ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ7194

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
759899 ov 13-502
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van curatele en beoordeling van de noodzaak van beschermende maatregelen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom op 10 april 2013 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van de ondercuratelestelling van de rechthebbende. De rechthebbende, die eerder onder bewind was gesteld, verzocht om opheffing van de curatele op basis van de stelling dat de oorzaken die tot de ondercuratelestelling hebben geleid niet langer aanwezig zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechthebbende aangegeven dat zijn schuldenproblematiek is opgelost en dat hij weer zelf over zijn financiën wil beschikken om zijn gezin in Kongo Kinshasa te ondersteunen.

De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de gronden voor de ondercuratelestelling nog steeds aanwezig zijn. De rechthebbende heeft advies ingewonnen bij zijn huisarts en zijn curator, die beiden hebben geadviseerd om de beschermende maatregel niet op te heffen. De huisarts heeft aangegeven dat zonder professionele begeleiding het risico op ontsporing groot is, zowel maatschappelijk als psychisch. De curator heeft ook benadrukt dat het handhaven van de curatele noodzakelijk is om de zorg voor de rechthebbende te waarborgen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van de curatele afgewezen, met de overweging dat de huidige beschermende maatregel essentieel is voor de continuïteit van de zorg voor de rechthebbende. De kantonrechter heeft begrip voor de wens van de rechthebbende om zijn familie financieel te ondersteunen, maar heeft geconcludeerd dat zijn uitkering primair moet worden besteed aan zijn eigen zorg. De beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 759899 OV VERZ 13-502
Cb.nr: 25163
beschikking d.d. 10 april 2013 op een verzoek tot opheffing van een ondercuratelestelling
ingediend door
[rechthebbende], geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende te [adres],
hierna te noemen rechthebbende.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 4 februari 2013 ter griffie ontvangen verzoekschrift ex artikel 1:389 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek;
b. de beschikking van de kantonrechter te Bergen op Zoom van 6 maart 2012, met alle daarin vermelde stukken;
c. het uittreksel uit het curateleregister;
d. de schriftelijke reactie van de curator op het verzoek;
e. de aanvullende reactie van rechthebbende;
f. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting van 4 april 2013 en het bij die gelegenheid gehouden verhoor van rechthebbende.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
1.3 Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. rechthebbende;
2. de curator.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt tot opheffing van de ondercuratelestelling van rechthebbende.
3. De beoordeling
3.1 Bij beschikking van 14 september 2009 van de kantonrechter te Bergen op Zoom is rechthebbende onder bewind gesteld. Bij beschikking van 24 februari 2012 van de kantonrechter te Bergen op Zoom is het bewind gewijzigd in een provisioneel bewind en bij beschikking van 6 maart 2012 van de kantonrechter te Bergen op Zoom is het provisioneel bewind gewijzigd in een ondercuratelestelling.
3.2 Aan het verzoek wordt – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat de oorzaken die tot de ondercuratelestelling van rechthebbende hebben geleid niet langer bestaan en dat tot opheffing van de maatregel kan worden overgegaan.
3.3 Rechthebbende volhardt tijdens de mondelinge behandeling bij zijn standpunt, dat, nu zijn schuldenproblemen opgelost zijn, zijn ondercuratelestelling niet langer meer nodig is. Rechthebbende wil weer zelf beschikken over zijn gelden zodat hij ook zijn echtgenote en vijf kinderen, woonachtig in Kongo Kinshasa, kan onderhouden.
3.4 Rechthebbende heeft zich in dat verband eerder gewend tot het advocatenkantoor Ravelijn te Bergen op Zoom, waarbij mr. [X] zich in verbinding heeft gesteld met de curator teneinde nadere informatie te verkrijgen met betrekking tot de persoon van rechthebbende. Na het overleg met de curator heeft mr. [X] contact opgenomen met de behandelend huisarts van rechthebbende. Voor zover hier van belang deelt deze huisarts mede, dat zonder professionele begeleiding het risico op ontsporing zowel maatschappelijk, medisch en psychisch groot is.
3.5 Mede naar aanleiding van het advies van de huisarts heeft mr. [X] rechthebbende hierover bij brief van 12 december 2012 geïnformeerd dat het niet verstandig zou zijn om de huidige beschermende maatregel op te heffen.
3.6 De curator en zijn begeleiders van Surplus Zorg te Bergen op Zoom hebben rechthebbende voorafgaande aan deze procedure medegedeeld, dat zij het niet verstandig zouden vinden indien de huidige beschermende maatregel over rechthebbende opgeheven zou worden.
3.7 Rechthebbende kan zich kennelijk niet vinden in deze adviezen van de zijde van mr. [X], zijn huisarts, zijn begeleiders van Surplus en zijn curator en heeft zich nu toch bij brief van 31 januari 2013 tot de kantonrechter gewend om tot een opheffing van zijn ondercuratelestelling te komen.
3.8 Tijdens de mondelinge behandeling van 4 april 2013 heeft de curator zijn standpunt gehandhaafd, dat een wijziging in de curatele voor rechthebbende een groot risico zal inhouden dat rechthebbende opnieuw zal ontsporen zowel op maatschappelijk als ook op medisch/psychisch vlak. Ook de ter zitting aanwezige vertegenwoordiger van Surplus Zorg te Bergen op Zoom geeft desgevraagd aan dat de huidige zorg en structuur rond rechthebbende vooral in stand moet blijven. Ook Surplus onderkent het belang van handhaving van de ondercuratelestelling. Hierbij wordt ook benadrukt dat rechthebbende zich zelf gaat verwaarlozen indien hij de vrije hand zou krijgen in de besteding van zijn gelden afkomstig uit zijn uitkering. Rechthebbende stuurt nu al het grootste gedeelte van zijn leef- en kledinggeld naar zijn familie in zijn geboorteland.
3.9 Aan de orde is de beoordeling van de vraag of de gronden, waarop destijds de ondercuratelestelling is uitgesproken, nu niet meer aanwezig zijn. De kantonrechter stelt vast dat deze gronden in de afgelopen periode niet zijn komen te vervallen. De problematiek, zowel op maatschappelijk als ook op medisch/psychisch vlak, lijkt zelfs te zijn toegenomen.
De diagnoses, welke door de verschillende medische behandelaars m.b.t. rechthebbende zijn gesteld, wijzen in de toekomst ook eerder richting een lichamelijke en geestelijke verslechtering bij rechthebbende dan een verbetering. Het is en blijft van groot belang dat de totale zorg betreffende rechthebbende op een goede wijze georganiseerd wordt en blijft.
Uit oogpunt van privacy zal de kantonrechter in deze beschikking niet nader vermelden waaruit de problematiek bij rechthebbende precies bestaat.
De huidige beschermende maatregel is naar het oordeel van de kantonrechter echter een belangrijke voorwaarde om de onderhavige zorg ten behoeve van rechthebbende ook in de toekomst te kunnen garanderen. De omstandigheid, dat de schuldenproblemen van rechthebbende inmiddels zijn opgelost, doet daar niet aan af.
3.10 De kantonrechter heeft begrip voor de behoefte van rechthebbende dat hij ook zijn familie in zijn geboorteland financieel wenst te ondersteunen. Rechthebbende heeft hiervoor echter onvoldoende financiële middelen. De uitkering, die rechthebbende heeft, dient zoveel mogelijk te worden besteed aan de zorg voor rechthebbende zelf.
3.11 Gelet op bovenstaande zal de kantonrechter het verzoek van rechthebbende om zijn ondercuratelestelling op te heffen afwijzen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoek(st)er en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
verzonden op: