ECLI:NL:RBZWB:2013:CA0326

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
760345 az 13-29
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet na vechtpartij op de werkvloer met letsel als gevolg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeenschappelijke Regeling Diamant Groep en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was op 31 januari 2013 betrokken bij een vechtpartij op de werkvloer, waarbij hij letsel toebracht aan een collega, de heer [Q]. De werkgever, Diamant, heeft de werknemer op staande voet ontslagen, waarna de werknemer de nietigheid van dit ontslag heeft ingeroepen. Diamant heeft vervolgens een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, primair op basis van een dringende reden en subsidiair op basis van een verandering in de omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer, die een WSW-indicatie had, de hem verweten gedragingen niet heeft ontkend. De kantonrechter oordeelde dat het wangedrag van de werknemer, dat resulteerde in letsel bij de collega, een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverde. De kantonrechter overwoog dat de werknemer had moeten handelen op een manier die niet leidde tot fysiek geweld, en dat de omstandigheden van de werknemer geen rechtvaardiging boden voor zijn gedrag. De kantonrechter heeft het verzoek van Diamant tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met ingang van 1 april 2013, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Tilburg
zaak/rolnr.: 760345 AZ VERZ 13-29
beschikking van 22 maart 2013
inzake
De publiekrechtelijke rechtspersoon De Gemeenschappelijke Regeling Diamant Groep,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
verzoekster,
gemachtigde: mr. C.J.M.M. de Beer, werkzaam bij verzoekster,
tegen:
[verweerder],
wonende te Tilburg,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.M. Tromp, advocaat te Tilburg.
Partijen zullen hierna door de kantonrechter Diamant en [verweerder] worden genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 De procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 8 februari 2013 ter griffie ontvangen voorwaardelijk verzoekschrift met producties;
b. het op 6 maart 2013 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties;
c. de op 7 maart 2013 ter griffie op voorhand ontvangen pleitnotitie van Diamant ten behoeve van de mondelinge behandeling op 8 maart 2013.
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2013. Ter zitting waren namens Diamant aanwezig mevrouw [X], PZ-adviseur en de heer [Y], projectleider, bijgestaan door mr. De Beer. [verweerder] was in persoon aanwezig, bijgestaan door mr. Tromp, die ook een pleitnota heeft overgelegd. Ter zitting werd [verweerder] onder meer vergezeld van de heer [Z], werkzaam bij de Stichting Amarant en tevens persoonlijk begeleider van [verweerder]. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting aan de orde is gekomen.
2. De feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken
en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast:
a. [verweerder], geboren op [geboortedatum], is op basis van de Wet Sociale Werkvoorziening geïndiceerd en is op 31 januari 2012 in dienst getreden bij Diamant in de functie van mede-werker groen bij het bedrijfsonderdeel Groen Xtra. De arbeidsovereenkomst is aanvankelijk aangegaan voor bepaalde tijd voor de duur van elf maanden en met een arbeidsduur van
16 uur per week. Deze arbeidsovereenkomst is bij brief van Diamant van 3 december 2012 verlengd voor de duur van één jaar, dus tot 1 januari 2014.
b. Op 31 januari 2013 heeft er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in Hilvarenbeek een incident plaatsgevonden, waarbij [verweerder] een meewerkend voorman van Diamant, de heer [Q], heeft aangevallen en letsel heeft toegebracht. [Q] is bij Diamant eveneens werkzaam op basis van een WSW-indicatie.
c. Diamant heeft [verweerder] vervolgens op non actief gesteld gedurende het onderzoek naar deze gebeurtenis. Diamant heeft in het kader van dit onderzoek achtereenvolgens gehoord:
- op 1 februari 2013 de betrokken collega’s van [verweerder] en [Q], die getuige van het incident zijn geweest;
- op 4 februari 2013 [Q];
- op 5 februari 2013 [verweerder], in aanwezigheid van diens begeleider [Z].
d. Diamant heeft [verweerder] in het gesprek op 5 februari 2013 op staande voet ontslagen.
Diamant heeft dit ontslag bij brief van dezelfde dag bevestigd. Deze brief luidt onder meer als volgt:
“Met deze brief bevestigen wij dat u met onmiddellijke ingang op staande voet bent ontslagen. De reden hiervoor is als volgt: Op 31 januari 2013 hebt u in aanwezigheid van uw collega's uw voorman (slachtoffer) met doelgerichte slagen ernstig letsel toegebracht. Het slachtoffer is nadat hij door zijn uitvoerder is opgehaald doorverwezen naar een medische hulppost alwaar gekneusde ribben, gekneusde ringvinger en pink, gekneusde neus, oogletsel een kaakletsel zijn geconstateerd. Door uw optreden is er voor de werkgever in deze; de Diamant-groep Groen Xtra, onvoldoende garantie om de veiligheid van de werknemers voor de toekomst te kunnen waarborgen. Vanwege uw problematiek en Wsw-indicatie hebben wij zorgvuldig onderzoek verricht naar de feitelijke omstandigheden. Hieruit is echter gebleken dat de aan u verweten gedragingen dusdanig ernstig zijn, dat zij voor ons een reden zijn om het dienstverband niet te laten voortduren. Voorgenoemde omstandigheden vormen voor ons een dringende reden om over te gaan tot ontslag op staande voet, dit volgens artikel 7:678 BW. Op grond daarvan beëindigen wij dan ook uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang per 5 februari 2013 (…)”
e. [Q] heeft op 6 februari 2013 bij de politie aangifte gedaan tegen [verweerder] wegens mishandeling. Het betreffende proces-verbaal luidt als volgt:
“Op donderdag, 31 januari 2013 omstreeks 13:00 uur bevond ik mij op de openbare weg op de Eekhool te Hilvarenbeek. Ik was aan het werk voor de Diamantgroep te Tilburg. Mijn functie is meewerkend voorman. Ik heb de leiding over een ploeg van 5 personen. We waren aan het werk met twee ploegen en dus met twee meewerkend voormannen. Ik zelf ben even weggeweest en ik ben rond 12:45 uur teruggekomen op de Eekhool in Hilvarenbeek. We waren buiten bij de struiken aan het werk. [verweerder], een medewerker van de andere ploeg die bij ons aan het werk was vroeg aan mij of hij met mij kon praten. Ik zei daarop dat het kon en dat hij naar mij toe moest komen. Ik schat dat dit omstreeks 13:45 uur was. [verweerder] kwam toen dicht bij mij staan, ik zag en voelde dat hij met zijn schouder tegen mijn linker schouder aan stond. Ik hoorde [verweerder] zeggen dat hij vond dat ik collega [naam collega] discrimineerde. Ik hoorde [verweerder] zeggen dat ik [naam collega] het vuile werk liet doen. Ik hoorde hem zeggen dat hij begreep dat [naam collega] slecht Nederlands kende. Ik hoorde hem vragen of hij daar iets aan moest doen. Ik dacht toen dat hij hiermee bedoelde dat hij zijn uitvoerder ging bellen en ging klagen over mij. Ik zei toen tegen hem dat hij dat maar moest doen. Meteen zag ik hem uithalen met zijn hand. Ik weet niet meer of dat zijn linker- of rechterhand was. Ik zag zijn hand voor mijn gezicht. Daarop voelde en zag ik dat hij met de bal van zijn hand mij onder mijn neus raakte. Dit gebeurde zeker tot twee keer toe. Als reactie daarop beschermde ik met beide handen mijn gezicht. Als reactie daarop zag ik dat hij zijn knie omhoog deed, ik dacht dat het zijn rechter knie was. Ik heb mijn beide armen voor mijn bovenlichaam gehouden om mezelf te beschermen. Ik maakte me daarbij klein. Ik voelde dat hij mij bij mijn schouders vastpakte met beide handen. Ik voelde op dat moment geen pijn, maar hij raakte mij overal met zijn knie. Ik voelde dat hij mij raakte op mijn buik, hand en borst. Het ging allemaal heel snel. Ik dacht op dat moment alleen maar dat het moest stoppen. Ik zag in een flits dat collega's mij te hulp kwamen. Het waren [collega 1] en [collega 2]. Ik zag dat deze collega's [verweerder] vast pakte. Toen ik dat zag was ik wat gerust, ik hoopte dat het snel op zou houden. Toen deze collega's [verweerder] van mij af hadden gehaald ben ik weggelopen. Ik voelde en zag dat er wat slijm met bloed uit mijn kwam (…) Ik heb een gesprek gehad met de uitvoeder, projectleider van de Diamantgroep en iemand van personeelszaken. Dat was diezelfde dag nog. Tijdens dit gesprek voelde ik overal pijn. Ik ben die middag meteen naar de huisarts gegaan dat was rond 15:30 uur. Ik heb een doktersverklaring meegekregen, deze voeg ik bij de aangifte. Ik had een gezwollen pink van mijn linkerhand. Deze is nadien ook flink blauw geworden en straalde uit naar een gedeelte van mijn hand. Er zat een rode plek naast mijn rechteroog en mijn rechter oog was rooddoorlopen. Het voelde beurs aan en het was onder mijn oog gezwollen. Onder mijn neusschot was het dikker en blauw. Mijn tandprothese was geraakt door de klap onder mijn neus. Deze prothese kon ik een paar dagen niet in. Ik heb een paar dagen pijn gehad op mijn borst en last van mijn ribben (…)”
f. Op 7 februari 2013 heeft Diamant een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan de kantonrechter toegezonden.
g. Bij brief van 25 februari 2013 heeft [verweerder] de nietigheid van het gegeven ontslag ingeroepen. Diamant heeft bij brief van 27 februari 2013 het ontslag op staande voet gehandhaafd.
3. Het (voorwaardelijk) verzoek en het verweer
3.1 Diamant verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval het dienstverband tussen partijen nog mocht blijken te bestaan, primair vanwege een dringende reden en subsidiair vanwege een verandering in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] .
Ter toelichting stelt Diamant – samengevat – het volgende.
Het wangedrag van [verweerder] valt op geen enkele wijze te rechtvaardigen en levert naar de mening van Diamant zonder meer een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op. In ieder geval leidt het verwijtbaar handelen van [verweerder] ertoe dat Diamant het door haar in [verweerder] gestelde vertrouwen blijvend verloren heeft, zodat geen basis meer aanwezig is voor een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Dit ook omdat Diamant zijn medewerkers in bescherming moet nemen tegen dergelijke ernstige misdragingen.
3.2 [verweerder] heeft verweer gevoerd. Hij is van mening dat het hem gegeven ontslag op staande voet nietig is vanwege het ontbreken van zowel een objectief dringende reden als een subjectief dringende reden. Verder brengen ook de aard van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden van [verweerder] met zich mee dat er volgens hem geen sprake is van een dringende reden. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op die grond zou dan ook in ieder geval afgewezen moeten worden. Desondanks kan [verweerder] niet ontkennen dat de gang van zaken op 31 januari 2013 het onderlinge vertrouwen tussen partijen mogelijk heeft geschonden. [verweerder] betreurt dat een dergelijke situatie is ontstaan, maar is van mening dat hem dit niet te verwijten valt. Hij heeft ook spijt van het gebeurde. Zou de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van een verandering in de omstandigheden, verzoekt [verweerder] om een ontbindingsvergoeding met een C-factor van 1.
3.3 Op wat Diamant verder aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd en [verweerder] in reactie daarop heeft aangevoerd, zal, voor zover van belang, hierna in de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
Opzegverbod
4.1 Gesteld noch gebleken is dat het ontbindingsverzoek verband houdt met een opzegverbod.
Dringende reden
4.2 Diamant heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor het geval de arbeidsovereenkomst niet blijkt te zijn beëindigd. Voorop gesteld wordt dat een werkgever hierbij een gerechtvaardigd belang kan hebben om onzekerheid te voorkomen en eventuele loondoorbetalingsverplichtingen over een lange termijn te voorkomen. Dit verzoek kan mede zijn gebaseerd op de (zelfde) reden(en) die voor het ontslag op staande voet is (zijn) gegeven, maar deze reden(en) moet(en) voor dat geval naar het oordeel van de kantonrechter dan wel voldoende komen vast te staan.
4.3 Ingevolge artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voor de werkgever als dringende redenen, die een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen, beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling of er sprake is van een dringende reden dient gelet te worden op alle feiten en omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de als zodanig aangemerkte gedraging, de wijze waarop in het verleden is gefunctioneerd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor de werknemer heeft.
4.4 Vastgesteld wordt dat [verweerder] de hem verweten gedraging op geen enkel moment, niet voorafgaand aan en ook niet tijdens de ontbindingsprocedure, heeft ontkend of betwist. Deze gedraging levert naar het oordeel van de kantonrechter op grond van artikel 7: 678 lid 2 sub e BW een dringende reden op.
4.5 [verweerder] heeft aangevoerd dat de gedraging hem niet valt te verwijten. [Q] zou hem beledigd hebben met misplaatste opmerkingen over onder meer zijn etnische achter-grond. [verweerder] heeft zijn leidinggevenden, de beide uitvoerders van de ploegen, de heren [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2], van de discriminerende uitlatingen van [Q] jegens hem op de hoogte gebracht, maar op die melding heeft Diamant geen actie ondernomen, aldus [verweerder]. Toen [verweerder] op 31 januari 2013 van een collega uit de ploeg waarvan [Q] voorman was, [naam collega] met de voornaam geheten, vernam dat [Q] [naam collega] ook discrimineerde, heeft hij naar eigen zeggen [Q] daar op aangesproken, waarbij het hem op een gegeven moment allemaal teveel werd waarna het betreffende incident zich heeft voorgedaan.
4.5.1 Diamant heeft betwist dat [verweerder] bij de uitvoerders melding heeft gemaakt van discriminatie door [Q]. Tijdens de zitting heeft Diamant wel erkend dat [verweerder] ergens in november/december 2012 bij de uitvoerders heeft gemeld dat hij problemen in de omgang met [Q] had. Over discriminatie heeft [verweerder] volgens Diamant toen echter niet gesproken. Diamant heeft [verweerder] vervolgens in de groep van [uitvoerder 2] geplaatst, waar [Q] geen deel van uitmaakte. Navraag bij [naam collega] heeft Diamant geleerd dat [naam collega] zelf van mening is dat hij door [Q] niet gediscrimineerd wordt. Diamant erkent dat [Q] niet altijd even tactvol communiceert, maar dat is nog geen discriminatie.
4.5.2 De kantonrechter is van oordeel dat er in deze procedure op geen enkele wijze is gebleken dat er sprake is van discriminatie van [verweerder] of [naam collega] door [Q].
Daarnaar gevraagd door de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] ook geen voorbeelden van discriminatie kunnen noemen. Wel heeft [verweerder] aangegeven dat [Q] kleinerend was en dat hij negatief over mensen praatte waardoor hij op het werk een bepaalde sfeer creëerde. Zelfs als dat juist zou zijn -in deze procedure is [Q] geen partij en is dus geen sprake van wederhoor- had [verweerder] anders moeten handelen dan hij op 31 januari 2013 heeft gedaan. [verweerder] had bijvoorbeeld bij zijn leidinggevende (opnieuw) een klacht kunnen indienen over het gestelde gedrag van [Q]. De kantonrechter acht het in ieder geval onacceptabel dat [verweerder] fysiek geweld heeft toegepast. De gemachtigde van [verweerder] heeft nog gewezen op de bijzondere aard van de dienstbetrekking, maar de kantonrechter vindt in het feit dat [verweerder] een WSW-indicatie had geen enkele rechtvaardiging voor de door hem gepleegde daad.
Ontbinding
4.6 Nu [verweerder] de handeling naar het oordeel van de kantonrechter wel degelijk verweten kan worden, zal het verzoek van Diamant tot ontbinding van de arbeidsovereen-komst, voor zover deze nog bestaat, op grond van een dringende reden worden toegewezen. Overige omstandigheden die hieraan in de weg zouden staan, zijn de kantonrechter niet gebleken. De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal met ingang van 1 april 2013 worden ontbonden.
Vergoeding
4.7 Aangezien er sprake is van een dringende reden is er geen grond om aan [verweerder] in het kader van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toe te kennen.
4.8 Ten overvloede hecht de kantonrechter er nog aan het volgende op te merken.
Zou er geen sprake zijn geweest van een dringende reden, dan zou de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden hebben vanwege een verandering in de omstandigheden, bestaande uit een vertrouwensbreuk op grond waarvan een verdere vruchtbare samenwerking tussen partijen niet meer te verwachten is. In dat geval zou aan [verweerder] evenmin een vergoeding zijn toegekend. Nu in deze procedure op geen enkele wijze is gebleken dat er sprake was van discriminatie van [verweerder] of [naam collega] door [Q], zou geoordeeld zijn dat het ontstaan van de vertrouwensbreuk volledig aan [verweerder] te wijten is.
Intrekkingstermijn
4.9 Omdat geen vergoeding wordt opgelegd hoeft geen intrekkingstermijn aan Diamant te worden gegeven.
Proceskosten
4.10 Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst – voor zover deze tussen partijen nog bestaat – op grond van een dringende reden met ingang van 1 april 2013, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder];
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2013.