Op 25 februari 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 28 januari 2014 en was gericht tegen de rechter die belast was met de behandeling van het beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de belastingdienst over een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010. Verzoeker stelde dat hij eerder een soortgelijke zaak had gehad bij dezelfde rechter, waarbij hij meende dat de rechter hem tijdens de zitting had bevestigd dat hij gelijk had, maar dat de uiteindelijke schriftelijke uitspraak hem onterecht ongegrond verklaarde. Dit leidde tot zijn vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter in de huidige procedure.
Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 19 februari 2014, heeft verzoeker zijn bezwaren toegelicht, maar de rechter ontkende dat zij op de eerdere zitting een mondelinge uitspraak had gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen overtuigende gronden had aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de behandeling van de onderliggende zaak met procedurenummer BRE 13/5271 IB/PVV zal worden voortgezet. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters, waarbij mr. Breeman de ondertekening heeft verricht in plaats van mr. Poerink, die daartoe niet in staat was.