ECLI:NL:RBZWB:2014:2143

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_3828
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing op live webcamdiensten vanuit de Filipijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die vanuit Nederland websites exploiteert met live webcambeelden van modellen in de Filipijnen, kreeg een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over de periode van 1 juni 2006 tot en met 31 december 2009. De inspecteur stelde dat de plaats van dienst in Nederland was gelegen, waardoor Nederland heffingsbevoegd was over de omzet van de belanghebbende. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat de plaats van dienst in de Filipijnen lag, wat zou betekenen dat Nederland niet heffingsbevoegd was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende ondernemer is in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en dat hij vermakelijkheidsdiensten verricht. De rechtbank oordeelde dat de plaats waar de diensten feitelijk plaatsvinden, de plaats is waar de afnemers zich bevinden op het moment dat zij de diensten afnemen. Aangezien de afnemers van de webcamdiensten zich in Nederland bevinden, concludeerde de rechtbank dat de diensten in Nederland worden verricht en dat Nederland dus heffingsbevoegd is.

De rechtbank verwierp de stelling van de belanghebbende dat de feitelijke activiteiten in de Filipijnen plaatsvonden, omdat deze activiteiten van de modellen niet de activiteiten van de belanghebbende zelf betroffen. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/3828
uitspraak van 28 maart 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats X] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 juni 2006 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 47.781 opgelegd en tegelijkertijd bij beschikking een boete van € 11.945 en de bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente van € 5.391 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.02.9501).
1.2.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 7 juni 2013 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 9 juli 2013, ontvangen bij de rechtbank op 15 juli 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 160.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2014 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, ter bijstand vergezeld van zijn echtgenote [A] en vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Heerlen, en namens de inspecteur, [verweerder] . Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijkertijd met deze uitspraak is meegezonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende exploiteert vanuit Nederland websites die live erotische webcamsessies aanbieden. Hierbij maakt hij gebruik van web providers. De webcamsessies worden verzorgd door modellen in de Filipijnen. Bezoekers van de websites kunnen tegen betaling live de webcambeelden bekijken. De bezoekers van de website bevinden zich in Nederland.
2.2.
De web providers verstrekken internet accounts aan belanghebbende. Tevens zorgen ze ervoor dat ook de modellen toegang hebben tot deze accounts. De modellen kunnen inloggen op een account van belanghebbende, zodat hun webcams in verbinding komen te staan met de websites van belanghebbende. De web providers maken daarnaast het betalingsverkeer mogelijk. De gebruikers van de diensten betalen per creditcard aan de web providers die vervolgens belanghebbende betalen. Belanghebbende betaalt zijn modellen vervolgens contant uit.
2.3.
Belanghebbende heeft de modellen in de Filipijnen onder contract. Zij zijn met hem een arbeidsovereenkomst aangegaan, waarin richtlijnen zijn opgenomen voor het werk voor belanghebbende. Belanghebbende stelt aan de modellen de benodigde soft- en hardware ter beschikking voor de uitoefening van de online webcamsessies. Daarnaast dienen de modellen verklaringen omtrent het gebruik van het account te ondertekenen voor de web providers.

3.Geschil

3.1.
In geschil is uitsluitend het antwoord op de vraag waar de plaats van dienst is gelegen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de plaats van dienst in de Filipijnen is gelegen. Het gevolg is dat Nederland niet heffingsbevoegd is over de omzet van belanghebbende. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de plaats van dienst in Nederland is gelegen en Nederland dus wel heffingsbevoegd is.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat indien belanghebbende in het gelijk wordt gesteld het beroep gegrond is en de uitspraak op bezwaar, de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente moeten worden vernietigd en indien de inspecteur in het gelijk wordt gesteld het beroep ongegrond is.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat belanghebbende ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 ((tekst tot en met 2009; hierna: de Wet) en dat belanghebbende met de onder de feiten genoemde activiteiten vermakelijkheidsdiensten verricht als bedoeld in artikel 6, tweede lid, sub c, onder 1o, van de Wet. De rechtbank acht dit, mede gelet op arresten van de Hoge Raad van 21 september 1994, nr. 29 792, BNB 1995/2, en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 15 maart 2001, C-108/00 (CPI), V-N 2001/22.16, juist en volgt partijen hierin.
4.2.
Vermakelijkheidsdiensten worden op grond van artikel 6, tweede lid, sub c onder 1o, van de Wet, verricht op de plaats waar de activiteiten of werkzaamheden feitelijk plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbendes activiteiten bestaan uit het aanbieden van webcambeelden aan de afnemers via de door belanghebbende geëxploiteerde websites. De afnemers van deze dienst zijn gevestigd in Nederland zodat er vanuit gegaan moet worden dat de dienst in Nederland wordt verricht. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam, 24 mei 2010, nr. 11/00577, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW7937. Daarin heeft het hof als volgt overwogen: ‘
Vermakelijkheidsdiensten worden verricht op de plaats waar de vermakelijkheidsactiviteiten feitelijk plaatsvinden (artikel 6, tweede lid, onderdeel c, onder 1, van de Wet (oud)). Met betrekking tot de door belanghebbende verrichte diensten is het Hof van oordeel dat als plaats waar de diensten feitelijk plaatsvinden heeft te gelden de plaats waar degenen aan wie de diensten worden verricht zich bevinden op het moment dat zij het aangebodene bekijken.’De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat de plaats van de door belanghebbende aangeboden diensten in Nederland is gelegen.
4.3.
De rechtbank verwerpt belanghebbendes stelling dat de feitelijke activiteiten bestaan uit de door de modellen verrichte activiteiten voor de camera en dat om die reden de feitelijke activiteiten plaatsvinden in de Filipijnen. Dit zijn immers de activiteiten van de modellen en niet die van belanghebbende. Belanghebbende verwijst ook nog naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 1 februari 2012, nr. 11/00311, ELCI:GHSHE:2011:BV2484. Met betrekking tot laatstgenoemde uitspraak merkt de rechtbank op dat het in die zaak beoordeelde geval afwijkt van de onderhavige zaak zodat de rechtbank het daar gegeven oordeel te dezen niet bepalend acht.
4.4.
Gelet op het vorenstaande oordeel moet het beroep ongegrond worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 maart 2014 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.C. van Hooft, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.