RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummer: AWB 12/3347 AW
uitspraak van 29 maart 2013 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. M.H. Welter,
de korpschef van politie, als rechtsopvolger van
de korpsbeheerder van de politieregio Zeeland, verweerder.
Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 mei 2012 (bestreden besluit) van verweerder inzake het niet doorbetalen van een operationele toelage, verschuivingsvergoeding en overwerkvergoeding tijdens zijn vakantie.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2013. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [woordvoerder verweerder] en [woordvoerder verweerder].
Overwegingen
1. Het bestreden besluit is genomen door de korpsbeheerder van de politieregio Zeeland. Op 1 januari 2013 zijn, met de inwerkingtreding van de Politiewet 2012, diens bevoegdheden overgegaan op verweerder. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de korpsbeheerder.
2. Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is vanaf januari 2009 werkzaam bij verweerder in de basispolitiezorg. In het kader van het uitoefenen van deze functie ontvangt hij onder meer een operationele toelage, een overwerkvergoeding en een verschuivingsvergoeding. De operationele toelage wordt uitbetaald wanneer de ambtenaar op specifieke uren werkt. Dit zijn de uren tussen 22:00 en 07:00 uur en in de weekenden. Van overwerk is sprake indien de ambtenaar buiten de vastgestelde arbeidstijden opgedragen wordt te werken of wanneer zijn vastgestelde diensttijd is overschreden op een bepaalde ‘dienstdag’. De verschuivingsvergoeding wordt uitbetaald indien een al vastgesteld rooster nog aangepast wordt. Per verschoven uur wordt een vergoeding toegekend die even groot is als de overwerkvergoeding.
Eiser heeft in de periode van 31 augustus 2011 tot en met 27 september 2011 wegens vakantie geen werkzaamheden verricht. Hij heeft aan de hand van zijn salarisspecificatie over de maand oktober 2011 (primair besluit) geconstateerd dat de operationele toelage, de overwerkvergoeding en de verschuivingsvergoeding tijdens deze vakantie niet zijn doorbetaald.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, onder verwijzing naar het advies van de Bezwarenadviescommissie van 15 mei 2012.
3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit, kort samengevat, op het volgende standpunt. De operationele toeslag, overwerkvergoeding en verschuivingsvergoeding worden alleen uitbetaald wanneer er daadwerkelijk gewerkt wordt. Deze vergoedingen hangen niet intrinsiek samen met de uitvoering van de politietaak. Het niet doorbetalen van deze vergoedingen tijdens eisers vakantie, is niet in strijd met het bepaalde in artikel 7 van de richtlijn 2003/88/EG (richtlijn), zoals uitgelegd in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) van 15 september 2011 in de zaak Williams/British Airways (LJN: BT6327).
4. Eiser voert in beroep, kort samengevat, het volgende aan. Aan eiser is over zijn vakantieperiode van 31 augustus 2011 tot en met 27 september 2011 minder salaris toegekend dan wanneer hij gewoon zou hebben gewerkt. De posten operationele toelage, overwerkvergoeding en verschuivingsvergoeding zijn verlaagd ten opzichte van wat hij in voorgaande periodes gemiddeld ontving. De verlaging is in strijd met artikel 7 van de richtlijn. Deze vergoedingen hangen namelijk intrinsiek samen met eisers werkzaamheden.
5. Artikel 7 van de richtlijn (“Jaarlijkse vakantie”) luidt als volgt:
1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat aan alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van ten minste vier weken wordt toegekend, overeenkomstig de in de nationale wetten en/of gebruiken geldende voorwaarden voor het recht op en de toekenning van een dergelijke vakantie.
2. De minimumperiode van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon kan niet door een financiële vergoeding worden vervangen, behalve in geval van beëindiging van het dienstverband.
6. In het arrest Williams/British Airways heeft het HvJ beoordeeld of en, zo ja, welke aanwijzingen uit artikel 7 van de richtlijn kunnen worden afgeleid ten aanzien van de beloning waarop een lijnpiloot gedurende zijn jaarlijkse verlof recht heeft.
7. De rechtbank overweegt dat uit het arrest van het HvJ het volgende kan worden opgemaakt.
In rechtsoverweging 17 van het arrest heeft het HvJ overwogen dat de bewoordingen van artikel 7 van richtlijn 2003/88 geen aanwijzingen bevatten ten aanzien van de beloning waarop een werknemer recht heeft gedurende zijn jaarlijkse vakantie. In de rechtspraak is er evenwel aan herinnerd dat uit de formulering van het eerste lid van dit artikel, een bepaling waarvan ingevolge deze richtlijn niet kan worden afgeweken, volgt dat alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon wordt toegekend van ten minste vier weken en dat dit recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon moet worden beschouwd als een bijzonder belangrijk beginsel van communautair sociaal recht (zie arrest van 20 januari 2009, Schultz-Hoff e.a., C-350/06 en C-520/06, Jurispr. blz. I-179, punten 22 en 54 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Uit de eerdere uitspraken van het HvJ (zie arrest van 16 maart 2006, Robinson-Steele e.a., C-131/04 en C-257/04, Jurispr. blz. I-2531, punt 50, en arrest Schultz-Hoff e.a.) volgt dat de woorden “jaarlijkse vakantie met behoud van loon” in artikel 7, eerste lid, van richtlijn 2003/88 betekenen dat het loon gedurende de “jaarlijkse vakantie” in de zin van die richtlijn moet worden doorbetaald en dat, met andere woorden, de werknemer voor deze rustperiode zijn normale loon dient te ontvangen,
Vervolgens dient te worden bepaald wat het gebruikelijke loon is (rechtsoverweging 22).
Tot de globale beloning van de werknemer wordt gerekend elke last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van de taken die de werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst en waarvoor hij een financiële vergoeding ontvangt (rechtsoverweging 24). Componenten van het globale loon die alleen strekken tot vergoeding van occasionele of bijkomende kosten die worden gemaakt bij uitvoering van de taken die de werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het te betalen bedrag aan vakantieloon (rechtsoverweging 25).
Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of er een intrinsiek verband bestaat tussen de verschillende componenten van het globale loon van de werknemer en de uitvoering van de taken die hem zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst. Deze beoordeling dient betrekking te hebben op een gemiddelde over een representatief geachte periode (rechtsoverweging 26).
8. Tussen partijen is niet in geschil dat, zoals ter zitting is toegelicht, ongeveer één week van de voornoemde vakantie van eiser (mogelijk) van invloed is geweest op de betaling van de operationele toelage, de overwerkvergoeding en de verschuivingsvergoeding in de maand oktober 2011. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van procesbelang, zodat de rechtbank de zaak verder inhoudelijk kan behandelen.
9. Volgens verweerder vormt de operationele toelage een intrinsiek onderdeel van de bezoldiging. Bij de operationele toelage dient echter een onderscheid gemaakt te worden tussen de vaste en de variabele component. De vaste component zit al geruime tijd verweven in het salaris en van de variabele component is expliciet bepaald dat deze alleen tot uitbetaling komt wanneer er daadwerkelijk gewerkt wordt. Niet iedere politieambtenaar draait nachtdiensten of werkt in het weekend. Het werken op onregelmatige tijden hangt dus niet intrinsiek samen met de uitvoering van de politietaak.
10. De rechtbank dient eerst te beoordelen of er sprake is van een intrinsiek verband tussen de operationele toelage en de uitvoering van de taken die destijds aan eiser waren opgedragen. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang dat de operationele toelage (deels) een variabele component is, die afhankelijk is gesteld van het aantal uren dat de werknemer ’s nachts of in het weekend heeft gewerkt. Deze beoordeling dient betrekking te hebben op een gemiddelde over een representatief geachte periode.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser voor de uitvoering van zijn functie in de basispolitiezorg geacht werd om op gezette tijden ook ’s nachts en in het weekend te werken. Eiser werd zo ingeroosterd en kon zich hieraan niet onttrekken. Nu eiser zich destijds ‘s nachts en in het weekend bezig hield met zijn primaire politietaak in de basispolitiezorg, is de rechtbank van oordeel dat de operationele toelage die eiser in verband hiermee ontving, intrinsiek samenhing met de aan hem opgedragen werkzaamheden. Dit betekent dat de operationele toelage in het geval van eiser behoort tot zijn globale loon.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of er desalniettemin sprake is van componenten van het globale loon die alleen strekken tot vergoeding van occasionele of bijkomende kosten die worden gemaakt bij uitvoering van de taken die eiser zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst. Deze kosten worden namelijk niet in aanmerking genomen voor de berekening van het te betalen bedrag aan vakantieloon.
De rechtbank overweegt daarover als volgt. Uit de individuele loonstaten over 2010 en 2011 blijkt dat er elke maand een (variabel) bedrag aan operationele toelage aan eiser is uitbetaald. Gelet op de structurele uitbetaling van deze toelage, kan niet worden gezegd dat er sprake is van occasionele kosten.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat eiser in ieder geval in de jaren 2010 en 2011 zich ook ’s nachts en in het weekend bezig hield met de aan hem opgedragen taken als politieambtenaar in de basispolitiezorg. Voor deze werkzaamheden ontving hij de operationele toelage. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze toelage reeds daarom niet worden aangemerkt als bijkomende kosten.
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de operationele toelage in het geval van eiser behoort tot zijn globale loon en moet worden doorbetaald tijdens zijn vakantie.
Het beroep van eiser slaagt op dit punt.
11. Eiser heeft aangevoerd dat overwerk intrinsiek samenhangt met de aan hem opgedragen werkzaamheden. Politiewerk vereist dat eenmaal begonnen werkzaamheden moeten worden afgemaakt. Het is dus onvermijdelijk dat eiser hiermee wordt geconfronteerd. Er is geen sprake van een onkostenvergoeding. De overwerkvergoeding moet dus worden doorbetaald tijdens zijn vakantie.
12. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een intrinsiek verband tussen de overwerkvergoeding en de uitvoering van de primaire politietaken die destijds aan eiser waren opgedragen.
De rechtbank stelt evenwel vast dat uit de individuele loonstaten over 2010 en 2011 blijkt dat eiser in de periode van juli 2010 tot en met december 2010 geen overwerkvergoeding heeft ontvangen. Over de periode van januari 2011 tot en met september 2011 heeft eiser alleen in de maanden januari, februari, april, augustus en september een overwerkvergoeding ontvangen. Gelet op de frequentie van uitbetaling van de overwerkvergoeding in de periode voorafgaand aan de salarisstrook van oktober 2011, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van occasionele kosten.
Dit betekent dat de overwerkvergoeding in het geval van eiser dan ook niet behoeft te worden doorbetaald tijdens zijn vakantie.
Het beroep van eiser kan op dit punt niet slagen.
13. Eiser heeft ten aanzien van de verschuivingsvergoeding verwezen naar de beroepsgronden die zijn aangevoerd in het kader van de overwerkvergoeding.
14. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een intrinsiek verband tussen de verschuivingsvergoeding en de uitvoering van de taken die destijds aan eiser waren opgedragen.
De rechtbank stelt evenwel vast dat uit de individuele loonstaten van 2010 en 2011 blijkt dat eiser alleen in de maanden maart 2010, mei 2010, augustus 2010, december 2010 en februari 2011 een verschuivingsvergoeding heeft ontvangen. Gelet op de frequentie van uitbetaling van de verschuivingsvergoeding in de periode voorafgaand aan de salarisstrook van oktober 2011, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van occasionele kosten.
Dit betekent dat de verschuivingsvergoeding dan ook niet behoeft te worden doorbetaald tijdens zijn vakantie.
Het beroep van eiser kan op dit punt evenmin slagen.
15. Het beroep zal, gezien hetgeen onder 10. met betrekking tot de operationele toelage is overwogen, gegrond worden verklaard. De rechtbank zal het bestreden besluit met betrekking tot dit onderdeel vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal namelijk eerst moeten berekenen welk bedrag aan operationele toelage aan eiser moet worden doorbetaald tijdens de relevante periode van ongeveer één week van diens voornoemde vakantie. De rechtbank geeft aan verweerder mee om te kiezen voor een gemiddeld bedrag over een door de rechtbank als representatief geachte periode van twaalf maanden, voorafgaand aan het begin van de vakantie op
31 augustus 2011.
Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
16. Ten overvloede merkt de rechtbank het navolgende op. In deze uitspraak zal het beroep gegrond worden verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft echter een aantal beroepsgronden uitdrukkelijk verworpen. Indien eiser daarin niet wil berusten, dient hij hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.
17. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
18. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472, en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op de operationele toelage;
- draagt verweerder op om ten aanzien van de operationele toelage een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 944,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, voorzitter, en mrs. R.C.M. Reinarz en D.H. Hamburger, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op: 11 april 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.