ECLI:NL:RBZWB:2014:3202

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
C/02/272431 / HA ZA 13-865
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar geschiktheid van grond voor aspergeteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2014 een vonnis gewezen in een civiele procedure betreffende de geschiktheid van een toegedeelde kavel voor aspergeteelt. De reclamant, vertegenwoordigd door advocaat mr. Th.J.H.M. Linssen, heeft een verzoek ingediend om deskundigen te benoemen die de drainage en geschiktheid van de grond kunnen beoordelen. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 12 december 2013, vastgesteld dat zij onvoldoende informatie had over de benodigde drainage om de kavel geschikt te maken voor aspergeteelt. De reclamant stelde voor om drie deskundigen te benoemen, terwijl de landinrichtingscommissie (lic) van mening was dat één deskundige volstond. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om één deskundige te benoemen, Dhr. F. Brouwer van Alterra – Wageningen UR, om de vragen omtrent de drainage en geschiktheid van de kavel te beantwoorden. De rechtbank heeft de deskundige specifieke vragen voorgelegd, waaronder de wijze van drainage en de noodzaak van ophoging van de kavel. Tevens is er een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld en zijn er verplichtingen voor partijen geformuleerd met betrekking tot de medewerking aan het onderzoek. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het deskundigenonderzoek en dat niet-naleving kan leiden tot nadelige gevolgen voor de desbetreffende partij. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats: Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/272431 / HA ZA 13-865
bezwaarnummer: 55
Vonnis van 14 mei 2014
in de zaak van
[reclamant],
wonende te [adres] ,
reclamant,
advocaat mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg,
tegen
De door de landinrichtingscommissie voor de ruilverkaveling “ [kavel] ” opgestelde lijst der geldelijke regelingen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 december 2013
  • B16 Niet geregeld verzoek ingediend door reclamant
  • Brief van 8 april 2014 zijdens de landinrichtingscommissie – verder lic –.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het verdere geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
Bij tussenvonnis van 12 december 2013 heeft de rechtbank overwogen dat zij zich onvoldoende ingelicht acht met betrekking tot de wijze waarop kavel [A] gedraineerd moet worden om deze over een oppervlakte van 2.18 ha op vergelijkbare wijze als kavel [B] geschikt te maken voor aspergeteelt en met betrekking tot de daaraan verbonden kosten. De rechtbank heeft overwogen dat zij een onafhankelijk deskundige zal benoemen. De rechtbank heeft reclamant en de lic in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten met betrekking tot het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n). Partijen hebben vervolgens overleg gevoerd. Partijen zijn het niet eens geworden, ook niet over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n).
2.2.
Reclamant is van mening dat er minimaal twee deskundigen benoemd moeten worden, één deskundig op het gebied van aspergeteelt en één deskundig op het gebied van drainage en bodemkunde. Reclamant is het niet eens met het standpunt van de lic dat benoeming van één deskundige op het gebied van bodemkunde volstaat, omdat die deskundige geen expertise op het gebied van aspergeteelt en drainage bezit. Om afdoende te worden voorgelicht stelt reclamant dan ook voor om drie deskundigen te benoemen; één deskundige voor te dragen door de lic, een aspergeteeltdeskundige voor te dragen door reclamant en een drainagedeskundige eveneens voor te dragen door reclamant. Reclamant stelt voorts dat gelet op de omvang van het onderzoek in relatie tot het belang voor reclamant de kosten, ook in geval van benoeming van drie deskundigen, beperkt en alleszins redelijk zijn. Reclamant draagt drie deskundigen voor, waarvan twee deskundigen die over specialistische kennis beschikken op het gebied van aspergeteelt en één deskundige die over specialistische kennis op het gebied van drainage beschikt en tevens bodemkundige is
2.3.
De lic stelt dat, gelet op de door de deskundigen te beantwoorden vraag en uit het oogpunt van proces-economie, met het benoemen van één deskundige kan worden volstaan. De lic stelt dat reclamant een deskundigenonderzoek wil dat inzicht geeft in de te treffen maatregelen om de kavel optimaal geschikt te maken voor de aspergeteelt. De lic betwist dat een dergelijk onderzoek zou moeten plaatsvinden. Het is volgens de lic niet de vraag welke werkzaamheden op de toegedeelde kavel moeten worden verricht om een optimaal voor de aspergeteelt geschikt perceel te verkrijgen, maar welke werkzaamheden moeten worden verricht om voor een oppervlakte van 2.18 ha dezelfde mate van geschiktheid te krijgen als de ingebrachte kavel [B] . Die beoordeling moet volgens de lic geschieden vanuit de bodem- en grondwatersituatie, waarbij de deskundige naast bodem- en grondwaterkennnis dient te beschikken over kennis van de fysiologie/groeiplaatscondities van de aspergeplant. De lic stelt een deskundige voor op het gebied van bodem, water en agrohydrologie.
2.4.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 12 december 2013 – zakelijk weergegeven – overwogen, dat kavel [A] in de staat waarin deze is toegedeeld niet geschikt is te maken voor aspergeteelt terwijl de ingebrachte kavel [B] wel voor de aspergeteelt geschikt te maken was. Om de toedeling gelijk te maken met de inbreng moet van kavel [A] met een oppervlakte van 2.18 ha, onder andere door het aanbrengen van drainage en eventueel (verder) ophogen, in een vergelijkbare staat gebracht worden met kavel [B] ten tijde van de inbreng, zodanig dat deze op gelijke wijze als kavel [B] voor aspergeteelt geschikt te maken is. Kavel [B] was ten tijde van de inbreng ook (nog) niet (optimaal) geschikt voor de aspergeteelt. Ook aan die kavel hadden, om dat te bereiken, nog werkzaamheden verricht moeten worden.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande en op hetgeen in het vonnis van 12 december 2013 overigens met betrekking tot het deskundigenonderzoek is overwogen, aan de deskundige de volgende vragen voorleggen:
Op welke wijze moet kavel [A] gedraineerd worden om deze over een oppervlakte van 2.18 ha in dezelfde staat (dat wil zeggen in de staat van “geschikt te maken voor de aspergeteelt”) te brengen als kavel [B] was ten tijde van de inbreng?
Moet de kavel [A] , om aspergeteelt daarop mogelijk te maken, gelet op de toegestane drainagediepte, (verder) opgehoogd worden?
Is er ingevolge de geldende Keur van het Waterschap een vergunning vereist voor het aanleggen van drainage?
Zo ja,
4. Wie komen voor vergunningverlening in aanmerking?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
De rechtbank merkt op dat de deskundige bij beantwoording van vraag 1 uit dient te gaan van de mogelijkheden die de nu geldende keur van het Waterschap biedt met betrekking tot aan te leggen drainage.
2.5.
De rechtbank is van oordeel, dat gelet op het belang van de zaak, het betreft het draineren van een oppervlakte van 2.18 ha en eventueel (verder) ophogen, en de door de deskundige te beantwoorden vragen, benoeming van één deskundige volstaat. Specifieke kennis op het gebied van aspergeteelt is naar het oordeel van de rechtbank in het kader van dit onderzoek niet vereist. De rechtbank zal ter beantwoording van de vorenstaand onder punt 2.4 geformuleerde vragen tot deskundige benoemen:
Dhr. F. Brouwer,
Team Soil Geography
Alterra – Wageningen UR
Postbus 47
6700 AA Wageningen
[telefoonnummer/emailadres]
De deskundige heeft desgevraagd verklaard bereid te zijn om tot deskundige te worden benoemd en vrij te staan.
2.6.
In de vorige beslissing is al aangekondigd door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden gedeponeerd.
2.7.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.8.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. De beslissing over de partij die het voorschot moet betalen, moet worden aangemerkt als een beslissing in het kader van de voortgang en de instructie van de zaak waartegen geen appel mogelijk is.
2.10.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door één deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Op welke wijze moet kavel [A] gedraineerd worden om deze over een oppervlakte van 2.18 ha in dezelfde staat (dat wil zeggen in de staat van “geschikt te maken voor de aspergeteelt”) te brengen als kavel [B] was ten tijde van de inbreng?
Moet de kavel [A] , om aspergeteelt daarop mogelijk te maken, gelet op de toegestane drainagediepte, (verder) opgehoogd worden?
Is er ingevolge de geldende Keur van het Waterschap een vergunning vereist voor het aanleggen van drainage?
Zo ja,
4. Wie komen voor vergunningverlening in aanmerking?
5. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
Dhr. F. Brouwer,
Team Soil Geography
Alterra – Wageningen UR
Postbus 47
6700 AA Wageningen
[telefoonnummer/emailadres]
.
het voorschot
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.4.
bepaalt dat de Landinrichtingscommissie het voorschot dient
over te maken op rekeningnummer 56.99.90.653 ten name van MvJ 543 onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport" en het zaak- en rolnummer, en wel
binnen twee wekenna een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat de Landinrichtingscommissie haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot
een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
1 oktober 2014,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Landinrichtingscommissie op een termijn van vier weken,
3.15.
de rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk, mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2014.
MdB