ECLI:NL:RBZWB:2014:1552

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
2628741-AZ-13-245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen door schending van veiligheidsvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, een werkgever, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, de verweerder, op basis van gewichtige redenen. De werkgever stelde dat de werknemer veiligheidsvoorschriften had overtreden door het weglekken van 3.000 tot 5.000 liter vloeistof niet te melden en door een wijziging in het computersysteem aan te brengen om het incident te verdoezelen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer inderdaad de veiligheidsvoorschriften heeft geschonden, maar oordeelde dat er geen dringende reden was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft daarbij rekening gehouden met de lange dienstverband van de werknemer en zijn tot dan toe goede functioneren. Echter, de vertrouwensbreuk die was ontstaan door het niet melden van het manipulatie-incident was van zodanige aard dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. De kantonrechter heeft daarom de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 april 2014, maar zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer, omdat de vertrouwensbreuk geheel door zijn handelen was ontstaan. De proceskosten werden tussen partijen verdeeld, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST BRABANT

Kanton
Tilburg
zaaknummer 2628741 AZ VERZ 13-245
beschikking van 4 maart 2014
inzake
[verzoekster] [naam 1]
gevestigd te[woonplaats],
verzoekster,
gemachtigden: mrs. Th. Timmermans en A. Hendriksen, advocaten te Amsterdam,
tegen
[VOORNAAM] [verweerder],
wonende te Nuland,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.E.F. Bredo, advocaat te Berkel-Enschot.
Partijen worden door de kantonrechter hierna “[verzoekster]” en “[verweerder]” genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
het op 16 december 2013 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
het op 6 februari 2014 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 februari 2014. [verzoekster] is ter zitting verschenen in de personen van [naam 2] bijgestaan door haar beide gemachtigden. [verweerder] was in persoon aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Mr. Timmermans heeft pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten:
a. [verweerder], geboren op 2 februari 1967, is met ingang van 1 september 2008 bij [verzoekster] in dienst getreden en is thans werkzaam in de functie van Process Operator te Waalwijk, tegen een brutoloon van € 2.805,23 per maand, exclusief 30% ploegentoeslag, 8% vakantietoeslag en 8,33% gratificatie.
Binnen [verzoekster] wordt gewerkt met diverse gevaarlijke stoffen en geldt een veiligheids-beleid. Dit veiligheidsbeleid wordt door [verzoekster] regelmatig onder de aandacht van de werknemers gebracht.
Een zeer belangrijke verantwoordelijkheid van een Process Operator binnen [verzoekster] is het zorgdragen voor naleving van de veiligheidsvoorschriften.
Binnen [verzoekster] gelden 6 “Cardinal Procedures” (veiligheidsgeboden, ook wel “CP’s” genoemd). Regel zes van deze geboden luidt als volgt:
“Het is medewerkers verboden om een meldingsplichtig SHE-incident(opmerking kantonrechter: SHE staat binnen [verzoekster] voor Safety, Health and Evironment)
opzettelijk te negeren of te verbergen”.
Het lekken van vloeistoffen (ongeacht de hoeveelheid) geldt binnen [verzoekster] als een veiligheidsincident dat gemeld dient te worden (conform de “Overview of Reportable Incidents”).
[verweerder] en zijn collega Process Operator P.A.M. [naam 3] hebben de geldende werkinstructies op het punt van het handtekeningensysteem op 10 november 2013 niet volledig nageleefd althans is er sprake geweest van een miscommunicatie tussen beiden, waardoor vloeistof is weggelekt uit het productieproces.
[naam 3] heeft, toen hij het weglekken van de vloeistof constateerde, alle vloeistof laten weglopen in een riool. [verweerder], die buiten aan het werk was op het moment dat de spill (binnen) ontstond, is op enig moment langs gekomen en heeft [naam 3] meegeholpen met het opruimen van de vloeistof. [naam 3] en [verweerder] dachten op dat moment te maken te hebben met een beperkte lekkage waarbij een paar honderd liter vloeistof was weggelekt. Er is door hen geen melding gemaakt van het lekken van de vloeistof.
Toen [naam 3] later die dag de systemen checkte kwam hij tot de conclusie dat het niet ging om een paar honderd liter, maar om het weglekken van 3.000 tot 5.000 liter. [naam 3] heeft toen in het operationele systeem het overgebleven volume vloeistof opgehoogd tot het originele niveau, zodat het weglekken niet meer (direct) zichtbaar was in het systeem.
[naam 3] heeft deze informatie vervolgens met [verweerder] gedeeld. Toen [verweerder] met de hoeveelheid weggelekte vloeistof en de systeemaanpassing bekend werd, heeft hij opnieuw geen melding gemaakt van de weggelekte vloeistof en de systeemaanpassing heeft hij ook niet gemeld.
De ploeg die na de dienst van [verweerder] en [naam 3] startte, heeft waargenomen dat er iets niet klopte aan het weergegeven vloeistofniveau toen de vloeistof overgehe-veld werd van de productietank naar de opslagtank. Op dat moment werd zichtbaar dat er veel minder in de productietank had gezeten dan de systemen aangaven.
Er is door [verzoekster] een onderzoek opgestart, waarbij [verweerder] en [naam 3] gehoord zijn. Uiteindelijk heeft dat onderzoek ertoe geleid dat [naam 3] op 20 november 2013 op staande voet is ontslagen, terwijl [verweerder] op 20 november 2013 schriftelijk is bericht dat [verzoekster] zich op korte termijn tot de rechter zou wenden om
“het ontslag op staande voet uit te spreken”, onder handhaving van de eerder opgelegde schorsing van [verweerder] met doorbetaling van loon tot het moment dat de rechter zich over het ontslag zou hebben uitgesproken.

3.Het verzoek en het verweer

3.1
[verzoekster] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op een zo kort mogelijke termijn te ontbinden wegens gewichtige redenen, primair vanwege een dringende reden en subsidiair vanwege een verandering in de omstandigheden bestaande uit een onherstelbare vertrouwensbreuk, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder]. Daartoe heeft [verzoekster] in het verzoekschrift – samengevat – het volgende gesteld.
[verweerder] heeft opzettelijk nagelaten melding te maken van twee veiligheids-incidenten binnen de fabriek, te weten het weglekken van de vloeistof en de manipulatie van de systemen door [naam 3] om het weglekken te verdoezelen. Beide gedragingen leveren volgens [verzoekster] ieder voor zich en zeker gezamenlijk een dringende reden voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op. [verzoekster] rekent het [verweerder] zwaar aan dat hij het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze heeft geschonden door bewust het melden van de veiligheidsincidenten achterwege te laten. Hierdoor heeft [verzoekster] het vertrouwen in [verweerder] definitief verloren, waardoor subsidiair tevens sprake is van een zodanige verandering in de omstandigheden dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet volgen.
3.2
[verweerder] heeft verweer gevoerd. Hij is van mening dat absoluut geen sprake is van een dringende reden voor ontbinding van de tussen hem en [verzoekster] bestaande arbeidsovereenkomst. Hij erkent dat hij de veiligheidsvoorschriften heeft overtreden doordat hij op 10 november 2013 tot twee maal toe een incident, veroorzaakt door [naam 3], niet heeft gemeld. Hij heeft daarbij de (achteraf verkeerde) inschatting gemaakt om het incident niet te melden vanwege collegialiteit naar [naam 3]. [naam 3] had de spill veroorzaakt en had [verweerder] verzocht deze niet te melden omdat hem dan wellicht, in verband met een eerder incident, een schorsing boven het hoofd zou hangen. [verweerder] heeft gehoor gegeven aan het verzoek van [naam 3] omdat hij niet als verklikker wilde worden bestempeld. Naar zijn mening was het bovendien de verantwoordelijkheid van [naam 3] om melding te maken van de spill, omdat [naam 3] de verantwoordelijke was voor de fout. Hij is er ook steeds vanuit gegaan dat alleen [naam 3] een probleem zou hebben wanneer het incident uit zou komen en heeft totaal geen rekening gehouden met het feit dat [verzoekster] voor het niet-melden van het incident de arbeidsovereenkomst met hem zou willen ontbinden. Door [verzoekster] wordt de indruk gewekt dat [naam 3] en hij samen deze acties hebben ondernomen, maar dat is onjuist. [naam 3] heeft een fout gemaakt en [verweerder] is zo collegiaal geweest om dit niet te melden. Volgens [verweerder] is er geen enkele reden dat [verzoekster] geen vertrouwen meer in hem zou hebben. Hij heeft altijd goed tot zeer goed gefunctioneerd. Hij heeft een verkeerde inschatting gemaakt voor wat betreft het niet melden van het incident. Dit zal absoluut nooit meer voorkomen. Hij is werkzaam bij de bedrijfsbrandweer en heeft veiligheid (juist) hoog in het vaandel, waardoor hij het vertrouwen van [verzoekster] zeker terug kan winnen. Zou de kantonrechter de arbeidsovereenkomst toch ontbinden op grond van een verandering in de omstandigheden, dan verzoekt hij om een ontbindingsvergoeding van € 34.554,- bruto.

4.De beoordeling

4.1
Gesteld noch gebleken is dat het ontbindingsverzoek verband houdt met een opzegverbod.
4.2 Beoordeeld moet worden of er sprake is van een dringende reden, dan wel van een zodanige verandering in de omstandigheden dat sprake is van een gewichtige reden op grond van waarvan de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden dient te worden.
4.3
De kantonrechter stelt voorop dat [verzoekster] aan het niet melden van de veiligheids-incidenten door [verweerder] zwaar mag tillen. [verzoekster] heeft haar belang bij de melding van dergelijke incidenten in de stukken en ter zitting overtuigend uiteengezet. [verzoekster] draagt een bijzonder grote verantwoordelijkheid als het gaat om het garanderen van de veiligheid van haar werknemers, producten en de directe omgeving van de productielocaties. In dat kader hecht [verzoekster] terecht zwaar aan handhaving van het veiligheidsbeleid en aan het melden van veiligheidsincidenten. En dat [verzoekster] deze kwestie hoog heeft opgenomen is eveneens duidelijk geworden, gezien de maatregelen die zij tegen [naam 3] én [verweerder] heeft genomen. Ondanks zijn verplichting hiertoe, heeft [verweerder] geen melding gemaakt van het weglekken van de vloeistof. Ook toen hij te weten kwam dat het niet om een paar honderd liter maar om 3.000 tot 5.000 liter weggelekte vloeistof ging en toen hij vernam dat [naam 3] wijzigingen had aangebracht in het computersysteem om zo deze (niet te verwaarlozen) spill te verdoezelen, heeft hij geen melding gedaan bij [verzoekster]. Met het niet melden van het manipulatie-incident is [verweerder] naar het oordeel van de kantonrechter tevens een niet te passeren drempel over gegaan. [verweerder] had in ieder geval aan [naam 3] te kennen moeten geven dat hij niet mee kon werken aan het verzwijgen van ook dít incident. Om niet als verklikker bestempeld te worden had hij vervolgens -bijvoorbeeld- aan [naam 3] voor kunnen leggen dat indien deze niet zelf tot melding over zou gaan, hij dit zou doen. Door het manipulatie-incident niet te melden bij [verzoekster] heeft [verweerder] de belangen van [verzoekster] grovelijk uit het oog verloren. Toch is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] [verzoekster] hierdoor geen dringende reden heeft gegeven voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is moet namelijk niet alleen naar de aard en ernst van de gedragingen van [verweerder] worden gekeken, maar moeten ook de wijze waarop [verweerder] in het verleden heeft gefunctioneerd, evenals de persoonlijke omstandigheden van [verweerder], zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden voor hem heeft, in de afweging worden betrokken. Toetsend aan deze maatstaf is de kantonrechter van oordeel dat het betreffende incident, noch op zichzelf noch in samenhang met het niet melden van het weglekken van de vloeistof een dringende reden in de zin van artikel 7:678 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek oplevert. Het niet-melden van het manipulatie-incident door [verweerder] bij [verzoekster] is weliswaar zeer ernstig, maar [verweerder] heeft het systeem niet zelf gemanipuleerd, heeft dit incident uit (naar het oordeel van de kantonrechter misplaatste) loyaliteit naar een directe collega niet gemeld en heeft sinds zijn indiensttreding in 2008 altijd goed, en in 2011 en 2012 zelfs bovengemiddeld, gefunctioneerd. Met een ontbinding op grond van dringende reden zou [verweerder] bovendien op één en dezelfde lijn komen te verkeren als [naam 3] -zie de beschikking van de kantonrechter van vandaag in diens zaak met zaaknummer 2628514 AZ VERZ 13-244- terwijl in verwijtbaar-heid tussen beiden een duidelijk onderscheid te maken is. Bij dit oordeel heeft de kanton-rechter ten slotte ook nog in aanmerking genomen dat een ontbinding op grond van een dringende reden voor [verweerder] tot mogelijke ernstige financiële gevolgen zal leiden in het kader van de Werkloosheidswet (zie artikel 24 lid 2 onder a. van de WW).
Dit alles afwegend oordeelt de kantonrechter de dringende reden in dit geval een niet proportionele sanctie.
4.4
Wel is echter zonneklaar dat het vertrouwen van [verzoekster] in [verweerder] zodanig geschonden is dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op korte termijn moet volgen. Een bedrijf als [verzoekster], waar het nastreven van veiligheid essentieel is, moet op haar werknemers kunnen vertrouwen. Met name het nalaten van het doen van de melding van het manipulatie-incident door [verweerder] heeft naar het oordeel van de kantonrechter bij [verzoekster] geleid tot een vertrouwensbreuk van een zodanige omvang dat een vruchtbare samenwerking met [verweerder], nu en in de toekomst, niet meer mogelijk is.
Het voorgaande leidt ertoe dat er voldoende gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereen-komst op korte termijn te ontbinden op grond van een verandering in de omstandigheden, zodat het subsidiaire verzoek van [verzoekster] in zoverre toewijsbaar is. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden met ingang van 1 april 2014.
Voor toekenning van een vergoeding aan [verweerder] is geen aanleiding, gelet op het feit dat de vertrouwensbreuk geheel door toedoen van [verweerder] is ontstaan.
De omstandigheid dat [verweerder] steeds goed heeft gefunctioneerd en dat het wellicht voor hem niet eenvoudig zal zijn een andere werkkring te vinden, maakt dit niet anders.
4.5
Er is geen aanleiding om af te wijken van het beleid om in ontbindingszaken de proceskosten tussen partijen te verdelen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2014 op grond van een verandering in de omstandigheden;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op
4 maart 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.