ECLI:NL:RBZWB:2013:CA3076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/02/251634 FA RK 12-3279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • J. van Noort
  • Voeten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitvoerbaar bij voorraad-verklaring van onderlinge regelingen uit echtscheidingsconvenant

Op 15 maart 2013 ontving de rechtbank een verzoek van mr. S.E.C. Segeren-Krijnen om een eerdere beschikking van 22 februari 2013 aan te vullen, zodat onderdeel 3.6 van het dictum uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard. Dit verzoek werd door mr. M.H.G. Habets, de advocaat van de vrouw, afgewezen, waarbij zij verwees naar een eerdere afwijzing van een ander verzoek in onderdeel 3.8 van het dictum. De vrouw gaf later aan akkoord te gaan met het gewijzigde verzoek van de man.

In de beschikking van 22 februari 2013 was bepaald dat de onderlinge vermogensrechtelijke regelingen tussen partijen deel uitmaakten van de beschikking. De rechtbank oordeelde dat er geen grond meer was voor de vaststelling van de verdeling, aangezien partijen zelf een voorwaardelijke overeenkomst hadden gesloten. De rechtbank baseerde haar bevoegdheid om de onderlinge regelingen in de beschikking op te nemen op artikel 819 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wat partijen het voordeel biedt van een executoriale titel.

De rechtbank concludeerde dat een uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de beslissing om de regelingen deel uit te laten maken van de beschikking geen juridische betekenis heeft. De partijen zijn gebonden aan hun onderlinge afspraken, en het instellen van hoger beroep verandert niets aan deze gebondenheid. De rechtbank weigerde daarom de verzochte aanvulling en verklaarde dat tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat.

De beschikking is gegeven door mr. J. van Noort en uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van griffier Voeten. De mededeling van de griffier benadrukte dat deze beschikking geen wijziging brengt in de mogelijkheden of termijn voor hoger beroep tegen de verbeterde beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familierecht
Breda
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/251634 FA RK 12-3279
aanvulling van een beschikking in de zaak van
(naam),
wonende te (plaatsnaam),
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S.E.C. Segeren-Krijnen, gevestigd te Breda,
en
(naam),
wonende te (plaatsnaam),
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.H.G. Habets, gevestigd te Breda.
1. De beoordeling
1.1 Op 15 maart 2013 is ter griffie binnengekomen een brief van mr. Segeren-Krijnen. In deze brief wordt verzocht de tussen partijen gewezen beschikking betreffende de echtscheiding d.d. 22 februari 2013 aldus aan te vullen, dat onderdeel 3.6 van het dictum alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Bij brief van 26 maart 2013 heeft mr. Habets namens de vrouw aangegeven niet in te stemmen met het verzochte en erop gewezen dat bij onderdeel 3.8 van het dictum het meer of anders verzochte is afgewezen. Bij brief van 27 maart 2013 heeft mr. Segeren-Krijnen aangegeven dat de vrouw (in de echtscheidingsprocedure) akkoord is gegaan met het gewijzigde verzoek van de man.
1.2 In onderdeel 3.6 van het dictum van de beschikking van 22 februari 2013 is bepaald dat de onderling (door partijen) getroffen vermogens¬rechtelijke regelingen deel uitmaken van de beschikking. De rechtbank heeft ten aanzien van die regelingen onder rechts¬over¬weging 2.7.1 overwogen dat geen grond meer voor vaststelling van de verdeling bestaat nu partijen, voorwaardelijk, zelf de verdeling zijn overeengekomen. Aldus kan worden vastgesteld dat de regelingen door partijen onderling zijn overeen¬gekomen. De rechtbank heeft ter zake niet op een geschil beslist. De bevoegdheid van de rechtbank om de door partijen onderling getroffen regelingen deel te laten uitmaken van een beschikking is ook gebaseerd op artikel 819 van het Wetboek van Burgerlijke Rechts¬vordering. Blijkens de Memorie van Toelichting bij Kamerstukken 30 145 brengt toepassing van dit wetsartikel voor partijen als voordeel dat de betrokken echtgenoten direct over een executoriale titel beschikken. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een beslissing om regelingen van partijen deel te laten uitmaken van de beschikking geen rechtens relevante betekenis toekomt. Met de rechtshandeling van het overeenkomen van onderlinge regelingen zijn partijen gebonden. Het instellen van hoger beroep maakt die gebondenheid niet anders en in hoger beroep kan die gebondenheid ook niet ter discussie worden gesteld. Nu een hoger beroep niet de beslissing om regelingen van partijen deel te laten uitmaken van de beschikking kan bestrijden, geldt de van rechtswege schorsende werking van het hoger beroep ook niet ten aanzien van dit onderdeel van de beschikking.
2. De beslissing
De rechtbank
weigert de verzochte aanvulling.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Voeten, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.
Deze beschikking brengt geen wijziging in de mogelijkheden en/of de termijn van hoger beroep tegen de beschikking die thans is verbeterd.
verzonden op: