ECLI:NL:RBZWB:2014:3081

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
STR-13_700266
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op echtgenote met voorbedachte raad en zware mishandeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2014, staat de verdachte terecht voor poging tot moord op zijn echtgenote en zware mishandeling. De feiten dateren van 10 augustus 2013, toen de verdachte in Heinkenszand zijn echtgenote met een mes meerdere malen in de borst en hals stak, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een klaplong. De rechtbank oordeelt dat de verdachte met voorbedachte raad handelde, gezien de omstandigheden en zijn gedrag voorafgaand aan de steekpartij. De verdachte had de gelegenheid om na te denken over zijn daden, maar besloot toch om zijn echtgenote te verwonden. De rechtbank acht de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, evenals de zware mishandeling, waarbij de verdachte zijn echtgenote met een hamer en zijn vuisten heeft geslagen, wat leidde tot blijvend letsel aan haar linker duim. De rechtbank legt een gevangenisstraf van acht jaar op, waarbij rekening wordt gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, zijn echtgenote, voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700266-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 mei 2014
in de strafzaak tegen
[naam]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd te Middelburg
raadsvrouw mr. C.E.J.E. Kouijzer, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 april 2014, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 312 van het wetboek van strafvordering (cursief in de tekst opgenomen). Verdachte wordt, met inachtneming hiervan, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of de keel en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te steken en/of snijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (één of meer (diepere) steek- en/of snijwond(en) in het lichaam), heeft toegebracht, door deze opzettelijk,
na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of de keel en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te steken en/of snijden;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk,
na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of de keel en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) te steken en/of snijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer] op een stoel heeft gezet, dan wel heeft laten plaatsnemen (nadat zij door verdachte was mishandeld), en/of haar meermalen, althans eenmaal, heeft teruggeduwd en/of terug plaats heeft laten nemen in die voornoemde stoel en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, mondeling heeft toegevoegd: 'Blijf zitten', althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, aan een persoon (te weten
zijn echtgenote[slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (afgestorven deel linker duim welke gedeeltelijk geamputeerd wordt), heeft toegebracht, door deze
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een hamer/moker/knuppel, althans een dergelijkhard voorwerp en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn vuist(en), op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door deze opzettelijk,
na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een hamer/moker/knuppel, althans een dergelijkhard voorwerp en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn vuist(en), op en/of tegen het hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen) van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank gaat voor de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangezien verdachte bij herhaling heeft verklaard dat hij zich delen van wat op 10 augustus 2013 is gebeurd niet meer kan herinneren en de verklaringen van aangeefster over de feitelijke gang van zaken worden ondersteund door de resultaten van het sporenonderzoek en het medische onderzoek van aangeefster, gaat de rechtbank bij de vaststelling van de feiten, daar waar de verklaringen van verdachte en aangeefster van elkaar afwijken uit van de verklaringen van aangeefster, behalve voor zover de afwijkende verklaringen van verdachte door andere bewijsmiddelen worden ondersteund.
Verdachte en aangeefster krijgen in 2005 een relatie. Zij trouwen en krijgen hun thans driejarige zoontje. Begin 2013 ontstaan relatieproblemen en vanaf mei 2013 is gesproken over een echtscheiding [2] . Ten tijde van het ten laste gelegde slaapt verdachte, als aangeefster thuis slaapt, al enige tijd beneden op de bank. Als aangeefster niet thuis is, slaapt hij boven [3] .
In de nacht van 9 op 10 augustus 2013 slaapt verdachte thuis. Aangeefster komt in de ochtend van 10 augustus 2013 rond 06:30 uur thuis van een avond stappen. Ze gaat naar boven, waarna verdachte ook naar boven gaat, omdat hij met haar wil praten over hun zoontje. Aangeefster geeft aan niet te willen praten en gaat slapen.
Om 08:00 uur wordt het zoontje wakker. Verdachte gaat met hem naar zijn ouders, waar hij om ongeveer 09:15 uur aankomt. Hij praat met zijn vader over de relatieproblemen met aangeefster. Om 10:30 uur gaat verdachte naar huis. Het zoontje blijft spelen bij opa en oma. Tussen 11:30 uur en 11:45 uur komt verdachte thuis. Hij gaat via de poort naar de tuin en de deur van de bijkeuken naar binnen. De poort en de deur van de bijkeuken doet hij op slot. Hij drinkt dan een kop koffie en rookt een sigaret. Daarna gaat hij wederom naar boven omdat hij met aangeefster wil praten over de echtscheiding. Ze slaapt nog. Hij wrijft over haar arm om haar wakker te maken. Aangeefster wordt wakker en zegt: “laat me slapen” [4] , [5] , [6] . [7] . Aangeefster voelt een klap op haar rug en klappen op haar hoofd [8] . Verdachte slaat haar met zijn vuisten op het hoofd [9] . Ook slaat hij haar met een hamer op haar hoofd [10] . De kop van de hamer vliegt daarbij van de steel [11] + [12] . Aangeefster heeft haar hoofd met beide handen beschermd, waarbij haar linker duim zodanig gewond is geraakt dat de top van de duim nog maar net aan de duim vast zit [13] . Er ontstaat een worsteling tussen verdachte en aangeefster. Op een gegeven moment ziet aangeefster kans om naar beneden te rennen. Ze rent via de woonkamer en de keuken naar de bijkeuken en wil via de achterdeur weggaan. Deze is echter op slot. Verdachte rent haar achterna en in de bijkeuken pakt hij haar bij haar bovenarmen vast en brengt haar naar de nagelsalon van aangeefster [14] , naast de bijkeuken. Ze moet van verdachte op een stoel gaan zitten en daar blijven zitten [15] + [16] . Aangeefster bloedt dan hevig uit een hoofdwond [17] en ze ziet dat haar linker duim ernstig gewond is. Ze vraagt of verdachte haar naar het ziekenhuis wil brengen omdat ze erge hoofdpijn heeft en omdat haar duim er bijna af ligt. Ze heeft veel pijn en huilt. Ze laat haar linker duim zien aan verdachte. Verdachte zegt dat aangeefster haar mond moet houden en dat hij na moet denken [18] . Hij zegt dat hij gek van haar wordt. Hij gooit aangeefster een theedoek uit de keuken toe en zegt dat zij deze om haar duim moet wikkelen. Verdachte gaat dan weer terug naar de keuken. Hij gaat daar zitten, rookt sigaretten, vraagt haar het wachtwoord van haar laptop, en opent de laptop van aangeefster. Voorts pakt verdachte gedurende de tijd dat aangeefster op de stoel zit geld uit haar portemonnee en gaat hij naar boven om een ander shirt aan te doen. [19] Ook pakt hij op enig moment een mes uit de keukenlade dat hij in zijn kontzak stopt [20] . Op een gegeven moment rijdt aangeefster de salonstoel een stukje naar voren. Verdachte roept dan meteen dat ze moet blijven zitten. [21] Aangeefster probeert zeker drie keer om van de stoel af te komen. Verdachte zegt steeds dat ze moet blijven zitten en hij duwt haar dan terug [22] . Op enig moment loopt verdachte van de keuken naar de nagelsalon en vraagt of aangeefster straks contact opneemt met zijn ouders, omdat hun zoontje daar is. Hij zegt dat hij 112 gaat bellen omdat hij er dan niet meer zou zijn [23] + [24] . Aangeefster zegt dat hun zoontje twee ouders nodig heeft [25] + [26] . Verdachte zegt dat ze moet stoppen met huilen. Terwijl hij dat zegt ziet aangeefster woede in zijn ogen. Verdachte gaat naar de keuken en komt terug. Hij draait de stoel heel rustig om naar de spiegel [27] en wrijft met zijn hand over het gezicht van aangeefster en kust haar op de wang. Hij zakt met zijn hand door naar de keel van aangeefster en knijpt haar keel dicht. Ze krijgt weinig lucht [28] en het wordt zwart voor haar ogen [29] . De stoel draait dan iets naar rechts en aangeefster ziet kans om weg te rennen. Ze rent via de bijkeuken en de keuken naar de woonkamer. Daar springt ze tegen het raam van de voorzijde van de woonkamer met de bedoeling daar doorheen te springen [30] . Dit lukt niet en aangeefster valt in de vensterbank. Ze wil nog een bloempot pakken. Verdachte staat dan achter haar en draait haar om naar zich toe. Hij steekt haar in haar borst [31] . Hij steekt aangeefster daarna nog diverse malen. Tijdens het verweren raakt aangeefster gewond aan haar rechterhand. Verdachte raakt aangeefster voornamelijk in haar bovenlichaam, waaronder haar hals [32] . Op enig moment stopt verdachte met steken en loopt naar de keuken. Aangeefster rent dan naar de gang, opent het bovenste deel van de voordeur en klimt naar buiten.
Een buurvrouw ziet omstreeks 12:35 uur dat een vrouw gillend en bloedend over straat loopt. Om 12:43 uur belt verdachte vanuit zijn auto naar zijn ouders. Omstreeks 12:45 uur komt bij de gemeenschappelijke meldkamer van de politie een melding binnen dat in Heinkenszand een vrouw zou zijn neergestoken door haar echtgenoot [33] .
Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts blijkt dat bij aangeefster de volgende letsels zijn geconstateerd: een bloeduitstorting op het achterhoofd, snijwonden in keel en hals, steekverwondingen aan de voorzijde van de borstkas aan linker en rechter zijde met een klaplong links welke door een drain is behandeld, een open en meervoudige breuk van het laatste kootje van de linker duim met verwoesting van het nagelbed, nagelbedletsel op de rechterduim, een breuk van het middelste kootje van de rechter wijsvinger, een steekwond links op de rug naast de wervelkolom, een polsbreuk links, en een schaafwond op de linkerknie. Voor de steekletsels is aangeefster behandeld op de intensive care. Ze is aan de handletsels geopereerd door een plastisch chirurg. Er zou blijvend functieverlies aan vingers en handen kunnen blijven bestaan. [34] Voorts is in het proces-verbaal van bevindingen in het derde aanvullend dossier omschreven wat het letsel was. De bij dit proces-verbaal gevoegde foto’s laten het letsel zien vlak na 10 augustus 2013 en het verloop van de genezing tot en met 12 november 2013. Op de foto’s van laatstgenoemde datum is te zien dat aangeefster littekens heeft van de steekverwondingen aan haar arm, hals, rug, borst en rechterarm. Voorts is haar rechter wijsvinger vergroeid door de breuk en is het bovenste kootje van haar linker duim geamputeerd. [35] Blijkens de toelichting op de vordering benadeelde partij heeft aangeefster een week op de intensive care van het ziekenhuis gelegen en is zij daarna overgeplaatst naar een revalidatiecentrum, waar zij tot 6 september 2013 heeft verbleven. De revalidatie is thuis voortgezet en duurt nog altijd voort.
Ten aanzien van feit 1
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft aangeefster met een keukenmes tenminste zes keer in de hals, in de hand, in de rug en in de romp gestoken. Door deze steken is een vitaal orgaan van aangeefster geraakt, te weten haar long. Uit het rapport van de forensisch arts blijkt dat met kracht is gestoken: de diepte van het steekkanaal zal minimaal 8 tot 9 centimeter moeten hebben bedragen om tot in de borstholte te kunnen reiken.
Verdachte heeft volstrekt willekeurig met het mes op aangeefster ingestoken. Daarmee was het risico van het toebrengen van fataal letsel bijzonder groot. Deze omstandigheid en onder meer de genoemde medische informatie, leiden tot het oordeel dat het handelen en de opzet van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op het doden van aangeefster. Uit het rapport van het NFI volgt dat door het steken in de hals en de borstkas perforaties zijn ontstaan die elk op zich fataal hadden kunnen zijn geweest.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. In deze zaak is met name van belang hetgeen gebeurt nadat aangeefster voor de eerste keer het door verdachte uitgeoefende geweld weet te ontvluchten. Zij kan de woning niet uit omdat alle deuren zijn afgesloten. Verdachte zet haar neer in een stoel in de nagelsalon. Verdachte zegt dat hij moet nadenken en dat aangeefster stil moet zijn. Hij zondert zich af in de keuken. Dan komt de tweede vluchtpoging en de steekpartij in de woonkamer.
Dit alles beschouwend is niet gebleken dat sprake is van enige plotselinge hevige drift bij verdachte. Hij heeft juist welbewust en rationeel gehandeld. Aangeefster is tweemaal gevlucht en verdachte heeft haar tweemaal niet laten gaan en heeft het geweld voortgezet. Daaruit blijkt de intentie van verdachte om aangeefster definitief uit te schakelen. Verdachte heeft verschillende dingen gedaan die wijzen op een intact denkvermogen en de mogelijkheid tot reflectie: hij zondert zich af, probeert in te breken op de laptop van aangeefster, trekt zijn bebloede kleding uit en stopt deze in de was en pakt geld uit de portemonnee van aangeefster omdat zij immers ook eerder geld van hem uit zijn auto had gepakt. Het is daarom niet aannemelijk dat besluitvorming en uitvoering hebben plaatsgevonden in een plotselinge hevige drift die eraan in de weg heeft gestaan dat verdachte de consequenties van zijn daden kon overdenken en overzien.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte niet de opzet had om aangeefster te doden. Van de geconstateerde inwendige letsels had alleen de klaplong de potentie om dodelijk te verlopen. De kans op een dodelijke afloop was echter klein, aldus het NFI-rapport. Uit deze feiten kan niet worden afgeleid dat de gedragingen van de verdachte zozeer gericht waren op het mogelijke gevolg – de dood van aangeefster – dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Voorts is geen sprake van voorbedachte raad. Na het gebeuren boven waren aangeefster en verdachte beneden. Verdachte wilde weggaan om zichzelf van het leven te beroven. Hij werd gek van haar gehuil. Hij gaf aan dat hij 112 voor haar zou bellen en dat hun zoontje bij zijn ouders was. Zij moest hen maar bellen, hij zou er niet meer zijn. Toen aangeefster hem er bij herhaling op wees dat hun zoontje zowel een moeder als een vader nodig had en zij hem ervan wilde overtuigen geen zelfmoord te plegen en zij maar bleef hyperen, huilen en gillen, werd hij plotseling ongekend driftig. Het mes dat hij bij zich had gestoken om zichzelf wat aan te doen heeft hij vervolgens in een opwelling tegen haar gebruikt. De verdediging meent dan ook dat het steken is gebeurd in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, en bepleit vrijspraak van het primair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het ten laste gelegde verwijt ziet op de handelingen waarbij verdachte aangeefster heeft gestoken met een mes in haar borst en hals en/of overige lichaamsdelen. Blijkens de hierboven opgenomen feiten en omstandigheden speelde deze handelingen zich af in de woonkamer, nadat aangeefster van de nagelsalon naar de woonkamer was gerend. In de nagelsalon heeft verdachte tegen aangeefster gezegd dat zij zijn ouders moest bellen omdat hun zoontje daar was, en dat hij een einde aan zijn leven ging maken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte op dat moment nog niet het plan had opgevat om aangeefster van het leven te beroven. Aangeefster zegt dan dat hun zoontje beide ouders nodig heeft. Verdachte gaat daarop naar de keuken, komt terug in de nagelsalon, draait de stoel waarin aangeefster zit rustig naar de spiegel en wrijft met zijn hand over haar wang. Hij gaat met zijn hand naar beneden en knijpt aangeefsters keel dicht, zodanig dat het zwart wordt voor haar ogen. Aangeefster weet dan te ontsnappen uit de stoel. Verdachte gaat direct achter haar aan en als hij bij haar komt in de woonkamer steekt hij haar meermalen met een mes, onder meer in de borst en in de hals. Hij steekt zo hard dat haar long wordt geraakt.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel of sprake was van een poging tot moord, en derhalve haar oordeel over de voorbedachte raad, dit geheel van feiten.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap kan geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
Hoewel verdachte kennelijk aanvankelijk niet van plan was om aangeefster van het leven te beroven, wordt dit anders op het moment dat zij de opmerking plaatst dat hun zoontje beide ouders nodig heeft. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de tijdspanne van die opmerking van aangeefster, het lopen naar de keuken en weer terug naar de salon tot aan het dichtknijpen van de keel voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen besluit. Er was dan ook geen sprake van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering en de gelegenheid tot beraad is ook niet pas tijdens de uitvoering van het besluit ontstaan. De gedragingen van verdachte nadat hij terugkomt uit de keuken duiden niet op een plotselinge hevige drift: hij draait de stoel rustig richting de spiegel, hij wrijft met zijn hand over het gezicht van aangeefster en kust haar wang. Zijn hand glijdt dan door naar haar hals en verdachte knijpt dan vol in haar keel. De rechtbank is op grond van deze feiten van oordeel dat verdachte in de tijd dat hij zich kon beraden op zijn besluit, het besluit tot het om het leven brengen van aangeefster heeft genomen. Hij voerde dit besluit uit door haar keel dicht te knijpen. Toen aangeefster wist te ontsnappen zette hij de uitvoering van dat besluit voort door haar in de woonkamer met een mes in de borst en de hals te steken. Dat de aanvankelijke intentie van verdachte om zichzelf om het leven te brengen nadat hij de hulpdiensten voor aangeefster zou hebben gewaarschuwd is gewijzigd en verdachte heeft besloten in plaats daarvan aangeefster van het leven te beroven, wordt ondersteund door het feit dat verdachte, nadat hij aangeefster had achtergelaten en de woning had verlaten wél telefonisch contact heeft opgenomen met zijn vader, maar niet 112 heeft gebeld.
Blijkens het rapport d.d. 26 maart 2014 van het NFI had de klaplong de dood van aangeefster tot gevolg kunnen hebben, indien medische hulp niet, dan wel met veel vertraging was bereikt [36] . Gelet op het letsel dat verdachte aangeefster reeds had toegebracht is het zeker niet ondenkbaar dat zij de woning niet had kunnen ontvluchten. Aangezien verdachte de woning verliet zonder dat hij 112 had gebeld, was de kans dat aangeefster zou overlijden derhalve aanzienlijk. Gelet op de verklaring van de vader van verdachte verkeerde verdachte zelf in de veronderstelling dat hij haar had gedood. Aangeefster is diverse malen gestoken in de hals- en borststreek. Perforatie van de halsslagader en van het hart verloopt vaak fataal, aldus voornoemd NFI-rapport [37] .
Nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte met voorbedachte raad heeft geprobeerd aangeefster van het leven te beroven, is de rechtbank daaruit voortvloeiend tevens van oordeel dat hij het opzet hiertoe had. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook dit feit heeft begaan en baseert zich daarbij vooral op de verklaring van aangeefster. Voor de beoordeling van dit feit dient uitgegaan te worden van het geheel van feiten en omstandigheden. De door aangeefster geschetste situatie, die drie kwartier tot een uur heeft geduurd, is zodanig dwingend en bedreigend geweest dat van aangeefster in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij zich kon onttrekken aan deze situatie. Zij kon de stoel in de salon en daarmee haar woning, mede gelet op het feit dat de deuren waren afgesloten, niet vrijelijk verlaten, zodat geconcludeerd kan worden dat het opzet van verdachte op dat moment hierop gericht is geweest. Aangeefster heeft daarnaast twee keer geprobeerd te vluchten waarop verdachte telkens achter haar aan kwam en de aanval voortzette. De verklaring van verdachte dat hij niet wilde dat aangeefster van haar stoel kwam omdat ze niet zou kunnen staan is ongeloofwaardig, gezien ook wat daaraan vooraf is gegaan en wat erop is gevolgd.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte doet thuis uit gewoonte alle deuren op slot. Toen aangeefster aangaf dat zij naar het ziekenhuis wilde vanwege haar verwondingen, stond zij te tollen op haar benen. Verdachte wilde daarom niet dat zij opstond. Ze was draaierig en misselijk en hij heeft haar naar de nagelstudio gebracht. Dat zij van hem niet mocht opstaan heeft hiermee te maken. Hij heeft haar terug plaats laten nemen in de stoel om te voorkomen dat zij zou vallen. Hij wilde weg en zou dan 112 voor haar bellen. De verdediging bepleit daarom vrijspraak.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij aangeefster liet plaatsnemen in de salonstoel en dat hij wilde dat ze daar bleef zitten in verband met haar lichamelijke conditie – waarvoor hij zelf verantwoordelijk was – niet geloofwaardig. Als hij werkelijk zo bezorgd was om haar toestand, dan zou het voor de hand hebben gelegen dat hij meteen 112 had gebeld, zoals zij had gevraagd. Dit heeft hij niet gedaan en hij heeft haar later zelfs nog zwaarder verwond.
Aangeefster moest van verdachte in de stoel gaan zitten en mocht deze stoel niet verlaten. Dit was geruime tijd het geval en hij heeft dat diverse malen verbaal en fysiek duidelijk gemaakt. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
4.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaring van aangeefster en de medische informatie. Verdachte heeft aangeefster met zijn vuisten en met een vuisthamer, althans zeker met de houten steel van die vuisthamer op haar hoofd en lichaam geslagen. Ook zijn haar ruggenwervels beschadigd. Ten gevolge van deze mishandeling heeft aangeefster blijvend letsel opgelopen, in het bijzonder bestaande uit het verlies van een deel van haar linker duim. Dit valt te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
4.8
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ook voor dit feit integrale vrijspraak bepleit. Het zwaar lichamelijk letsel ziet op het afgestorven deel van de linker duim, dat later moest worden geamputeerd.
Voor wat betreft de voorbedachte raad wordt verwezen naar hetgeen onder feit 1 hierover is aangevoerd. Verdachte heeft met de hamer, maar vooral met zijn vuisten geslagen. Verdachte heeft echter niet doelbewust tegen de duim geslagen of gestompt. Hij richtte zich meer op haar hoofd. Het is meer waarschijnlijk dat het letsel is ontstaan toen aangeefster zich probeerde af te weren. Het was niet voorzienbaar dat dergelijk letsel zou ontstaan. Dat er wonden aan armen en handen ontstaan bij het afweren is wel voorzienbaar, maar het afsterven van een gedeelte van een duim is dat niet. Vanwege het ontbreken van opzet op dit letsel dient vrijspraak voor het primair en het subsidiair tenlastegelegde te volgen.
4.9
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat het letsel aan de linker duim kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Het bovenste kootje van deze duim was verbrijzeld. Operatief ingrijpen kon niet voorkomen dat het kootje moest worden geamputeerd, zodat de duim van aangeefster onherstelbaar is beschadigd, hetgeen tevens blijvend functieverlies van de linkerhand met zich mee brengt.
Dit letsel is ontstaan tijdens het eerste geweldsincident in de slaapkamer. Verdachte heeft aangeefster daar met een vuisthamer en vuisten op het hoofd geslagen. Aangeefster heeft zich beschermd met haar handen. Volgens de deskundige Botter van het NFI kan een slag met een vuisthamer het geconstateerde letsel aan de duim veroorzaken: “door de overdracht van grote hoeveelheid energie treedt ook bij geweldsinwerking elders aan het lichaam makkelijk weefselverbrijzeling op, vooral waar botdelen oppervlakkig zijn gelokaliseerd, zoals bijvoorbeeld in handen en vingers”. [38] Ook vuistslagen kunnen volgens Botter weefselverbrijzeling tot gevolg hebben op plaatsen waar botdelen oppervlakkig zijn gelokaliseerd. [39]
De rechtbank overweegt ten aanzien van de voorbedachte raad als volgt. Nadat verdachte na het bezoek aan zijn ouders thuis kwam is hij na enige tijd naar boven gegaan omdat hij weer met aangeefster wilde praten. Boven gekomen heeft hij eerst over haar arm gewreven, omdat hij haar wakker wilde maken om met haar te praten. Toen zij wakker werd en aangaf niet te willen praten werd verdachte boos. Hij is om het bed gelopen en is toen op het hoofd van aangeefster gaan slaan met zijn vuisten en de vuisthamer [40] . Uit de omstandigheid dat verdachte eerst met vuisten heeft geslagen en pas daarna met het zwaardere middel van de vuisthamer leidt de rechtbank af dat hij handelde in een plotselinge hevige drift en dat geen sprake was van een weloverwogen plan om aangeefster te mishandelen. Indien dat laatste het geval was geweest had het meer voor de hand gelegen dat hij aangeefster meteen met de hamer had geslagen. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte handelde met voorbedachte raad. Zij spreekt hem daarom van dit bestanddeel vrij.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm was het door verdachte toegepaste geweld gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, letsel als gevolg van afweren daaronder begrepen. Naar het oordeel van de rechtbank is afweren bij een aanval op het lichaam niet onvoorzienbaar en daarmee evenmin het ontstaan van afweerletsel. Dat het afweerletsel bij aangeefster zo zwaar is hangt samen met de hevigheid van het door verdachte toegepaste geweld en de wapens die hij daarbij heeft gebruikt, te weten zijn vuisten en een vuisthamer. Door het toegepaste geweld was er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm wist verdachte dat de kans op zulk letsel aanmerkelijk was en hij heeft deze willens en wetens aanvaard. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit, behalve de voorbedachte raad, wettig en overtuigend bewezen.
4.1
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair.
op
of omstreeks10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal,met een mes in de borst en
/ofde keel en
/of (het)overig
(e
)lichaam
(sdelen
)te steken en/of snijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op
of omstreeks10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer] op een stoel heeft gezet,
dan wel heeft laten plaatsnemen(nadat zij door verdachte was mishandeld), en
/ofhaar meermalen,
althans eenmaal,heeft teruggeduwd
en/of terug plaats heeft laten nemenin die voornoemde stoel en
/ofdie [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal,mondeling heeft toegevoegd: 'Blijf zitten', althans woorden van gelijke aard
en/of strekking.
3 primair.
op
of omstreeks10 augustus 2013 te Heinkenszand, gemeente Borsele, aan een persoon (te weten zijn echtgenote [slachtoffer]),
opzettelijk en met voorbedachten rade, althansopzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (afgestorven deel linker duim welke gedeeltelijk geamputeerd wordt), heeft toegebracht, door deze
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althansopzettelijk meermalen,
althans eenmaal,met een hamer
/moker/knuppel,
althans een dergelijkhard voorwerpen
/of meermalen, althans eenmaal, metzijn vuist
(en
), op
en/of tegenhet hoofd en
/of (het)overig
(e
)lichaam
(sdelen
)van die [slachtoffer] heeft geslagen en
/ofgestompt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde is op 21 oktober 2013 gerapporteerd door drs. W.J.L. Lander, psycholoog, en op 26 september 2013 door drs. E.D.M. Masthoff, psychiater.
De gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat ten tijde van het ten laste gelegde bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Tevens is sprake van afhankelijke en ontwijkende persoonlijkheidstrekken.
Verdachte was ten tijde van de ten laste gelegde feiten licht verminderd toerekeningsvatbaar, aldus de gedragsdeskundigen.
De rechtbank is op basis van deze adviezen van oordeel dat de feiten aan verdachte licht verminderd kunnen worden toegerekend als gevolg van diens gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze licht verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van verdachte echter niet uit.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft in de bepaling van de strafeis rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft zijn echtgenote in hun eigen woning getracht te vermoorden. De medische verklaringen in het dossier maken duidelijk dat aangeefster ternauwernood aan de dood is ontkomen. Dat zij nog leeft is aan het professionele optreden van de artsen in het ziekenhuis te danken, in het geheel niet aan enig handelen van verdachte.
Aangeefster heeft vijf dagen op de intensive care gelegen en heeft daarna nog drie weken in een revalidatiecentrum verbleven. Ze is nog steeds niet volledig hersteld en dit zal waarschijnlijk ook niet meer gebeuren. Bovendien heeft ze last gekregen van gevoelens van angst en onveiligheid.
Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen aangeefster, maar ook zijn zoontje en schoonfamilie veel leed toegebracht.
Daarnaast schokken dergelijke feiten de rechtsorde en dragen zij bij aan het ontstaan van en het in stand houden van de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Voorts is rekening gehouden met de conclusie van de gedragsdeskundigen dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd dient te worden, en met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Gelet op het voorgaande is slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf passend is. Verdachte heeft veel spijt van hetgeen is gebeurd. De levens van aangeefster en zijn zoontje zijn door zijn toedoen ernstig verstoord. Verdachte voelt zich nog steeds niet veilig voor de vader van aangeefster. Verdachte neemt de bedreigingen van zijn kant zeer serieus. De verdediging heeft verzocht met deze omstandigheid bij de strafoplegging rekening te houden.
De verdediging kan instemmen met het strafadvies zoals gegeven door de gedragsdeskundigen. Een ambulante behandeling bij De Waag gericht op emotieregulatie, impulscontrole en agressieregulatie zou passend zijn. De intake voor de behandeling is vanuit de penitentiaire inrichting al opgestart. Er zou daarnaast een verplicht toezicht door de reclassering dienen te zijn. De reclassering schat het recidiverisico laag tot matig in.
Verdachte heeft een blanco strafblad.
In reactie op de strafeis van de officier van justitie heeft de verdediging verzocht tot matiging van die straf. De verdediging acht een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn echtgenote in hun eigen woning geprobeerd te vermoorden door haar meermalen met een mes te steken. Ook heeft hij haar zwaar mishandeld door met een hamer en vuisten op haar hoofd te slaan, en heeft hij haar van haar vrijheid beroofd in die woning. Deze feiten vonden plaats in de tijdspanne van ruim een half uur. Aangeefster heeft gedurende die tijd doodsangsten uitgestaan. Als gevolg van het handelen van verdachte heeft aangeefster blijvend letsel opgelopen, waaronder littekens op zichtbare plaatsen en is een deel van haar linker duim geamputeerd. Vooral dit letsel vormt voor haar een dagelijkse confrontatie met en een blijvende herinnering aan hetgeen op 10 augustus 2013 heeft plaatsgevonden. Naast dit lichamelijke letsel heeft zij ook psychisch nog steeds last van het incident.
Verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een groot gebrek aan respect voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster; hij heeft daar op brute wijze inbreuk op gemaakt. Verdachtes handelen heeft niet alleen een enorme impact gehad op het leven van aangeefster, maar blijkens de slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering benadeelde partij ook op dat van hun zoontje. Aannemelijk is dat ook voor hem de gevolgen ingrijpend zijn.
Daarnaast moet ook het aantreffen van de zwaargewonde aangeefster op straat voor de omwonenden schokkend geweest zijn.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 26 maart 2014 is verdachte niet eerder veroordeeld in verband met het plegen van strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft in het rapport van 5 november 2013 het recidiverisico en het risico op letselschade ingeschat als laag tot matig. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij de bijzondere voorwaarden van meldplicht en ambulante behandeling worden gesteld.
De rechtbank houdt in de bepaling van de straf rekening met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Gedragsdeskundige Lander heeft in zijn hierboven aangehaalde rapport vermeld dat innerlijke spanning en gevoelens van boosheid en frustratie van belang kunnen zijn voor de kans op recidive. De afwikkeling van de echtscheiding en een bezoekregeling met zijn zoontje zijn andere stresserende factoren die hierin meespelen.
Indien verdachte opnieuw geconfronteerd zou worden met het slachtoffer kan dit opnieuw leiden tot stress en destabilisatie met als gevolg een verhoogd, maar geen hoog, recidiverisico, aldus gedragsdeskundige Masthoff.
Beide gedragsdeskundigen adviseren oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde ambulante behandeling bij een forensische polikliniek en reclasseringstoezicht.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat slechts een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is, waarbij geen ruimte meer is voor een voorwaardelijk deel van deze straf.
De rechtbank acht een gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden, gezien hetgeen hierboven ten aanzien van de feiten en de persoon van verdachte is overwogen. In de vrijspraak voor voorbedachte raad voor feit 3, hetgeen de officier van justitie wel bewezen acht, ziet de rechtbank geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de strafeis, gezien de aard en de ernst van het geheel van de bewezen verklaarde feiten.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert in verband met de feiten 1, 2 en 3 een schadevergoeding van € 42.364,81, te weten € 2.364,81 wegens materiële schade en
€ 40.000,- wegens immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De materiële schade is voldoende inzichtelijk gemaakt en onderbouwd en derhalve volledig toewijsbaar.
Voor wat betreft de immateriële schade zijn de twee aangehaalde zaken uit de Smartengeldgids in voldoende mate vergelijkbaar met deze zaak. Naar redelijkheid en billijkheid is een bedrag van € 30.000,- onder de gegeven omstandigheden op zijn plaats.
Een totaalbedrag van € 32.364,81 is derhalve toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Primair is aangevoerd dat de vordering een onevenredig zware belasting voor het strafproces vormt, zodat tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering wordt geconcludeerd.
Subsidiair zijn bepaalde posten betwist.
  • Het smartengeld. De twee aangehaalde zaken uit de Smartengeldgids zijn ernstiger, terwijl het smartengeld in die zaken beduidend lager is dan hier gevorderd wordt. De verdediging verzoekt een lagere vergoeding dan in de genoemde zaken op te leggen.
  • Medische kosten: de twee niet nagekomen afspraken komen niet voor vergoeding in aanmerking.
  • Reiskosten: alleen de kosten die aangeefster zelf gemaakt heeft komen voor vergoeding in aanmerking.
  • Vergoeding opvang zoon door zus: deze kostenpost staat in een te ver verwijderd verband met de ten laste gelegde feiten. Daarnaast zijn deze kosten nog niet betaald. Deze post dient daarom te worden afgewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is deels voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering deels zal worden toegewezen. Eén van de aangevoerde aspecten ziet echter op het verlies van inkomsten vanwege het verminderde arbeidsvermogen van aangeefster als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Hoewel dit zeker bepaalde immateriële schade tot gevolg kan hebben– wegens het verlies van arbeidsvreugde – , betreft inkomstenderving op zich materiële schade , zodat dit onderdeel voor de onderbouwing van de immateriële schade niet kan worden meegenomen. De rechtbank acht toewijzing van deze schadepost tot een bedrag van€ 25.000,- redelijk en billijk.
Ten aanzien van de materiële schade
- Ziekenhuisdaggeldvergoeding, € 490,-.
De verdediging heeft deze schadepost niet betwist, zodat deze wordt toegewezen.
- Eigen bijdrage WMO, € 53,46.
De verdediging heeft deze schadepost evenmin betwist, zodat deze wordt toegewezen.
- Medische kosten, € 207,61.
De verdediging heeft deze schadepost deels betwist. De rechtbank overweegt dat uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij fysiotherapie had in verband met het letsel dat is ontstaan door de bewezen verklaarde feiten. De gang van zaken rondom het niet nakomen van de twee afspraken is niet bekend, zodat die, mede gelet op het bredere letsel en ook de psychische schade die aangeefster ten gevolge van het feit heeft ondervonden, niet zonder meer ten laste van de benadeelde partij dient te komen. De rechtbank zal daarom deze schadepost in zijn geheel toewijzen.
- Reiskosten in verband met het zoontje van de benadeelde partij, € 242,78.
De verdediging heeft deze schadepost betwist, omdat het geen kosten van de benadeelde partij zelf zijn. De rechtbank overweegt dat deze kosten nauw samenhangen met de bewezen verklaarde feiten. Het zoontje van de benadeelde partij verbleef vanwege de bewezen verklaarde feiten bij de zus van de benadeelde partij. De benadeelde partij was zelf immers niet in staat voor hem te zorgen vanwege de bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij was evenmin in staat haar zoon zelf te vervoeren en van vervoer van en naar het ziekenhuis en het revalidatiecentrum was geen sprake geweest indien de bewezen verklaarde feiten niet hadden plaatsgevonden. De rechtbank wijst deze schadepost daarom toe.
- Reiskosten in 2013 en in 2014 van de benadeelde partij, € 87,79 respectievelijk € 58,17.
De verdediging heeft deze schadepost niet betwist, zodat deze wordt toegewezen.
- Vergoeding opvang zoon door zus, € 1.225,-.
De verdediging heeft deze schadepost betwist. In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze schadepost niet in een te ver verwijderd verband staat tot de bewezen verklaarde feiten. Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank zelfs een direct gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij kon zelf immers langere tijd niet voor haar zoontje zorgen als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij is voor wat betreft de opvang van haar zoontje schadebeperkend opgetreden door deze op te laten vangen door haar zus in plaats van bijvoorbeeld door een kinderdagverblijf. Een kinderdagverblijf rekent een aanzienlijk hoger uurtarief dan nu moet worden betaald. Het enkele feit dat de kosten thans nog niet zijn betaald maakt niet dat de schade niet door de benadeelde partij is geleden. Het zijn kosten die voor haar rekening komen en die zij nog moet betalen. De rechtbank wijst deze schadepost daarom in zijn geheel toe.
Totaal
De rechtbank wijst de vordering derhalve toe tot een bedrag van € 27.364,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 36f, 45, 282, 289 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.10. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: poging tot moord;
feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3 primair: zware mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn
echtgenote;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 (acht) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 27.364,81. waarvan € 2.364,81 ter zake van materiële schade en € 25.000,- ter zake van immateriële schade, , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feiten 1, 2 en 3), € 27.364,81 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 171 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Borm, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.B. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 mei 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Regiopolitie Zeeland, nummer 2013054733.
2.Pagina 47,tweede en vierde alinea.
3.Pagina 324, alinea’s 8 en 9 & pagina 325, alinea’s 1 t/m 4.
4.Pagina 117, alinea 11 t/m pagina 119, alinea 2.
5.Pagina 131, alinea 11.
6.Pagina 132, alinea’s 4 t/m 5 en 10.
7.Pagina 135, elfde alinea.
8.Pagina 15, vijfde alinea.
9.Pagina 132, zevende alinea.
10.Pagina 133, tiende alinea.
11.Pagina 134, de op één na laatste alinea.
12.Foto op pagina 142 van de kop van de hamer naast het bed.
13.Pagina 23, vierde alinea.
14.Pagina 16, vierde alinea.
15.Pagina 16, vierde en vijfde alinea.
16.Pagina 136, dertiende alinea.
17.Kleurenfoto van de stoel met daarop een grote bloedvlek aan de bovenkant van de rugleuning, pagina 14 van 22 van de fotomap bij het proces-verbaal van Forensische Opsporing van 12 november 2013.
18.Pagina 16, vijfde alinea.
19.Pagina 138, laatste alinea.
20.Pagina 137 laatste alinea en pagina139 vijfde alinea
21.Pagina 17, eerste alinea.
22.Pagina 17, vijfde alinea.
23.Pagina 17, vierde alinea.
24.Pagina 137, de op één na laatste alinea.
25.Pagina 23, de op één na laatste alinea.
26.Pagina 137, de op één na laatste alinea.
27.Pagina 23, laatste alinea, en pagina 24, eerste alinea.
28.Pagina 24, derde en vierde alinea.
29.Pagina 17, laatste alinea.
30.Pagina 18, eerste en tweede alinea.
31.Pagina 18, tweede alinea.
32.Pagina 18, vierde en vijfde alinea.
33.Pagina 1, tweede alinea.
34.Pagina 259.
35.Pagina 358 tot en met 393.
36.Rapport van het NFI d.d. 26 maart 2014, opgesteld door forensisch arts KNMG D. Botter, pagina 25 van 26, antwoord onder ‘ad vraag 2a: …. veroorzaken?’.
37.Rapport van het NFI d.d. 26 maart 2014, pagina 24 van 26.
38.Rapport van het NFI d.d. 26 maart 2013, pagina 12 van 26, onder ‘voorwerpbespreking in betreffend kader’.
39.Voornoemd rapport, pagina 14 van 26, laatste alinea, en pagina 15 van 26, eerste alinea.
40.Pagina 134, zevende en negende alinea.