RECHTBANK ZEELAND WEST BRABANT
Kanton
zaak/rolnr.: 755959 CV EXPL 13-231
de vennootschap naar Spaans recht Iberia Líneas Aéreas de España Sociedad Anónima Operadora,
statutair gevestigd te Madrid (Spanje), tevens kantoorhoudende te Amsterdam,
opposant,
gemachtigden: mr. A. Rodríguez González en mr. E. de la Fuente González, LL.M., beiden advocaat te Rotterdam,
1. [X],
2. [Y],
beiden [adres],
geopposeerden,
gemachtigde mr. J.M.C. van Zandvoort-Groenen, van DAS Rechtsbijstand te
’s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “Iberia” en “[X en Y]” .
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het verstekvonnis van de kantonrechter te Bergen op Zoom met zaaknummer 751838 CV EXPL 12-7986 van 12 december 2012, met de daarin genoemde stukken;
b. de verzetdagvaarding van 27 december 2012, met producties;
c. de conclusie van antwoord in oppositie;
d. de conclusie van repliek in oppositie, met producties;
e. de akte uitlating producties zijdens [X en Y]
2.1 Bij op 23 november 2012 uitgebrachte dagvaarding heeft [X en Y], als eiser in de verstekzaak, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gevorderd om Iberia, als gedaagde in de verstekzaak, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.200,00 vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Iberia in de proceskosten.
2.2 Bij verstekvonnis van 12 december 2012 heeft de kantonrechter de vordering van [X en Y] toegewezen en is Iberia veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op een bedrag van € 457,64.
2.3 Iberia komt in verzet van voornoemd vonnis. Zij vordert van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling te worden ontheven en om de vordering van [X en Y] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [X en Y] in de kosten van beide procedures.
2.4 [X en Y] voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van voormeld verstekvonnis, met veroordeling van Iberia in de kosten van het verzet.
3.1 Niet gebleken is, dat Iberia te laat in verzet is gekomen zodat de kantonrechter haar ontvankelijk acht in het verzet.
3.2 Bij conclusie van repliek voert Iberia aan, dat zij betwist dat mw. mr. van Zandvoort-Groenen van DAS Rechtsbijstand gemachtigd is door [X en Y] om de onderhavige procedure te voeren. Iberia concludeert op grond hiervan tot niet-ontvankelijk verklaring. Eerstens is dit verweer tardief, maar dit buiten beschouwing latend ziet de kantonrechter in het onderhavige geval geen enkele aanleiding om van haar discretionaire bevoegdheid ex artikel 80 Rv gebruik te maken om van Das Rechtsbijstand, als zijnde een professionele rechtsbijstandverlener, een schriftelijke volmacht te verlangen.
3.3 Tussen partijen staan in rechte de volgende feiten vast:
a. [X en Y] had een bevestigde boeking voor de vluchten IB6314Q van San José naar Madrid op 29 mei 2012 en IB3250Q van Madrid naar Amsterdam op 30 mei 2012. Deze vluchten werden uitgevoerd door Iberia;
b. de eerste vlucht van San José naar Madrid had bij aankomst een vertraging van 18 uur, waardoor [X en Y] de aansluitende vlucht heeft gemist. Uiteindelijk is [X en Y] met een vertraging van 17 uur in Amsterdam gearriveerd;
c. [X en Y] heeft bij Iberia schriftelijk aanspraak gemaakt op een compensatievergoeding van € 600,00 per persoon;
d. de gevraagde vergoeding is door Iberia geweigerd omdat zij zich op het standpunt stelt, dat de vertraging van de vlucht vanuit San José naar Madrid het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
3.4 [X en Y] grondt zijn vordering op Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: Verordening 261/2004). In combinatie met het bepaalde in de gevoegde zaken van het Europese Hof van Justitie (hierna: EU HvJ) d.d. 19 november 2012 inzake Sturgeon-Condor en Bock-Air France met nummers C-402/07 en C-432/07 (hierna: het Sturgeon-arrest) stelt [X en Y], dat hij op basis van de artikelen 6 jo. 7 van Verordening 261/2004 bij vertraging van de vlucht recht heeft op compensatie conform artikel 7 van Verordening 261/2004 (€ 600,00 per passagier). [X en Y] maakt dan ook aanspraak op een bedrag van (2 x € 600,00=) € 1.200,00 aan schadevergoeding. Voorts maakt [X en Y] aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 75,00 en op de wettelijke rente. [X en Y] betwist, dat er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in Verordening 261/2004 die aan de gehoudenheid tot schadevergoeding in de weg staan.
3.5 Iberia voert aan, dat zij niet gehouden is tot schadevergoeding wegens vertraging van de vlucht IB6314 omdat er sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in Verordening 261/2004, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De vertraging is volgens Iberia veroorzaakt door zodanige (onvoorziene) slechte weersomstandigheden, dat het vliegtuig in de direct voorafgaande vlucht moest uitwijken naar het vliegveld van Panama. Vervolgens diende Iberia bij aankomst van dat vliegtuig in San José de geldende regelgeving inzake de veiligheid na te leven en was er sprake van beperkingen van activiteit van het vliegtuigpersoneel. Iberia stelt er vervolgens alles aan gedaan te hebben om de vertraging zoveel mogelijk beperkt te houden. Subsidiair verzoekt Iberia de verzochte vergoeding te matigen (eventueel tot nihil) omdat het gevorderde compensatiebedrag niet in verhouding staat tot de prijs van de betreffende (retour)tickets. Verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten en rente wordt betwist.
3.6 De door [X en Y] gestelde vertraging van de twee vluchten is door Iberia niet betwist. Dat passagiers op basis van het bepaalde in Verordening 261/2004 in samenhang met het Sturgeon-arrest bij vertraagde vluchten recht op compensatie hebben wanneer zij drie uur of meer tijdsverlies lijden, is door Iberia evenmin weersproken. Ter afwering van haar gehoudenheid tot betaling van de gevorderde compensatievergoeding beroept Iberia zich op buitengewone omstandigheden, gelegen in (onvoorziene) slechte weersomstandig-heden die zich voor hebben gedaan bij de vorige vlucht. [X en Y] betwist -bij gebrek aan wetenschap- dat slecht weer de voorgaande vlucht zou hebben beïnvloed in die zin, dat deze vlucht om die reden heeft moeten uitwijken en daardoor vertraagd in San José is geland. Ook al zou er sprake zijn geweest van slecht weer dan nog stelt [X en Y], dat Iberia in het onderhavige geval gehouden is tot schadevergoeding wegens vertraging. Volgens [X en Y] heeft Iberia niet alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen getroffen om vertraging op de vlucht van [X en Y] te voorkomen of te beperken althans, dat is niet aangetoond. Voor de verzochte matiging van de schadevergoeding is volgens [X en Y] geen plaats.
3.7 Allereerst wordt beoordeeld of er sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden en die met zich brengen, dat Iberia niet gehouden is tot het voldoen van compensatievergoeding bij de vertraagde vlucht van [X en Y] In de aanhef van Verordening 261/2004 staat onder punt 14 onder meer vermeld, dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in gevallen van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. [X en Y] heeft reeds in de correspondentie voorafgaand aan deze procedure betwist, dat er sprake was van slecht weer. Uitgangspunt is, dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van de buitengewone omstandigheden bij de luchtvaartmaatschappij rust. Gelet op het voorgaande had van Iberia mogen worden verwacht, dat zij de door haar gestelde buitengewone omstandigheden nader gemotiveerd onderbouwd zou hebben aangetoond. Zij had hiertoe bijvoorbeeld weerrapporten in het geding kunnen brengen en/of een rapport van de piloot/luchtverkeersleiding waaruit is af te leiden, dat de vorige vlucht vanwege (onvoorziene) slechte weersomstandigheden moest uitwijken naar de luchthaven van Panama. Nu Iberia dit heeft nagelaten wordt ook niet toegekomen aan bewijs dienaangaande en wordt het verweer van Iberia -dat er sprake was van buitengewone omstandigheden bestaande uit (onvoorziene) slechte weersomstandigheden- gepasseerd.
3.8 Onder 3.5 is reeds overwogen, dat de door [X en Y] gestelde vertraging door Iberia niet is betwist. [X en Y] kan dan ook aanspraak maken op de door haar gevorderde schadevergoeding van (2 x € 600,00 =) € 1.200,00. Voor een matiging is, gelet op het door het EU HvJ op 23 oktober 2012 gewezen arrest in de gevoegde zaken C-581/10 (Nelson - Lufthansa) en C-629/10 (TUI c.s. – Civil Aviation Authority) geen plaats. Het EU HvJ heeft de hier aan de orde zijnde compensatieplicht niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel geoordeeld. Voornoemd bedrag van € 1.200,00 (althans € 600,00 per persoon) zal dan ook worden toegewezen.
3.9 Wegens betalingsverzuim is de gevorderde wettelijke rente eveneens toewijsbaar. Nu Iberia bij brief d.d. 25 juli 2012 is gesommeerd binnen 14 dagen tot betaling over te gaan, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 8 augustus 2012.
3.10 [X en Y] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste, dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken, dat niet aan dit vereiste is voldaan zodat de gevorderde vergoeding van € 75,00 zal worden toegewezen. Dat [X en Y] zich laat bijstaan door een rechtsbijstandverzekeraar doet aan het voorgaande niet af.
3.11 Het vooroverwogene leidt tot de conclusie, dat het verstekvonnis inclusief de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling zal worden bekrachtigd.
Als de in het ongelijk te stellen partij, wordt Iberia veroordeeld in de proceskosten.
bekrachtigt het vonnis van 12 december 2012 van de kantonrechter te Bergen op Zoom, gewezen onder zaaknummer 751838 CV EXPL 12-7986;
veroordeelt Iberia in de kosten van dit geding, aan de zijde van [X en Y] tot op heden begroot op een bedrag van € 225,00 als salaris voor de gemachtigde van [X en Y];
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.M. Koch, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2013.