ECLI:NL:RBZWB:2014:1645

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
2533474_E13022014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering gijzeling op basis van betalingsonmacht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2014 een beslissing genomen op een vordering tot gijzeling, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op artikel 578b van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om gijzeling toe te passen wanneer er geen volledig verhaal van een opgelegde geldboete heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie niet voldeed aan zijn motiveringsplicht, aangezien de vordering onvoldoende was onderbouwd en niet duidelijk maakte dat er geen andere mogelijkheden meer openstonden dan gijzeling.

Tijdens de zitting bleek dat de bestrafte, die in persoon aanwezig was, te maken had met ernstige lichamelijke en psychische problemen, waaronder een GHB-verslaving. Ze stond onder bewind vanwege financiële problemen en had een schuldenlast van ongeveer € 5.000,00, terwijl ze slechts € 50,00 per week te besteden had. De kantonrechter concludeerde dat er bij de bestrafte geen sprake was van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Dit leidde tot de afwijzing van de vordering tot gijzeling, omdat het beoogde doel van afdwingen van betaling niet gerealiseerd kon worden.

De kantonrechter uitte ook zijn bezorgdheid over het gemak waarmee het dwangmiddel gijzeling door de officier van justitie wordt ingezet, en benadrukte dat vorderingen voldoende feitelijk gemotiveerd moeten zijn. De beslissing om de vordering af te wijzen werd genomen met inachtneming van de rechten van de bestrafte in deze individuele procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummer : 2533474 \ SD VERZ 13-422
CJIB-nummer: 2001051441
uitspraak: 13 februari 2014
Beslissing op een vordering als bedoeld in artikel 578b Wetboek van Strafvordering (Sv),
aangaande:
naam: : [naam]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats], nader te noemen: “bestrafte”.
--------------------

1.De beoordeling

1.1
Als geen volledig verhaal van een bij strafbeschikking opgelegde geldboete heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie in het arrondissement waar gestrafte zijn (GBA-)adres heeft, verzoeken te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling toe te passen conform artikel 578b eerste lid Wetboek van Strafvordering. Dit dwangmiddel mag niet worden ingezet bij bestraften van wie bekend is dat ze niet kunnen betalen. De officier van justitie dient de door het CJIB voorbereide vordering machtiging gijzeling deugdelijk te beoordelen. De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 578b Sv dient naar het oordeel van de kantonrechter alleen te worden verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Het aantal dagen gijzeling is afhankelijk van de hoogte van het openstaande bedrag dat in de strafbeschikking is opgenomen. Voor elke openstaande 50 euro kan één dag gijzeling worden gevorderd, met een maximum van zeven dagen per strafbaar feit. Uit deze vordering moet blijken dat de toepassing van dit zware dwangmiddel ook daadwerkelijk geïndiceerd is. De kantonrechter beslist ter zitting of iemand mag worden gegijzeld en zo ja, voor hoe lang. Tegen de beslissing van de kantonrechter kan geen rechtsmiddel, zoals hoger beroep, worden ingesteld. Dit maakt dat ook op de kantonrechter een motiveringsplicht rust!
1.2 In de onderhavige vordering wordt (onder meer)
ongemotiveerdgesteld dat geen verhaal met dwangbevel mogelijk is gebleken. Verder wordt vermeld dat de onderhavige geldboete ook na toepassing van een tweetal verhogingen niet is betaald. De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vordering dwangmiddel van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst vorderingen in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin bestrafte -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties/geldboetes wordt gestreefd naar efficiëntie/doelmatigheid valt te begrijpen, maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure.
Een vordering als de onderhavige dient voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd. Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringeis voldoet de vordering niet. De vordering zal derhalve reeds om die reden worden afgewezen.
1.3
Voorts is tijdens de mondelinge behandeling van 13 februari 2014 het navolgende gebleken. Bestrafte is tijdens deze mondelinge behandeling in persoon verschenen, vergezeld door haar vriend dhr.[naam]. Ter zitting blijkt dat bestrafte lichamelijke en psychische problemen heeft (gehad). Zij is opgenomen geweest in [instelling] vanwege een GHB verslaving. Thans staat zij nog steeds onder (ambulante) begeleiding bij Novadic Kentron en het GGZ. Ook stelt bestrafte financiële problemen te hebben, waarvoor zij onder bewind is gesteld. Haar bewindvoerder is [naam]. en haar schuldenlast bedraagt circa € 5.000,00. Zij leeft van € 50,00 in de week.
1.4
De kantonrechter stelt op basis van bovengenoemde informatie vast dat bij betrokkene geen sprake is van betalingsonwil maar van betalingsonmacht en dat ook om die reden de vordering tot toepassing dwangmiddel gijzeling dient te worden afgewezen. Het beoogde doel van de gijzeling (het afdwingen van betaling door betrokkene) zal hiermee immers niet worden verwezenlijkt.
1.5
Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter op dat hij grote vraagtekens plaatst bij het gemak waarmee dit ingrijpende dwangmiddel door de officier van justitie op grote schaal wordt ingezet.

2. De beslissingDe kantonrechter wijst de vordering af.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.