zaak afkomstig van [eiser]. Naast schending van haar waarschuwingsplicht verwijt hij [gedaagde] ook handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid, die zij als deskundige partij tegenover [eiser] in acht moest nemen. [eiser] kende dit gebrek niet en kon dit ook niet weten.
4.8.16.[gedaagde] betwist aansprakelijk te zijn. Zij stelt geen rotte balken te hebben gezien. Het beoordelen van balken die volgens haar opdracht niet vervangen behoefden te worden, maakte geen deel uit van het haar opgedragen werk. Als zij desalniettemin rotte balken had gezien, zou zij dat aan [eiser] hebben gemeld. Zij betwist haar waarschuwingsplicht ingevolge art. 7:754 BW – kortweg waarschuwen voor niet deugdelijke zaken van de opdrachtgever – te hebben geschonden.
4.8.17.Tussen partijen staat vast dat werken aan of vervangen van de balken van de oude badkamer niet tot de opdracht van [gedaagde] behoorde. Gelet op de betwisting van [gedaagde] had het dan ook op de weg van [eiser] gelegen duidelijk te stellen en toe te lichten op grond waarvan [gedaagde] wel moet hebben gezien dat de balken rot waren en aan vervanging toe. Bij gebreke daarvan zal de rechtbank de vordering van [eiser] op dit punt afwijzen.
4.8.18.[eiser] stelt dat tussen de stalen balk en de binnenmuur 5 stenen los zijn neergelegd door (personeel van) [gedaagde]. Hij stelt dat [gedaagde] in regie de dragende buitenmuur die door de aanbouw een binnenmuur zou worden, heeft uitgebroken. Tijdens het plaatsen van de stalen balk zijn de stenen, die een dragende muur ondersteunen, los op de balk gelegd.
4.8.19.[gedaagde] stelt dat het metselen van de muur niet tot haar opdracht behoorde, dat het mogelijk is dat enkele van de onderste stenen niet goed tegen de stalen balk zijn gemetseld en dat zij herstel heeft aangeboden, hoewel zij zich daartoe niet verplicht achtte.
4.8.20.De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] dit punt aldus onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Zij houdt [gedaagde] daarom aansprakelijk voor herstel en zal de deskundige(n) vragen de kosten van herstel naar het prijspeil van omstreeks 2010 te begroten.
loskomen van enkele planken van gevelbeschieting achterzijde badkamer
4.8.21.[eiser] stelt dat ten gevolge van het wijken van de binnenmuren door de spatkracht van de sporenkap, druk is komen te staan op enkele groef/mes-aansluitingen van gevelplanken. Hij stelt dat partijen dit bij de eerste bezichtiging door ZNEB op 28 juli 2009 hebben besproken en dat [gedaagde] herstel heeft toegezegd. Zij heeft dit niet uitgevoerd.
4.8.22.[gedaagde] stelt dat aanvankelijk sprake was van een losgeschoten plank en dat zij geen gelegenheid tot herstel heeft gehad. Zij betwist de nu door [eiser] gestelde oorzaak.
4.8.23.De rechtbank gaat aan het verweer van [gedaagde] voorbij. Het aanbrengen van de gevelplanken behoorde tot de opdracht van [gedaagde]. [gedaagde] betwist niet (langer) dat er sprake is van planken die (ten dele) zijn losgekomen. Als vast komt te staan dat het ontbreken van wapening in de betonnen randbalk aan [gedaagde] is te wijten, is [gedaagde] ook aansprakelijk voor het door het wijken van de muren ontstane loskomen van de gevelplanken. Voor het geval dit komt vast te staan, zal de rechtbank reeds nu, uit proces-economische overwegingen de deskundige(n) vragen de kosten van herstel naar het prijspeil van omstreeks 2010 te begroten.
4.8.24.Hieraan gaat de rechtbank voorbij. [gedaagde] betwist dat er sprake is van een gebrek. [eiser] beroept zich slechts op het rapport van ZNEB. ZNEB constateert echter geen gebrek maar schrijft dat [eiser] vermoedt dat de goot ter plaatse van de achtergevel plaatselijk lek is. Dit is onvoldoende.
ventilatiesparingen kelder
4.8.25.Voorgaande geldt ook voor dit punt. [eiser] beroept zich slechts op het rapport van ZNEB, maar ZNEB constateert geen gebrek. ZNEB schrijft hierover op blz. 4 van haar rapport: “Door het te hoog opstorten van de keukenvloer zijn naar mening van partij I (rechtbank: [eiser]) de aangebrachte sparingen ten behoeve van ventilatie van de kelder niet bruikbaar. Twee van deze zijn dichtgezet waarvan er een is aangebracht ten behoeve van de riolering.” Op blz. 7 schrijft zij: “naar onze mening kunnen de sparingen gebruikt worden. Hiertoe dienen echter alsdan voorzieningen te worden getroffen. Partij III (rechtbank: [architekt]) geeft aan daar het ontwerp met betrekking tot de kelder is gewijzigd, blijft nu een open verbinding met de hal, de ventilatie niet meer nodig is. Naar mening van partij I is het ontwerp niet veranderd sinds de bouwaanvraag.” Hieruit volgt niet dat er daadwerkelijk sprake is van een gebrek. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen.
de stalen kolom ter plaatse van de voormalige meterkast en het laswerk met ligger
4.8.26.[eiser] stelt dat de stalen kolom ten onrechte niet op de vloer is vastgezet. Het is technisch mogelijk de onderliggende leidingen precies te lokaliseren. Het laswerk is niet naar behoren uitgevoerd.
4.8.27.[gedaagde] stelt dat zij de stalen kolom niet heeft verankerd, omdat zij niet precies wist hoe de daaronder lopende leidingen lopen. Zij betwist dat het laswerk niet naar behoren is uitgevoerd.
4.8.28.De rechtbank overweegt dat als [gedaagde] het niet aandurfde de kolom te verankeren, zij dit tijdens de uitvoering van de bouw had moeten bespreken met [eiser] en/of [architekt]. Zij kan nu niet met een beroep hierop haar aansprakelijkheid afweren. De rechtbank zal de te benoemen deskundige(n) vragen de kosten van herstel naar het prijspeil van omstreeks 2010 te begroten.
De rechtbank gaat voorbij aan het punt van het laswerk. Gegeven de betwisting door [gedaagde] had het op de weg van [eiser] gelegen nader toe te lichten op welke punten het laswerk ondeugdelijk is. Dit heeft hij niet gedaan. Het rapport van ZNEB biedt ook geen duidelijkheid. Op dit punt zal de vordering worden afgewezen.
4.8.29.[eiser] stelt onder verwijzing naar het rapport van ZNEB dat de folie (rechtbank: in de keuken en het bureau) te hoog is aangebracht, waardoor vocht kan optrekken en de stukadoor geen garantie geeft. De folie hoort achter de plint te zitten, net boven de afwerkvloer.
4.8.30.[gedaagde] betwist de folie te hoog te hebben aangebracht. Zij betwist dat ZNEB dit zelf heeft geconstateerd en betwist dat derden dit gebrek hebben verholpen. [gedaagde] stelt dat ZNEB is afgegaan op wat [eiser] haar heeft verteld.
4.8.31.De rechtbank gaat aan dit niet nader onderbouwde verweer voorbij. Uit het rapport van ZNEB blijkt niet dat zij haar bevindingen slechts op een mededeling van [eiser] heeft gebaseerd. De rechtbank zal de te benoemen deskundige(n) vragen de kosten van herstel naar het prijspeil van omstreeks 2010 te begroten.
4.8.32.[eiser] stelt dat deze vloer 4 cm te hoog is aangebracht door [gedaagde], en niet waterpas, waardoor de voorgenomen dikte van isolatie en cementdekvloer met vloerverwarming niet gehaald wordt. Dit probleem is opgelost door dunnere isolatie met een hogere isolatiewaarde aan te brengen. Dit isolatiemateriaal is duurder dan het voorziene materiaal.
4.8.33.[gedaagde] voert aan dat de vloer inderdaad hoger is geplaatst dan gepland. Dit is echter in overleg met [eiser] gebeurd, omdat [eiser] de leidingen zodanig had geplaatst dat de aanvankelijk voorziene hoogte niet kon worden gerealiseerd.
4.8.34.[eiser] heeft dit verweer niet weersproken. Door de aanpassing in de bouw te aanvaarden en daarop vóór 25 juli 2009 niet meer terug te komen en evenmin een voorbehoud te maken, kan [eiser] [gedaagde] nu niet meer aanspreken voor de hogere kosten van de isolatie met hogere isolatiewaarde. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen.
4.8.35.Op grond van haar overweging onder 4.5, zal de rechtbank dit deel van de vordering afwijzen. [eiser] stelt ter onderbouwing van deze vordering dat [architekt] [gedaagde] er meteen, dus tijdens de bouw, op heeft gewezen dat de oplegging onder de muurplaat geen daadwerkelijke oplegging was. Aldus was het gebrek al kenbaar ruim vóór 25 juli 2009 en komt [eiser] hiervoor geen schadevergoeding meer toe.
het nieuw aangebrachte plafond
4.8.36.Op dezelfde grond als vermeld onder 4.8.35 zal de rechtbank ook dit deel van de vordering afwijzen. [eiser] stelt dat dit plafond niet strookt met het bestaande plafond. Dit gebrek, wat er verder van zij, moet direct tijdens de bouw zichtbaar zijn geweest.
lekkage aluminium onderdorpels
4.8.37.[eiser] stelt dat de voegen niet volledig zijn dichtgezet en dat het toegepaste voegsel niet waterdicht is, waardoor er lekkage optreedt.
4.8.38.[gedaagde] stelt dat zij het voegsel heeft gebruikt dat in het bestek was voorgeschreven en dat uit het rapport niet blijkt dat ZNEB het gebrek zelf heeft geconstateerd.
4.8.39.De rechtbank ziet dat laatste in het rapport van ZNEB niet terug. De voegen in de onderdorpels horen waterdicht te zijn. Er is geen reden te veronderstellen dat het voorgeschreven voegsel bij juist gebruik niet waterdicht zou zijn. De rechtbank houdt het er daarom voor dat het voegsel niet juist is aangebracht door [gedaagde]. Zij zal de te benoemen deskundige(n) vragen de kosten van herstel naar het prijspeil van omstreeks 2010 te begroten.
4.8.40.De rechtbank gaat aan dit punt voorbij. Tussen partijen is niet in geschil dat uiteindelijk in overleg is besloten tot de bouw van een sporenkap in plaats van de aanvankelijk door [architekt] getekende kap. In zijn stellingen verbindt [eiser] hieraan verder geen consequenties voor de ingestelde vordering, met uitzondering van de kwestie van de gevolgen voor de spatkracht, waarop de rechtbank onder 4.8.3 is ingegaan.
lekkage ter plaatse van aansluiting raam topgevel met borstwering
4.8.41.[eiser] stelt dat door het wijken van de borstwering ten gevolge van het niet wapenen van de betonnen randbalk waarop de sporenkap rust, lekkage is opgetreden op de plaats waar het raam in de topgevel aansluit met deze borstwering.
4.8.42.[gedaagde] betwist dit niet, maar stelt niet in de gelegenheid te zijn gesteld dit te herstellen, net als bij de los gekomen gevelplanken.
4.8.43.De rechtbank gaat aan dit verweer van [gedaagde] voorbij op dezelfde grond als in de kwestie van de los gekomen gevelplanken (r.o. 4.8.23). Het plaatsen van het bedoelde raam behoorde tot de opdracht van [gedaagde]. Dit moet deugdelijk worden uitgevoerd. Als vast komt te staan dat het ontbreken van wapening in de betonnen randbalk aan [gedaagde] is te wijten, is [gedaagde] ook aansprakelijk voor het door het wijken van de borstwering ontstane gebrek in de aansluiting tussen het raam en de borstwering. Voor het geval dit komt vast te staan, zal de rechtbank reeds nu, uit proces-economische overwegingen de deskundige(n) vragen de kosten van herstel naar het prijspeil van omstreeks 2010 te begroten.