ECLI:NL:RBZWB:2013:CA3719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
767930 md 13-349/ 767932 md 13-350/ 767933 md 13-351/ 767936 md 13-352/ 770309 md 13-431
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot gijzeling op basis van financiële onmacht en beginselen van behoorlijk bestuur

Op 23 mei 2013 heeft de kantonrechter mr. W.E.M. Verjans in de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de verzoeken van de officier van justitie tot machtiging voor gijzeling afgewezen. De verzoeken waren ingediend in het kader van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV) en betroffen meerdere zaken met betrekking tot dezelfde betrokkene. De kantonrechter oordeelde dat de verzoeken niet alleen in strijd waren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, maar ook dat er sprake was van financiële onmacht bij de betrokkene om de opgelegde boetes te betalen.

De kantonrechter benadrukte dat de officier van justitie onvoldoende had aangetoond dat er geen minder ingrijpende middelen beschikbaar waren om de betaling af te dwingen. De verzoeken waren te algemeen en niet voldoende gemotiveerd, waardoor de rechter niet kon vaststellen dat gijzeling de enige optie was. De kantonrechter wees erop dat het CJIB in zijn geautomatiseerde systeem niet adequaat omging met openstaande zaken van dezelfde persoon, wat leidde tot onterecht ingediende verzoeken.

De beslissing van de kantonrechter was duidelijk: de verzoeken tot gijzeling werden afgewezen, niet alleen vanwege de financiële onmacht van de betrokkene, maar ook omdat de verzoeken niet voldeden aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering. De kantonrechter uitte zijn bezorgdheid over het gemak waarmee gijzeling als dwangmiddel wordt ingezet, en stelde dat dit niet in lijn is met de rechten van de burger in individuele procedures. De beslissing werd genomen in het openbaar, met de griffier L.P.A. Gijsen - van der Linden aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummers : 767930 \ MD VERZ 13-349 /767932 \ MD VERZ 13-350 / 767933 \ MD VERZ 13-351 / 767936 \ MD VERZ 13-352 / 770309 \ MD VERZ 13-431
CJIB-nummer: [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer]
uitspraak: 23 mei 2013
Beslissing op de verzoeken als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV)
Op de in het openbaar gehouden zitting van 23 mei 2013 is mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, bijgestaan door L.P.A. Gijsen - van der Linden als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van de verzoeken dwangmiddel gijzeling, gevorderd door de officier van justitie in de zaken met bovengenoemde CJIB-nummers, van de betrokkene:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres], nader te noemen: betrokkene.
De bewindvoerder van betrokkene, [X] van MWS Bewindvoeringen te Bergen op Zoom, heeft schriftelijk gereageerd.
1. De beoordeling
1.1 De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV wordt alleen verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent de volgende mogelijkheden:
a. verhaal op goederen krachtens dwangbevel (artikel 26 lid 1 WAHV);
b. verhaal op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel (artikel 27 lid 1 WAHV);
c. inname van het rijbewijs (artikel 28a WAHV);
d. het buitengebruik stellen van het voertuig (artikel 28b WAHV).
1.2 In de verzoekschriften wordt (onder meer) gesteld dat de gerechtsdeurwaarder de openstaande bedragen niet heeft kunnen verhalen op betrokkene, omdat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Geoordeeld wordt dat met deze stelling onvoldoende aannemelijk is geworden, dat verhaal niet mogelijk is door toepassing van een minder ingrijpend middel, zoals omschreven onder 1.1 sub b.
De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vorderingen dwangmiddel van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst verzoeken in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin betrokkene -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties wordt gestreefd naar efficiency/doelmatigheid valt te begrijpen, maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure. Een verzoek als het onderhavige dient voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd.
Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringeis voldoen de verzoeken niet.
1.3 Daarnaast is het doel van gijzeling het afdwingen van betaling door betrokkene. De kantonrechter is echter van oordeel dat, gelet op het feit dat er geen sprake is van betalingsonwil, maar van financiële onmacht van betrokkene, middels een toewijzing van de gevorderde machtigingen tot het toepassen van gijzeling, dit beoogde doel niet zal worden verwezenlijkt.
1.4 De vorderingen zullen derhalve niet alleen worden afgewezen omdat de verzoeken niet aan de beginselen van behoorlijk bestuur voldoen, maar ook vanwege de financiële onmacht van betrokkene. De bewindvoerder van betrokkene heeft in dit verband verwezen naar een eerdere beschikking van de kantonrechter d.d. 28 maart 2013 in de zaak met CJIB-nummer 156380408.
1.5 Gelet op de inhoud van de beschikking is het de kantonrechter onbegrijpelijk dat onderhavige verzoeken tot het toepassen van het dwangmiddel gehandhaafd blijven door de officier van justitie. Binnen het door het CJIB gebruikte geautomatiseerde systeem is het kennelijk niet gebruikelijk om te kijken of meerdere zaken met betrekking tot dezelfde persoon openstaan. Indien de officier van justitie wel had gesignaleerd dat er meerdere zaken van betrokkene openstaan, waarvan eerdere verzoeken door de kantonrechter zijn afgewezen had het voor de hand gelegen om onderhavige vorderingen tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling niet aan de kantonrechter door te zenden, nu reeds eerder gebleken is dat een dergelijk verzoek niet zinvol is. De officier van justitie kijkt kennelijk naar iedere zaak afzonderlijk. Echter ook de individuele zaak is onvoldoende concreet onderbouwd. Nergens uit blijkt welke inspanningen het CJIB zich daadwerkelijk heeft getroost bij de toepassing van de minder ingrijpende dwangmiddelen. Door zo te handelen en te beslissen handelt de officier van justitie (en het CJIB) in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De vorderingen zullen derhalve niet alleen worden afgewezen vanwege de financiële onmacht van betrokkene, maar ook omdat de verzoeken niet aan de beginselen van behoorlijk bestuur voldoen.
1.6 Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter op dat hij grote vraagtekens plaatst bij het gemak waarmee dit ingrijpende dwangmiddel op grote schaal wordt ingezet.
2. De beslissing
De kantonrechter wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is gegeven door mr. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.