ECLI:NL:RBZWB:2014:2162

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
C/02/278095 / KG ZA 14-116
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Allsafe Mini Opslag VI BV en een gedaagde partij. Allsafe, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.E. Jonen, vorderde de staking of schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 5 februari 2014, waarin de vordering van de gedaagde, die schadevergoeding eiste wegens onrechtmatige verkoop van opgeslagen goederen, bij verstek was toegewezen. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.A.C. Cools, voerde verweer tegen de vordering van Allsafe.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Allsafe een opslagbedrijf is dat opslagunits verhuurt en dat de gedaagde geen contractspartij was van Allsafe, maar dat dit de moeder van de gedaagde was. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde misbruik maakte van zijn bevoegdheid door het vonnis van 5 februari 2014 te executeren, omdat de gedaagde geen reële kans had dat zijn vordering zou worden toegewezen in de verzetprocedure. De voorzieningenrechter heeft daarom de gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging toegewezen en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Allsafe, die zijn begroot op € 1.501,52.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 5 februari 2014 wordt geschorst totdat er een beslissing is genomen in de verzetprocedure die door Allsafe is aangespannen. De rechtbank heeft ook de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met rente en nakosten, indien niet tijdig aan deze veroordeling wordt voldaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/278095 / KG ZA 14-116
Vonnis in kort geding van 28 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALLSAFE MINI OPSLAG VI BV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R.E. Jonen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. I.A.C. Cools te Tilburg.
Partijen zullen hierna ‘Allsafe’ en ‘[gedaagde]’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 maart 2014 met producties 1 tot en met 6,
  • de mondelinge behandeling op 18 maart 2014,
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Allsafe vordert – samengevat – staking dan wel schorsing van de tenuitvoerlegging
van het vonnis van 5 februari 2014 van deze rechtbank (zaak / rolnr: C/02/272754 / HA ZA 13-881) totdat vonnis is gewezen in de verzetprocedure tegen voornoemd vonnis dan wel te bepalen dat tenuitvoerlegging van het vonnis slechts mag plaatsvinden of worden voortgezet tegen zekerheidsstelling, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de nakosten, vermeerderd met rente.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. Allsafe exploiteert een opslagbedrijf. Zij verhuurt opslagunits aan zowel particulieren als aan zakelijke gebruikers.
b. Op 8 juni 2011 heeft Allsafe de inhoud van opslagunit met nummer 0013 bij opbod verkocht wegens een huurachterstand.
c. Bij (herstel)exploot van dagvaarding van 5 november 2013 heeft [gedaagde] jegens Allsafe een procedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt, welke is geadministreerd onder zaak / rolnr: C/02/272754 / HA ZA 13-881. In deze procedure heeft [gedaagde] gevorderd – kort en zakelijk weergegeven –: een veroordeling van Allsafe tot schadevergoeding ad € 60.000,--, vermeerderd met rente en kosten, wegens – naar zeggen van [gedaagde] – onrechtmatige verkoop van aan [gedaagde] in eigendom toebehorende goederen, die waren opgeslagen in de door hem samen met wijlen zijn vader van Allsafe gehuurde opslagunit.
d. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 5 februari 2014 heeft deze rechtbank de vordering van [gedaagde], met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, bij verstek toegewezen (hierna: het vonnis).
e. Bij faxbericht van 7 februari 2014 heeft [gedaagde] het vonnis aan Allsafe doen toekomen.
f. Bij dagvaarding in verzet van 17 februari 2014 heeft Allsafe [gedaagde] gedagvaard tegen de zitting van 26 februari 2014.
g. [gedaagde] heeft daarop bij deurwaardersexploot van 26 februari 2014 het vonnis aan Allsafe doen betekenen. Daarbij is aan Allsafe bevel gedaan om binnen twee dagen aan de inhoud van het vonnis te voldoen. Aangezegd is voorts dat in geval niet wordt voldaan aan het bevel het vonnis ten uitvoer zal worden gelegd door alle middelen rechtens.
3.2.
Allsafe legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] misbruik maakt van
zijn bevoegdheid door het vonnis van 5 februari 2014 te executeren.
3.3.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de gevraagde voorziening en
wordt door [gedaagde] overigens niet betwist.
3.4.
Uitgangspunt is dat [gedaagde] in beginsel gerechtigd is om het uitvoerbaar bij
voorraad verklaard vonnis van deze rechtbank van 5 februari 2014 jegens Allsafe ten uitvoer te leggen. In een executiegeschil als het onderhavige kan de voorzieningenrechter slechts schorsing dan wel staking van de tenuitvoerlegging van een vonnis bevelen als hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
3.5.
Het vonnis van 5 februari 2014 is bij verstek gewezen. Er heeft derhalve, anders
dan de beoordeling of het door [gedaagde] gevorderde onrechtmatig of ongegrond voorkomt, geen beoordeling van de aangevoerde feiten plaatsgevonden en evenmin een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Allsafe heeft voornamelijk inhoudelijke verweren tegen het vonnis aangevoerd. In een executiegeschil als het onderhavige kan echter geen inhoudelijke beoordeling van die verweren plaatsvinden. Dit dient plaats te vinden in de door Allsafe aanhangig gemaakte verzetprocedure. Alleen als duidelijk is dat de door [gedaagde] aangevoerde grond (6:162 BW) voor toewijzing van zijn vordering geen doel zal treffen, zou [gedaagde] misbruik van zijn bevoegdheid maken door het vonnis te executeren. Dit zal het geval zijn als zeer onwaarschijnlijk is dat de rechter na kennisname van het verweer van Allsafe de vordering van [gedaagde] zal toewijzen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet die situatie zich hier voor. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.6.
Op grond van het verhandelde ter zitting en de overgelegde producties kan niet
anders worden geconcludeerd dan dat Allsafe uitsluitend met mevrouw [naam X], zijnde de moeder van [gedaagde], een huurovereenkomst ter zake opslagunit met nummer 0013 heeft gesloten en niet – zoals [gedaagde] stelt – tevens met [gedaagde]. Zo wordt in de onderhandse akte die bij het aangaan van de huur is opgesteld en die uitsluitend door mevrouw [naam X] voor akkoord is ondertekend uitsluitend mevrouw [naam X] als huurder vermeld. Voorts heeft mevrouw [naam X] de verzekering ter dekking van schade aan de opgeslagen goederen afgesloten en heeft [gedaagde] ter zitting erkend dat de huurbetaling die op enig moment is verricht van zijn moeder afkomstig was.
Voorts moet het ervoor gehouden worden dat de opgeslagen goederen, die uiteindelijk door Allsafe zijn verkocht, een waarde van maximaal € 1.000,-- vertegenwoordigden. Zo volgt uit het aanvraagformulier tevens poliscertificaat van de door mevrouw [naam X] afgesloten verzekering dat zij als nieuwwaarde van de opgeslagen goederen een bedrag van € 1.000,-- incl. BTW heeft opgegeven. Uit het proces-verbaal van opname van de inhoud van de betreffende opslagunit van 8 juni 2011, waarin tevens de staat van de aangetroffen goederen is omschreven, kan niet worden afgeleid dat – anders dan [gedaagde] stelt – de opgeslagen goederen een waarde van € 65.000,-- vertegenwoordigden. Volgens Allsafe bedroeg de verkoopopbrengst van de goederen € 1.100,--. Nu Allsafe belang had bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst ter voldoening van haar vordering ter zake van achterstallige huur, die op dat moment volgens Allsafe € 2.272,37 bedroeg, valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat Allsafe geen reële prijs voor de goederen heeft ontvangen. [gedaagde] heeft bovendien op geen enkele wijze onderbouwd, maar ook geen verklaring kunnen geven, waarom de waarde van de opgeslagen goederen 65 maal hoger lag dan de verzekerde waarde.
3.7.
Daargelaten de vraag of [gedaagde] eigenaar van de goederen was, Allsafe heeft dat
immers gemotiveerd betwist, staat vast dat [gedaagde] geen contractspartij van Allsafe was. Dat was mevrouw [naam X]. Ingevolge artikel 4.7 van haar algemene voorwaarden is Allsafe ingeval van betalingsverzuim bevoegd de opgeslagen goederen te gelde te maken. Vast staat dat van betalingsverzuim sprake was. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen zou kunnen worden dat Allsafe wist althans behoorde te weten dat de opgeslagen goederen in eigendom aan [gedaagde] toebehoorden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt dan ook niet in te zien op grond waarvan Allsafe jegens [gedaagde] onrechtmatig zou kunnen hebben gehandeld door verkoop van de opgeslagen goederen, nog daargelaten dat niet is gebleken dat de goederen een waarde van € 65.000,-- vertegenwoordigden.
3.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is evident dat de door [gedaagde]
aangevoerde grond niet tot toewijzing van zijn vordering kan leiden bij kennisname door de rechtbank van het thans door Allsafe gevoerde verweer. Tenuitvoerlegging van het vonnis van 5 februari 2014 door [gedaagde] levert dan ook misbruik van executiebevoegdheid op. De gevorderde schorsing zal daarom worden toegewezen.
3.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de
proceskosten aan de zijde van Allsafe gevallen. De kosten aan de zijde van Allsafe worden begroot op:
- dagvaarding € 77,52
- griffierecht € 608,--
- salaris advocaat
€ 816,--
Totaal € 1.501,52
De verschuldigdheid van de gevorderde rente over de proceskosten en de gevorderde nakosten zullen als niet weersproken worden toegewezen zoals hierna in het dictum verwoord.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 februari 2014 (zaak / rolnr: C/02/272754 / HA ZA 13-881) totdat in de door Allsafe aanhangig gemaakte verzetprocedure is beslist;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van Allsafe gevallen, tot op
heden begroot op € 1.501,52, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten tot de dag der algehele voldoening indien betaling daarvan niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt alsmede te vermeerderen met
€ 131,00 wegens nakosten in geval in deze zaak geen betekening van het vonnis plaatsvindt, of € 199,00 in geval [gedaagde] in gebreke blijft binnen veertien dagen na daartoe te zijn aangeschreven te voldoen aan deze proceskostenveroordeling en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten indien betaling daarvan niet binnen veertien dagen na voormelde aanschrijving plaatsvindt tot de dag der algehele voldoening;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Evers op 28 maart 2014.