Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2014, staat de erfbelasting centraal na het overlijden van de erflater in 2013. De belanghebbende, die als enige erfgenaam was benoemd in het testament, had in de aangifte erfbelasting een WOZ-waarde van € 149.000 opgegeven, wat overeenkomt met de vraagprijs van de woning per maart 2013. De inspecteur van de Belastingdienst daarentegen, hanteerde een WOZ-waarde van € 198.000 voor het kalenderjaar 2013 bij het vaststellen van de aanslag erfbelasting. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de aanslag op een juist bedrag heeft vastgesteld, omdat de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2014 nog niet bekend was en de belanghebbende geen keuze had kunnen maken om deze waarde te hanteren.
De rechtbank wijst erop dat artikel 21, vijfde lid, van de Successiewet (Sw) ook van toepassing is, zelfs als de woning enige tijd leeg heeft gestaan. De wetgever heeft bewust gekozen om de WOZ-waarde als uitgangspunt te nemen voor de waardering van woningen in het kader van de erfbelasting. De rechtbank concludeert dat de vraagprijs van de woning niet als uitgangspunt kan dienen voor de aanslag, en dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld op basis van de WOZ-waarde, die de waarde in het economische verkeer weerspiegelt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond en merkt op dat de inspecteur heeft toegezegd de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2014 in aanmerking te nemen zodra deze bekend is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.