In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die vanuit Nederland websites exploiteert met live webcambeelden van modellen in de Filipijnen, kreeg een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over de periode van 1 juni 2006 tot en met 31 december 2009. De inspecteur stelde dat de plaats van dienst in Nederland was gelegen, waardoor Nederland heffingsbevoegd was over de omzet van de belanghebbende. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat de plaats van dienst in de Filipijnen lag, wat zou betekenen dat Nederland niet heffingsbevoegd was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende ondernemer is in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en dat hij vermakelijkheidsdiensten verricht. De rechtbank oordeelde dat de plaats waar de diensten feitelijk plaatsvinden, de plaats is waar de afnemers zich bevinden op het moment dat zij de diensten afnemen. Aangezien de afnemers van de webcamdiensten zich in Nederland bevinden, concludeerde de rechtbank dat de diensten in Nederland worden verricht en dat Nederland dus heffingsbevoegd is.
De rechtbank verwierp de stelling van de belanghebbende dat de feitelijke activiteiten in de Filipijnen plaatsvonden, omdat deze activiteiten van de modellen niet de activiteiten van de belanghebbende zelf betroffen. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.