ECLI:NL:RBZWB:2014:1703

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
2476472_E13032014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit uitbreiding incassoprocedure door kleine Vereniging van Eigenaren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appartementseigenaar, aangeduid als '[verzoeker]', en de kleine Vereniging van Eigenaren, aangeduid als '[verweerder]'. Het geschil betreft de vernietiging van een besluit van de [verweerder] dat op 23 september 2013 is genomen, waarbij de incassoprocedure tegen [verzoeker] werd uitgebreid met betrekking tot achterstallige bijdragen voor het jaar 2012. [Verzoeker] verzocht de kantonrechter om dit besluit te vernietigen, stellende dat het besluit in strijd was met de splitsingsakte en dat de besluitvorming niet conform de wettelijke vereisten had plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] inderdaad tijdig het verzoek tot vernietiging heeft ingediend en dat de procedure zich richtte op de nietigheid van het besluit van de [verweerder]. De rechter heeft de procesgang en de relevante stukken in overweging genomen, waaronder het verzoekschrift en de aanvullende stukken die door de gemachtigde van [verzoeker], mr. H.S. Memelink, zijn ingediend. De rechter heeft geconcludeerd dat de [verweerder] niet de juiste procedure heeft gevolgd en dat het besluit niet op de juiste wijze was geagendeerd, wat leidt tot vernietigbaarheid van het besluit.

De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het besluit van de [verweerder] tot uitbreiding van de incassoprocedure tegen [verzoeker] nietig is, en heeft de [verweerder] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van transparantie en correcte besluitvorming binnen kleine Verenigingen van Eigenaren, vooral in situaties waar de belangen van de leden nauw met elkaar verweven zijn. De uitspraak is een belangrijke reminder voor VvE's om zorgvuldig om te gaan met hun besluitvormingsprocessen en de rechten van hun leden te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 2476472 OV VERZ 13-5258
beschikking d.d. 13 maart 2014
inzake een verzoekschrift ex artikel 5:130 BW jo. artikel 2:15 BW ingediend door:
[verzoekers],
beiden wonende aan de [adres],
verzoekende partij, hierna te noemen: ‘[verzoeker]’,
gemachtigde: mr. H.S. Memelink, advocaat te Etten-leur,
tegen
de vereniging [verweerder],
zetelend te Steenbergen,
verwerende partij, hierna te noemen: ‘[verweerder]’,
procederend bij haar voorzitter de heer [naam].

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het op 25 oktober 2013 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties;
de bij brieven d.d. 17 december 2013, 27 januari 2014 en 18 februari 2014 toegezonden aanvullende stukken door Mr. Memelink;
het namens de [verweerder] opgestelde verweerschrift, met producties;
de bij brieven d.d. 27 januari 2014 en 19 februari 2014 toegezonden aanvullende stukken namens de [verweerder];
de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling ter zitting van 20 februari 2014, met bijbehorend audiëntieblad.
1.2
De inhoud van deze stukken, alsmede van de ter zitting door mr. Memelink overgelegde pleitaantekeningen, geldt als hier herhaald en ingelast.

2.Het verzoek

2.1
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om het besluit van de [verweerder] d.d. 23 september 2013 tot uitbreiding van de incassoprocedure jegens [verzoeker] ter zake achterstallige [verweerder] aanzuivering 2012 ad € 643,37 primair te vernietigen, alsmede de [verweerder] te gebieden een deugdelijke rekening en verantwoording af te leggen ter zake de exploitatierekening 2012, met veroordeling van de [verweerder] in de proceskosten. Ter zitting breidt [verzoeker] het verzoekschrift uit in die zin dat verzocht wordt te bepalen dat er sprake is van nietige besluitvorming wegens strijd met de splitsingsakte.
2.2
De [verweerder] voert verweer.

3.De beoordeling

3.1
De volgende feiten staan in rechte vast:
a. [verzoeker] is eigenaar van een appartement gelegen aan de [adres] en als zodanig (van rechtswege) lid van de kleine [verweerder];
b. blijkens de toepasselijke akte van splitsing heeft [verzoeker] 1/4e deel van de stemmen. De overige stemmen zijn voor 2/4e in handen van [bvba] en voor 1/4e in handen van de heer [naam] (en mevrouw [naam]). De heer [naam], zoon van [naam], is namens [naam], bestuurder/administrateur van de [verweerder];
c. [naam] is voorzitter van de [verweerder];
d, in de akte van splitsing d.d. 20 maart 2007 is het volgende bepaald:
“artikel 2
De eigenaars van de appartementsrechten met de indexnummers 1 tot en met 4 zijn ieder voor een een/vierde (1/4) aandeel in de gemeenschap gerechtigd.
De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde breukdelen gerechtigd tot de gemeenschappelijke baten.
De eigenaars zijn ieder voor een gelijk gedeelte verplicht bij te dragen in de schulden en kosten, die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn, en overigens met in achtneming van het hierna in lid 4 bepaalde. (…)”;
e. in artikel 33 lid 8 is voorts het volgende bepaald:
“De oproeping ter vergadering vindt plaats met een termijn van tenminste vijftien dagen – de dag van oproeping en van vergadering daaronder niet medegerekend – en wordt verzonden naar de werkelijke of, in overeenstemming met artikel 1:15 van het Burgerlijk Wetboek, de gekozen woonplaats van de eigenaars; zij bevat de opgave van de punten der agenda alsmede de plaats en het tijdstip van de vergadering”;
f. in de akte d.d. 6 januari 2009 genaamd ‘wijziging erfdienstbaarheid’ is onder C onder meer bepaald:
“dat de sub 1 tot en met 4 genoemde volmachtgevers overeengekomen zijn om voormelde omschrijving van de erfdienstbaarheid te wijzigen als volgt: 1. De erfdienstbaarheid ten behoeve het hiervoor genoemde kadastrale perceel gemeente [naam], sectie [letter], nummer [nummer], als heersende erf, en ten laste van voormeld grondperceel gemeente [naam], sectie [letter], nummer [nummer] als dienende erf, en wel: de erfdienstbaarheid, inhoudende het recht van de eigenaren/gebruikers van het op het heersende erf te realiseren appartementencomplex om gebruik te maken van de gemeenschappelijke ruimten binnen het appartementencomplex op het dienende erf, onder de verplichting voor de eigenaren van het op het heersende erf te realiseren appartementencomplex om zich te houden aan de bepalingen casu quo de verplichtingen die ten aanzien van het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten in de voormelde akte van splitsing op zeven en twintig december tweeduizend vijf voor mij, notaris, verleden, aan de eigenaren/
gebruikers van voormelde appartementsrechten op het dienend erf met indexnummers 2, 3 en 4 zijn opgelegd, met name de verplichting tot bijdrage in de kosten van onderhoud van die gemeenschappelijke ruimten. De kosten van onderhoud van de gemeenschappe-lijke ruimten komen voor rekening van iedere eigenaar/gebruiker van een appartement, gebruikmakende van die gemeenschappelijke ruimten, en wel voor gelijke delen.”;
g. er is ook een Vereniging van Eigenaren [naam]. Aangezien laatstgenoemde een gemeenschappelijk trappenhuis heeft met de [verweerder] ([adres]), is op de eerste algemene ledenvergadering (hierna: “ALV”) van 13 november 2008 met algemene stemmen besloten om gezamenlijk te vergaderen;
h. op 21 juni 2013 heeft een ALV van de [verweerder] plaatsgevonden, waarbij een besluit is genomen tot vaststelling van de exploitatierekening 2012. Dit met een stemverhouding van 3/4e aandeel in de [verweerder];
i. tevens is in diezelfde vergadering met dezelfde stemverhouding het besluit genomen tot het instellen van een incasso procedure tegen [verzoeker] met betrekking tot de achterstallige [verweerder] bijdragen;
j. tijdens de ALV van 23 september 2013 is onder punt 6 ‘wat verder ter tafel komt/
rondvraag’ het besluit genomen om de reeds bij besluit van de ALV van 21 juni 2013 gestarte juridische incasso procedure tegen [verzoeker] uit te breiden met de achterstallige [verweerder] aanzuivering 2012. Voor dit besluit hebben gestemd alle aanwezigen, te weten [naam], uitmakende 1/4e aandeel in de gesplitste gemeenschap en [bvba], uitmakende 2/4e aandeel in de gesplitste gemeenschap.
3.2
Volgens [verzoeker] is het besluit genoemd onder 3.1.j vernietigbaar danwel nietig. Nu de besluitvorming op 21 juni 2013 nietig is geweest, heeft dit consequenties voor de besluitvorming op 23 september 2013. Op de ALV van 21 juni 2013 is de jaarrekening van 2012 goedgekeurd, terwijl daarin een afwijkende kostenverdeelsleutel is gehanteerd dan de verdeelsleutel die in de akte van splitsing is opgenomen. In de akte van splitsing staat dat elk van de appartementsrechten 1/4e van de kosten draagt, terwijl in de exploitatierekening de kosten van onderhoud gemeenschappelijke ruimten worden omgeslagen over 6 appartementsrechten en de kosten van beheer over 8 appartementsrechten. Volgens [verzoeker] worden er kosten van een andere [verweerder] verrekend. Nu er niet conform de in de akte van splitsing gehanteerde verhouding wordt verdeeld, is dit besluit, gelet op het bepaalde in art. 5:129 BW jo 2:14 BW, nietig. De [verweerder] beroept zich in dat kader op een erfdienstbaarheid, maar een erfdienstbaarheid zet in de ogen van [verzoeker] een akte van splitsing niet opzij. Ook het niet tijdig verstrekken van de financiële stukken, 3 dagen voor de ALV van 21 juni 2013, dient volgens [verzoeker] tot nietigheid te leiden. [verzoeker] stelt telkenmale verzocht te hebben om verduidelijking van de exploitatierekening, echter de [verweerder] weigert deze te verstrekken. Op 23 september 2013 heeft de ALV een besluit genomen tot incasso van de bijdrage over het exploitatietekort 2012, maar dit besluit is volgens [verzoeker] nietig, omdat het gebaseerd is op de nietige besluitvorming d.d. 21 juni 2013. Voor zover niet sprake zou zijn van nietigheid, geldt dat het besluit van 23 september 2013, gelet op het bepaalde in de artikelen 5:130 BW jo 2:15 BW jo 33 lid 8 van de splitsingsakte, vernietigbaar is. Immers op de agenda die aan de eigenaren gestuurd is, had moeten worden gezet dat over het betreffende punt besloten zou worden. [verzoeker] is van mening dat het door de [verweerder] genomen besluit ook subsidiair vernietigbaar is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid omdat de [verweerder] rekening en verantwoording dient af te leggen over de financiën, hetgeen niet gebeurt. Als [verzoeker] iets financieel aan moet zuiveren dan dient hij te weten hoe exact het bedrag dat aangezuiverd dient te worden tot stand is gekomen en dan komt men volgens [verzoeker] wederom tot de constatering dat afgeweken is van de akte van splitsing.
3.3
De [verweerder] heeft hiertegen in gebracht dat er geen sprake is van het door [verzoeker] gestelde en dat het besluit niet nietig dan wel vernietigbaar is. Zij verzoekt om het verzoek van [verzoeker] af te wijzen en om hem te veroordelen in de proceskosten, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Volgens de [verweerder] spelen er hele andere belangen is deze zaak en speelt mevrouw [naam] van voormalig beheerder [naam], aan de kant van [verzoeker] een grote rol. Volgens de [verweerder] is het tijd om de maskers af te zetten en wil [verzoeker] in werkelijkheid [naam] weg hebben. De [verweerder] geeft aan dat [verzoeker] een recidivist is, die vaker tekort schiet in zijn betalingsverplichting, hetgeen tot gevolg heeft dat de [verweerder] in een slechte financiële situatie is komen te verkeren. Ook vertoont [verzoeker] zich zelden op ALV’s. In tegenstelling tot hetgeen [verzoeker] beweert, is hem herhaaldelijk uitleg gegeven over de administratie en exploitatierekening van de [verweerder]. Volgens de [verweerder] is er geen sprake van een verkeerde kostenverdeelsleutel. Om reden van redelijkheid en billijkheid is de erfdienstbaarheid, mede met instemming van alle eigenaren van de appartementen van de [verweerder] (als heersend erf) bij akte van 6 januari 2009 zodanig gewijzigd dat de kosten van onderhoud voor rekening komen van iedere eigenaar/gebruiker van een appartement gebruik makende van de gemeenschappelijke ruimte, en wel voor gelijke delen. Volgens de [verweerder] is het niet zo dat [verzoeker] meedeelt in de kosten van een andere [verweerder]. Verder stelt de [verweerder] zich op het standpunt dat de financiële stukken tijdig voor de vergadering d.d. 21 juni 2013 aan [verzoeker] zijn verstuurd. De jaarrekening werd reeds op 14 juni 2013 en niet zoals door [verzoeker] gesteld op 18 juni 2013 verzonden, zodat IJzermans c.s in de week die toen nog restte tot de datum van de ALV, voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om zich hierin te verdiepen.
3.4
Uit artikel 5:124 BW -dat de appartementsrechten regelt- volgt dat op besluiten van de [verweerder] de artikelen 2:14 en 2:15 BW van toepassing zijn. Artikel 2:14 BW bepaalt dat een besluit van een rechtspersoon nietig is, als het in strijd is met de wet of de statuten (waarmee volgens artikel 5:129 BW de splitsingsakte -in dat geval- gelijk wordt gesteld). Artikel 2:15 BW bepaalt dat een besluit van een rechtspersoon vernietigbaar is, als deze in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen tot stand is gekomen, of als deze is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist of als deze strijdig is met een reglement (het reglement van splitsing geldt niet als zodanig).
3.5
Wanneer de vernietiging van een besluit van de [verweerder] wordt verlangd, bepaalt artikel 5:130 BW dat, in afwijking van artikel 2:15 BW, een verzoek daartoe dient te worden voorgelegd aan de kantonrechter. De nietigheid van een besluit van de [verweerder] moet daarentegen -via de “gewone” competentieregels- in een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank, sector civiel, worden nagestreefd. De rechter van de sector civiel is ook de aangewezen instantie voor zaken betreffende erfdienstbaarheden.
3.6
Uit het verzoekschrift en de daarop gegeven toelichting ter zitting begrijpt de kantonrechter, dat [verzoeker] van het bestreden besluit de nietigheid nastreeft wegens strijd met de splitsingsakte, maar dat in zijn visie het bestreden besluit ook vernietigbaar is, omdat het in strijd met statutaire bepalingen tot stand is gekomen en strijdig is met de redelijkheid en billijkheid. Waar [verzoeker] de nietigheid van het bestreden besluit inroept is strikt genomen de rechtbank, sector civiel, bevoegd, waar hij de vernietigbaarheid inroept de kantonrechter. De bevoegdheid, die de kantonrechter ontleent aan de wet, wordt aangemerkt als een bevoegdheid naar de aard van de zaak, als bedoeld in artikel 93 lid d Rv. In het tweede lid van artikel 94 Rv is bepaald dat indien een zaak meerdere verzoeken betreft en tenminste één daarvan een verzoek is als bedoeld in artikel 93 onder c of d Rv, die verzoeken alle door de kantonrechter worden behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de verzoeken zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Het is evident, dat een afzonderlijke behandeling van de bezwaren die [verzoeker] heeft opgeworpen om het besluit aan te tasten, vanuit proceseconomisch oogpunt bezien ongewenst is. De slotsom luidt dan ook dat de kantonrechter zich bevoegd acht van de verzoeken van [verzoeker] kennis te nemen.
3.7
Nu het verzoek tot vernietiging is gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit heeft kennis genomen of heeft kunnen kennis nemen, is het verzoek tot vernietiging van het bestreden besluit tijdig ingesteld.
3.8
Kenmerkend voor de onderhavige [verweerder] is, is dat die erg klein is en dat één, met elkaar te vereenzelvigen, partij al snel een meerderheidsbelang heeft. Tevens is het opvallend dat daarnaast zowel het voorzitterschap en het bestuur/de administratie van die [verweerder] in min of meer dezelfde hand verenigd zijn. Wat is het geval: de 4 appartementen van de [adres] zijn destijds opgericht door [naam] B.V. Nu een deel van die appartementen niet is verkocht is [bvba] voor 2/4e deel appartementsrechteigenaar, de heer [naam] zelf is voor 1/4e deel appartements-eigenaar en [verzoeker] ook voor 1/4e deel. De heer [naam] is voorzitter van de [verweerder] en zijn zoon, de heer [naam] voert namens [naam], het bestuur en de administratie van de [verweerder]. Er is als het ware sprake van [verzoeker] versus [naam]c.s. De kantonrechter heeft aan de hand van de stukken geconstateerd dat partijen gedurende de jaren heen, heel veel geschilpunten hebben. Hij heeft aangegeven dat het goed zou zijn om hiervoor een blijvende oplossing te zoeken, bijvoorbeeld door middel van mediation. Vele van de geschilpunten die tussen partijen bestaan, vallen buiten het beoordelingskader van de onderhavige procedure. Partijen moeten mogelijk nog jaren met elkaar verder zodat een algehele regeling van de tussen hen gerezen geschillen, de voorkeur verdient. Ook is aangegeven dat het -gelet op voornoemde vereenzelviging- beter zou zijn indien een onafhankelijke derde op zou treden als administrateur/bestuurder van de [verweerder]. Aan partijen is voorgehouden dat het op deze manier verder strijden een heilloze weg inhoudt. Ondanks dit alles hebben partijen aangegeven dat zij een formeel juridische beslissing op het onderhavige verzoekschrift wensen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
3.9
Het omstreden besluit, zoals dat op de vergadering d.d. 23 september 2013 is genomen, heeft -verkort weergegeven- betrekking op het reeds genomen besluit van de ALV van 21 juni 2013 om de gestarte juridische incasso procedure tegen [verzoeker] uit te breiden met de achterstallige [verweerder] aanzuivering 2012. Het feit dat [verzoeker] zich in de ALV van 4 mei 2012 akkoord heeft verklaard met de begroting van de exploitatiekosten 2012, brengt nog niet met zich dat [verzoeker] akkoord zou zijn met de definitieve exploitatierekening 2012. Voor zover de [verweerder] bedoelt aan te geven dat de [verzoeker] door de akkoord-verklaring met de begroting reeds zou erkennen dat hij de achterstallige [verweerder] aanzuivering 2012 verschuldigd zou zijn, gaat dit argument niet op.
3.1
Volgens [verzoeker] is het besluit vernietigbaar nu op de agenda die aan de eigenaren gestuurd is, had moeten worden gezet dat over het betreffende punt besloten zou worden. In art. 33 lid 8 van de akte van splitsing is bepaald dat de uitnodiging voor de vergadering de opgave van de punten der agenda bevat. In een [verweerder] die gekenmerkt wordt door de problematiek zoals uiteengezet onder 3.8 is het belangrijk dat er duidelijkheid en transparantie wordt nagestreefd. Door op de vergadering d.d. 23 september 2013 een beslissing te nemen over (het vervolg van) een incassoprocedure tegen één van de vier appartementseigenaren, onder het punt 6 ‘wat verder ter tafel komt/rondvraag’, wordt deze transparantie niet nageleefd. Zeker in het kader van de redelijkheid en billijkheid mag worden verwacht dat een dergelijk agendapunt apart wordt benoemd, zodat alle appartementsrechteigenaren er vooraf kennis van kunnen nemen dat dit punt behandeld zal worden. Nu dit niet is gebeurd, leidt dit tot vernietigbaarheid van het besluit zoals aangeduid onder 3.1.j.
3.11
De kantonrechter constateert dat de onderhavige procedure geen mogelijkheid biedt tot het opleggen van een gebod, zoals door [verzoeker] verzocht. Dit onderdeel van het verzoek wordt derhalve afgewezen.
3.12
Alle overige geschilpunten tussen partijen behoeven in het kader van deze procedure geen verdere behandeling.
3.13
Als de in het ongelijk te stellen partij, wordt de [verweerder] veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt het besluit zoals genomen door de [verweerder] op de vergadering d.d. 23 september 2013 tot uitbreiding van de incassoprocedure tegen [verzoeker] ter zake achterstallige [verweerder] aanzuivering 2012 ad € 643,37;
veroordeelt de [verweerder] in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 475,00, waaronder een bedrag van € 400,00 als salaris gemachtigde;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.