RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummer: 738570 \ MZ VERZ 12-33
CJIB-nummer: [nummer]
uitspraak: 28 maart 2013
Beslissing
Op de in het openbaar gehouden zitting van 28 maart 2013 is mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, bijgestaan door S.J.A. Roefs als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het verzet dat is gedaan tegen de tenuitvoerlegging van het door de officier van justitie te Leeuwarden uitgevaardigde dwangbevel met bovenvermeld CJIB-nummer.
Het verzetschrift is ingediend door:
naam : Tuinhoutspecialist [naam betrokkene] V.O.F.
adres : [adres], nader ook te noemen: betrokkene.
Betrokkene is ter zitting verschenen bij haar vennoot de heer [betrokkene].
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen.
Betrokkene heeft verzet gedaan en daartoe aangevoerd hetgeen in het verzetschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld. Ter zitting heeft betrokkene medegedeeld de gronden van het verzet te handhaven.
De officier van justitie heeft bij brief van 2 januari 2012 (ktr leest: 2013) een schriftelijk commentaar op het verzet overgelegd, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1. De beoordeling
1.1 Het dwangbevel in de onderhavige zaak is op 24 augustus 2012 aan betrokkene betekend. Het verzetschrift had voor 7 september 2012 ingediend dienen te worden. Het verzetschrift is uiteindelijk op 14 september 2012 ingediend. Het verzet zou daarmee niet tijdig zijn ingediend. De kantonrechter ziet echter aanleiding om betrokkene wel ontvankelijk te achten in haar verzet. Een dusdanig geringe termijnoverschrijding rechtvaardigt naar het oordeel van kantonrechter geen niet-ontvankelijkverklaring van betrokkene. Dit mede gelet op de namens betrokkene geschetste feiten en/of omstandigheden waarover hierna meer.
1.2 Betrokkene voert aan dat hij de initiële sanctie ad € 143,00 tijdig heeft betaald. Hij heeft echter de opgelegde administratiekosten ad € 6,00 niet voldaan in afwachting van de uitspraak van het gerechtshof naar aanleiding van een eerdere uitspraak betreffende de verschuldigdheid van administratiekosten van de kantonrechter te Amsterdam.
Betrokkene heeft twee verhogingen ontvangen over het volledige sanctiebedrag van € 149,00 hetgeen resulteerde in een totaalbedrag van € 429,00. Namens betrokkene wordt aangevoerd dat zij dit absurd vindt nu zij het sanctiebedrag ad € 143,00 heeft betaald en de administratiekosten ad € 6,00 om voormelde reden onbetaald heeft gelaten. Betrokkene heeft hierover telefonisch contact gehad met het CVOM en uitgelegd waarom hij heeft gewacht met het betalen van de administratiekosten. Dit heeft echter niet mogen baten. Naar aanleiding van de uitspraak van het gerechtshof is betrokkene alsnog bereid om alleen de € 6,00 aan administratiekosten te betalen zonder verdere bijkomende kosten.
1.3 De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie in zijn “Commentaar naar aanleiding van verzet tegen verhaal met dwangbevel” het navolgende heeft aangevoerd:
“Wegens een gedraging geconstateerd op kenteken is aan betrokkene bij beschikking een administratieve sanctie en administratiekosten ad € 149,00 opgelegd. De beschikking is op
17 januari 2012 gezonden naar het adres dat in het kentekenregister is opgenomen.
Tegen de uitgevaardigde beschikking is geen beroep bij de officier van justitie ingesteld.
De beschikking is derhalve onherroepelijk geworden.
Op 13 maart 2012 is een deelbetaling, een bedrag van € 143,00 bij de CJIB ontvangen.
Omdat de beschikking niet tijdig volledig is voldaan, is de sanctie van rechtswege verhoogd en is op 29 maart 2012 een eerste aanmaning verzonden. Aangezien de inmiddels verhoogde sanctie niet is voldaan, is de sanctie van rechtswege verder verhoogd en is op 14 mei 2012 een tweede aanmaning verzonden.
Daarin onderhavige zaak een betaling was gedaan heeft de officier van justitie beoordeeld of het resterende bedrag van de sanctie ingevolge artikel 27 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) kon worden verhaald door middel van verhaal zonder dwangbevel op de bankrekening van betrokkene. Aangezien de naam, adres en woonplaatsgegevens niet overeenkwamen met het rekeningnummer was ingevolge artikel
27 WAHV verhaal zonder dwangbevel derhalve niet mogelijk. Voor het CJIB was het inschakelen van een deurwaarder in dit geval derhalve de meest gerede incassomethode.
Op 16 augustus 2012 is een dwangbevel uitgevaardigd.”
De officier van justitie schrijft verder nog voor zover hier van belang.
“Het bezwaar tegen de administratiekosten zijn van dien aard dat ze in een eerder stadium van de rechtsgang, de beroepsprocedure bij de officier van justitie hadden kunnen worden opgeworpen. Betrokkene heeft dit nagelaten en geen volledige betaling verricht ondanks het feit dat betrokkene op de hoogte was, althans had kunnen zijn, van de gevolgen van het uitblijven van betalen. De gevolgen dienen dan ook voor rekening van betrokkene te komen.
Op de initiële beschikking staat de vervaldatum duidelijk aangeven. Tevens staat duidelijk vermeld dat bij niet tijdige en/of volledige betaling een eerste verhoging wordt opgelegd. Derhalve wist betrokkene, althans had hij kunnen weten, welke gevolgen niet tijdige betaling met zich meebrengt. Op de tweede aanmaning staat duidelijk vermeld dat indien de betaling weer niet wordt ontvangen, de officier van justitie zonder voorafgaande waarschuwing verhaal kan nemen op de goederen, inkomsten en vermogen van betrokkene. Betrokkene is zo derhalve gewaarschuwd voor de gevolgen van niet tijdige en volledige betaling.”
“In casu zijn de kosten ontstaan doordat betrokkene zelf niet heeft voorzien in een adequate afdoening van de hem opgelegde administratieve sanctie en had hij deze extra kosten in de vorm van verhogingen derhalve kunnen voorkomen. Nu overigens niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden die niet voor rekening van betrokkene dienen te komen, is er geen reden om de verhogingen ongedaan te maken en/of deurwaarderskosten kwijt te schelden.
Betrokkene heeft een bedrag van € 143,00 voldaan terwijl het openstaande bedrag € 149,00 bedroeg. Hiermee staat vast dat betrokkene niet volledig heeft betaald. Op grond van artikel 6:44 lid 1 Burgerlijk Wetboek strekt een betaling in eerste plaats in mindering van de kosten en vervolgens in mindering van de hoofdsom. Indien de sanctie niet tijdig volledig wordt voldaan, wordt de sanctie van rechtswege verhoogd (artikel 23 WAHV).”
1.4 De kantonrechter heeft met opzet bovengenoemde -gestandaardiseerde- overwegingen uit het commentaar van de officier van justitie overgenomen in deze beschikking. Hij vraagt zich vervolgens af waar het CJIB, als incasserende instantie, en kennelijk in het verlengde hiervan de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden mee bezig is. Per saldo heeft betrokkene een bedrag van € 6,00 (lees: zes euro!) onbetaald gelaten omdat zij kennis had genomen van een uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam waarin -kort gezegd- de verschuldigdheid van deze administratiekosten ter discussie werd gesteld. Vervolgens krijgt betrokkene hierboven onder 1.3 omschreven “volledig gestandaardiseerde en geautomatiseerde incassotraject” over zich heen. Betrokkene heeft er inderdaad voor gekozen om zijn bezwaar tegen de in rekening gebrachte administratiekosten niet via de beroepsprocedure bij de officier van justitie voor te leggen. Betrokkene wist van een door de officier van justitie ingediend hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam bij het bevoegde gerechtshof. Zij wilde de uitkomst van dit hoger beroep afwachten alvorens de onderhavige administratiekosten te betalen.
1.5 Uit de stukken blijkt dat de staat “Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), zetelend te ’s-Gravenhage, ten deze vertegenwoordigd door de Officier van Justitie te Leeuwarden,
na de toegepaste verhogingen (ad in totaal € 280,00) op 24 augustus 2012 door de betrokken deurwaarder het in executoriale vorm uitgegeven dwangbevel d.d. 16 augustus 2012 ten laste van betrokkene heeft doen uitgaan, waardoor de verschuldigde som oploopt tot € 438,12. Daarna volgt namens diezelfde staat op 25 september 2012 de betekening door dezelfde deurwaarder van een executoriaal derdenbeslag bij de ABN AMRO Bank NV op alle vorderingen en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, die de derde-beslagene van de geëxecuteerde (lees: betrokkene) onder zich heeft. Het totaalverschuldigde bedrag (inclusief kosten proces-verbaal & overbetekening) bedraagt inmiddels € 711,97 (exclusief P.M. kosten). Op 5 oktober 2012 vindt vervolgens reeds voormelde overbetekening door de deurwaarder aan betrokkene plaats.
1.6 Dit allemaal naar aanleiding van het onbetaald laten door betrokkene op 13 maart 2012 van € 6,00. Deze gevolgen dienen volgens de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden allemaal voor rekening van betrokkene te komen. Betrokkene was immers gewaarschuwd voor de gevolgen van niet tijdige en volledige betaling!
1.7 De WAHV/ Wet Mulder voorziet in de afhandeling van verkeersovertredingen buiten het strafrecht. De doelstelling van de wet zijn in de Memorie van Toelichting als volgt verwoord:
I. De nieuwe regeling dient de werklast van de politie, het openbaar ministerie en de rechterlijke macht in belangrijke mate terug te dringen.
II. De nieuwe wijze van handhaving dient een deugdelijke rechtsbescherming van de betrokkene te waarborgen.
III. De bestaande ineffectiviteit van de tenuitvoerlegging van opgelegde boeten dient te worden weggenomen.
De wetgever was (destijds) van opvatting dat de Wet Mulder/WAHV voldoet aan de eisen die artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens stelt aan rechtsbescherming. Deze kantonrechter vraagt zich echter steeds vaker of in het kader van de huidige handhaving van deze wet nog wel sprake is van “een waarborging van de deugdelijke rechtsbescherming van de betrokkene.” Zo ook in deze zaak waarin naar het oordeel van de kantonrechter “buiten alle proporties” incassomaatregelen worden toegepast en dat om € 6,00 (zes euro) te innen ten behoeve van de Staat der Nederlanden. Het CJIB en de bevoegde officier van justitie te Leeuwarden geven geen blijk van enige toetsing aan proportionaliteit en subsidiariteit in het kader van het onderhavige (gestandaardiseerde) incassotraject.
1.8 De vraag rijst steeds vaker: Wie waarborgt een deugdelijke rechtsbescherming van betrokkene in het kader van de toepassing van de Wet Mulder indien de kantonrechter dit niet doet aan het einde van één van de rechtsgangen binnen deze wet?
Het antwoord luidt: Niemand.
In deze procedure zal de kantonrechter het verzet van betrokkene in elk geval gegrond verklaren en het uitgevaardigde dwangbevel vernietigen. Op grond van bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat in alle redelijkheid nooit besloten had mogen worden tot het uitvaardigen van het onderhavige dwangbevel. Meer mogelijkheden heeft de kantonrechter (helaas) niet in het kader van deze verzetprocedure. De kantonrechter is ervan overtuigd dat het CJIB respectievelijk de Officier van Justitie betrokkene -na de uitspraak in hoger beroep- op relatief eenvoudige wijze had kunnen bewegen tot het betalen van de resterende € 6,00.
Dit zou ook voor de Staat der Nederlanden een stuk goedkoper zijn geweest.
Handhaving van wetgeving is belangrijk maar niet voor elke prijs. Dit soort zaken leidt volgens de kantonrechter slechts tot een afnemend vertrouwen van de burger in “een handhavende overheid”.
1.9 De kantonrechter zal voorts bepalen dat het griffierecht, voor zover betaald, aan betrokkene terugbetaald dient te worden.
2. De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het verzet gegrond;
- vernietigt het tegen betrokkene uitgevaardigde dwangbevel;
- bepaalt dat het griffierecht, voor zover betaald, aan betrokkene dient te worden terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
Bent u het met de beslissing op uw verzet niet eens, dan kunt u binnen twee weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beschikking hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, team kanton, locatie Bergen op Zoom, (118 4600 AC Bergen op Zoom) en dient door degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Na indiening van het beroepschrift krijgt u een ontvangstbevestiging. Daarin staat ook de termijn waarbinnen u opnieuw griffierecht dient te betalen en zekerheid dient te stellen, wil uw beroep ontvankelijk zijn.
Datum toezending beschikking: