ECLI:NL:RBZWB:2014:1282

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
02/700287-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in Sluis met gemeen gevaar voor goederen

Op 24 februari 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in Sluis. De verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.A.C. Klein Hesselink. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 februari 2014, waarbij de officier van justitie, mr. E.H. Smale, de beschuldigingen uiteenzette. De tenlastelegging omvatte drie feiten van opzettelijke brandstichting, gepleegd op verschillende data in augustus en juli 2013, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, onder andere op basis van de bekennende verklaring van de verdachte, aangiftes en forensisch bewijs. De verdachte had in zijn verklaring aangegeven dat hij zich niet kon herinneren dat hij in twee slaapkamers brand had gesticht, maar de rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de branden.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholafhankelijkheid en de aanbevelingen van de gedragsdeskundige. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Uiteindelijk legde de rechtbank een gevangenisstraf op van 27 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de gemeenschap, maar ook de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700287-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 februari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, locatie Torentijd, te Middelburg,
raadsman mr. H.A.C. Klein Hesselink, advocaat te Terneuzen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 februari 2014, waarbij de officier van justitie mr. E.H. Smale en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte wordt, met inachtneming hiervan, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2013 te Sluis, gemeente Sluis,
opzettelijk brand heeft gesticht in een of meer slaapkamer(s) in een woning
gelegen aan de [Straat 1],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (telkens) (een) doek(en) en/of
(een) laken(s) en/of (een) matras(sen) en/of (een) bed(den)/ombouw met een
aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met (een) laken(s) en/of (een) doek(en) en/of (een) matras(sen) en/of
(een) bed(den)/ombouw, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan een of meer slaapkamer(s), althans het interieur van die
slaapkamer(s) behorende tot die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor (het interieur) van die woning en/of (een)
belendende woning(en)/pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te
duchten was;
(zaak 3 van het dossier)
2.
hij op of omstreeks 26 juli 2013 te Sluis (gemeente Sluis), opzettelijk brand
heeft gesticht in een schuur/garage (behorend bij een woning gelegen aan [Straat 3]
), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende
aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een
tapijttegel en/of een tuinslang en/of papier, in elk geval (een) gemakkelijk
brandba(a)r(e) stof(fen)/voorwerp(en), althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan een houten rek in die schuur/garage geheel of gedeeltelijk
is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor een of meer belendende schu(u)r(en) en/of garage(s) en/of voorwerp(en)
die naast/in die schuur/berging stonden/lagen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
(zaak 2 van het dossier)
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2013 te Sluis, gemeente Sluis
opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een coniferenhaag (behorend tot het
perceel [Straat 2]),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) conife(e)r(en),
althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan die haag, geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval
brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die haag en/of een kliko en/of voor
voorwerp(en) grenzend aan die haag en/of (een) nabijgelegen garage(s) en/of
(een) schu(u)r(en), althans (een) nabijgelegen pand(en), in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was;
(zaak 4 van het dossier)

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, de aangiftes en de processen-verbaal betreffende de meldingen en constateringen van de branden. Ten aanzien van feit 1 heeft zij ook gewezen op het proces-verbaal brandonderzoek van forensische opsporing. Uit dit proces-verbaal blijkt dat er sprake was van twee brandhaarden: één in de kleine slaapkamer en één in de ouderslaapkamer. Zij gaat er daarom vanuit dat verdachte in beide slaapkamers brand heeft gesticht. Zij ziet geen aanleiding om aan te nemen dat een andere persoon dan verdachte bijna tegelijkertijd in dezelfde woning in een andere slaapkamer brand heeft gesticht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de feiten bekend. Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte naar voren gebracht dat hij zich niet kan herinneren dat hij in twee slaapkamers brand heeft gesticht. In zijn herinnering heeft hij in één slaapkamer brand gesticht.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 februari 2014 en bij de politie [2] ;
- de aangifte van [Slachtoffer 1] [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de melding van de brand en het ter plaatse gaan van de politie [4] ;
- het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing [5] ;
- kleurenfoto’s die de positie van de woning ten opzichte van andere panden tonen en die de schade tonen die de brand heeft aangericht [6] .
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 februari 2014 en bij de politie [7] ;
- de aangifte van [Aangever 1] namens [Slachtoffer 2] [8] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de melding van de brand en het ter plaatse gaan van de politie [9] .
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 februari 2014 en bij de politie [10] ;
- de aangifte van [Aangever 2], namens [Slachtoffer 3] [11] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de melding van de brand en het ter plaatse gaan van de politie [12] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op
of omstreeks19 augustus 2013 te Sluis, gemeente Sluis,
opzettelijk brand heeft gesticht in
een of meerslaapkamer
(s
)in een woning
gelegen aan de [Straat 1],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
(telkens
) (een)doek
(en
)en/of
(een
)laken
(s)en/of
(een
)matras
(sen) en/of (een) bed(den)/ombouwmet een
aansteker aangestoken,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met (een) laken(s) en/of (een) doek(en) en/of (een) matras(sen) en/of
(een) bed(den)/ombouw, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan
een of meerslaapkamer
(s
),
althans het interieur van die
slaapkamer(s) behorende tot die woninggeheel of gedeeltelijk
is/zijn
verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor (het interieur) van die woning en
/of (een
)
belendende woning
(en)/pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederente
duchten was.
2.
op
of omstreeks26 juli 2013 te Sluis (gemeente Sluis), opzettelijk brand
heeft gesticht in een
schuur/garage (behorend bij een woning gelegen aan [Straat 3]
), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende
aansteker,
in elk geval opzettelijk (open) vuurin aanraking gebracht met een
tapijttegel en/of een tuinslang en/of papier,
in elk geval (een) gemakkelijk
brandba(a)r(e) stof(fen)/voorwerp(en), althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan een houten rek in die
schuur/garage geheel of gedeeltelijk
is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar
voor een of meer belendende
schu(u)r(en) en/ofgarage
(s)en
/ofvoorwerp
(en
)
die
naast/in die
schuur/berging stonden
/lagen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was.
3.
op
of omstreeks26 augustus 2013 te Sluis, gemeente Sluis
opzettelijk brand heeft gesticht in
/aaneen coniferenhaag (behorend tot het
perceel [Straat 2]),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker,
in elk
geval opzettelijk (open) vuurin aanraking gebracht met
(een)conife
(e)r
(en
),
althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan die haag,
geheel ofgedeeltelijk is verbrand,
in elk geval
brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die haag en
/ofeen kliko en
/ofvoor
voorwerp
(en
)grenzend aan die haag
en/of (een) nabijgelegen garage(s) en/of
(een) schu(u)r(en), althans (een) nabijgelegen pand(en), in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde is op 26 november 2013 gerapporteerd door gedragsdeskundige drs. J.F.L.M. van Kemenade, gezondheidszorgpsycholoog. Hij heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van alcoholafhankelijkheid, en van antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. Volgens de gedragsdeskundige is verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar vanwege zijn inadequate sociale vaardigheden. Hij is onvoldoende in staat om conflicten met anderen op een beheerste wijze op te lossen.
Gelet op de inhoud van het rapport van de gedragsdeskundige is de rechtbank van oordeel dat de feiten verdachte licht verminderd aangerekend kunnen worden. Deze verminderde toerekenbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte echter niet uit, zodat verdachte strafbaar is. Niet gebleken is van een verdere omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, waarbij de bijzondere voorwaarden worden gesteld zoals opgenomen in het reclasseringsadvies, te weten reclasseringstoezicht, ambulante behandeling bij De Waag – en indien nodig een klinische behandeling in verband met detoxificatie - en verblijf bij Hoeve La Salette.
In haar eis heeft zij rekening gehouden met het door verdachte bekende ad informandum gevoegde feit.
De branden hebben flinke onrust in de buurt veroorzaakt. Verdachte pleegde de feiten in een relatief korte tijdspanne. In de strafeis is voorts rekening gehouden met het feit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was en met zijn overige persoonlijke omstandigheden, alsmede met de richtlijnen voor soortgelijke feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de (alcohol)problematiek die bij verdachte speelt. Door het gebruik van alcohol vielen remmingen weg. Abstinentie van alcohol en behandeling zijn nu belangrijk. Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat er plaats is voor verdachte bij Hoeve La Salette. Het is zinvoller om nu met de behandeling te starten dan om verdachte eerst nog een lange gevangenisstraf te laten ondergaan. De verdediging verzoekt derhalve de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de zomer van 2013 branden gesticht in de omgeving van zijn woonhuis en in de woning van een vriend van hem. Vooral de laatste brand heeft grote schade tot gevolg gehad. Door zo te handelen heeft verdachte schade aan goederen van anderen veroorzaakt. Zijn handelen heeft gevoelens van onrust en onveiligheid in zijn woonplaats teweeg gebracht.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 januari 2014 is verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat aan verdachte een straf is opgelegd op 30 juli 2013 door de politierechter te Breda en nu schuldig wordt verklaard aan een misdrijf voorafgaand aan die strafoplegging gepleegd, te weten het bewezenverklaarde feit 2.
De reclassering heeft in haar rapporten van 11 december 2013 en 7 februari 2014 naar voren gebracht dat in de laatste zes maanden sprake was van excessief alcoholgebruik en alcoholafhankelijkheid. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige coping. Hij neigt te vluchten in alcoholgebruik. Verdachte wil leren omgaan met zijn frustraties en is gemotiveerd om te veranderen. Hij is leerbaar, hoewel alcoholgebruik, en de onzekerheid rondom werk, financiën en zijn relatie een verandering deels in de weg staan. Verdachte zal gebaat zijn bij ambulante behandeling bij een forensische polikliniek zoals De Waag. Omdat inmiddels duidelijk is geworden dat verdachte na zijn detentie niet naar huis kan, en het niet wenselijk is dat verdachte bij zijn ouders gaat wonen, is een tijdelijke opname in Hoeve La Salette aangewezen. Daar is plaats voor verdachte, ongeacht wanneer zijn detentie zal eindigen.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht;
  • het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij het van belang is dat een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden binnen dit ambulante traject;
  • opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Hoeve La Salette te Vogelwaarde.
Hoewel verdachte in eerste instantie niet in Hoeve La Salette wilde verblijven, heeft hij ter terechtzitting verklaart dat hij daartoe toch bereid is.
Gedragsdeskundige Van Kemenade heeft in zijn bovengenoemd rapport naar voren gebracht dat verdachtes inadequate omgang met gevoelens van onmacht – vooral als deze voortkomen uit financiële problematiek – en beperkte sociale vaardigheden factoren vormen die van belang zijn voor de kans op recidive. Hij adviseert op te leggen een deels voorwaardelijke straf, waarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld:
  • ambulante behandeling om abstinentie van alcohol te bereiken, welke behandeling mogelijk is bij De Waag;
  • het volgen van een sociale vaardigheidstraining;
  • toezicht door de verslavingsreclassering.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit:
14 juli 2013, Sluis, gem. Sluis, brandstichting [Straat 4] te Sluis, zaak 1 van het dossier.
Gezien de aard en de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en gelet op de adviezen van de reclassering en de gedragsdeskundige is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar rechtdoet. De rechtbank neemt de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden over, met uitzondering van de klinische opname ter detoxificatie. De rechtbank neemt dit onderdeel niet over, nu verdachte reeds circa zes maanden gedetineerd is en in die periode abstinent is geweest van alcohol, waardoor zij ook gelet op de overige bijzondere voorwaarden, geen noodzaak ziet in het opleggen van deze bijzondere voorwaarde.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is;
feit 2: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is;
feit 3: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 27 (zevenentwintig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich op de datum van zijn invrijheidstelling moet melden bij de verslavingsreclassering van Emergis op het adres Vrijlandstraat 33e te Middelburg. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat behandelen bij de forensische polikliniek van ‘De Waag’ of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
* dat verdachte zich vanaf de datum van zijn invrijheidstelling laat opnemen in de ‘Hoeve La Salette' te Vogelwaarde of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.M. de Jager, voorzitter, mr. H.K.N. Vos en mr. J.J.A. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 februari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Regiopolitie Zeeland, nummer PL193E-2013073553 Z.
2.Pagina 64, zevende en achtste alinea.
3.Pagina 101.
4.Pagina 99, vierde, vijfde, zevende en negende alinea.
5.Pagina’s 181, 183 (onder ‘1e verdieping’) en 185, tweede, derde en vierde alinea.
6.Pagina’s 187,191, 197 tot en met 216.
7.Pagina 61, vierde en zevende alinea, en pagina 62, zesde en twaalfde alinea.
8.Pagina 95, en pagina 96, eerste alinea.
9.Pagina 94.
10.Pagina 54, laatste alinea.
11.Pagina 226.
12.Pagina 218, tweede en derde alinea.