ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ6640

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/715307-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Nomes
  • J. Kuypers
  • A. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minderjarigenstrafrecht. Medeplegen poging moord en openlijke geweldpleging door minderjarige verdachten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2013, stonden minderjarige verdachten terecht voor het medeplegen van poging tot moord en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 22 augustus 2012 in Middelburg, waar de verdachten, na een eerdere ruzie, gewapend met een mes en een houten stok, op zoek gingen naar hun slachtoffers. Tijdens de confrontatie werden de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], ernstig bedreigd en verwond. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet in de vorm van bewust en gericht handelen, maar dat de verdachten wel de aanmerkelijke kans op dodelijke slachtoffers hadden aanvaard. De rechtbank achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, evenals de openlijke geweldpleging. De verdachten werden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden en een werkstraf van 150 uur, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachten, die eerder geen contact met justitie hadden gehad en in behandeling waren bij de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Sector strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummers: 12/715307-12 - 12/705419-12 en 12/680066-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 januari 2013
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen
[Verdachte],
geboren op [datum] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats, adres],
raadsman mr. Smit, advocaat te Middelburg,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 januari 2013, waarbij de officier van justitie mr. Paapen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd en door de rechtbank van een doorlopende nummering voorzien.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 22 augustus 2012 te Middelburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, twee/een mes(sen) en/of een knuppel, althans een houten stok, althans een hard voorwerp en/of een fietsketting en/of een schroevendraaier en/of een boksbeugel, in elk geval één of meer wapen(s) bij zich heeft gestoken en/of met die/dat/een (aantal) wapen(s) naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op zoek is gegaan en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) met een mes in de rug heeft gestoken en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met een knuppel, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd heeft geslagen, en/of meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met een fietsketting heeft geslagen en/of met een fietsketting in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of (daarbij) (die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] meermalen), althans eenmaal de woorden heeft (toe)geroepen/(toe)geschreeuwd: "Jij hebt mij vanmiddag geslagen kankerhoer" en/of "We pakken je terug, we krijgen je wel" en/of "Ik ben een kamper en ik maak je af" en/of "Ik ben een kamper en ik sla je helemaal dood of ik steek je helemaal dood. Met het kamp wordt niet gefuckt.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
zij op of omstreeks 22 augustus 2012 te Middelburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, twee/een mes(sen) en/of een knuppel, althans een houten stok, althans een hard voorwerp en/of een fietsketting en/of een schroevendraaier en/of een boksbeugel, in elk geval één of meer wapen(s) bij zich heeft gestoken en/of met die/dat/een (aantal) wapen(s) naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op zoek is gegaan en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) met een mes in de rug heeft gestoken en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met een knuppel, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd heeft geslagen, en/of meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met een fietsketting heeft geslagen en/of met een fietsketting in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of (daarbij) (die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] meermalen), althans eenmaal de woorden heeft (toe)geroepen/(toe)geschreeuwd: "Jij hebt mij vanmiddag geslagen kankerhoer" en/of "We pakken je terug, we krijgen je wel" en/of "Ik ben een kamper en ik maak je af" en/of "Ik ben een kamper en ik sla je helemaal dood of ik steek je helemaal dood. Met het kamp wordt niet gefuckt.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 22 augustus 2012 te Middelburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Langevielebuitenbrug, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het
- die [slachtoffer 1] (met kracht) met een mes in de rug steken, en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met een knuppel, althans een
hard voorwerp op/tegen het hoofd slaan, en/of aan de haren trekken en/of
slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met een
fietsketting slaan en/of met een fietsketting in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] slaan, en/of
- (daarbij) (die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]) meermalen, althans eenmaal
de woorden (toe)roepen/(toe)schreeuwen: "We pakken je terug, we
krijgen je wel" en/of "Ik ben een kamper en ik maak je af" en/of "Ik ben
een kamper en ik sla je helemaal dood of ik steek je helemaal dood. Met
het kamp wordt niet gefuckt.";
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op of omstreeks 15 mei 2012 te Middelburg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), aan de haren heeft gepakt en/of opzij heeft getrokken en/of heeft geduwd (waarbij die [slachtoffer 3] ten val kwam) en/of op een been heeft geslagen en/of geschopt en/of in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
zij in of omstreeks de periode van 19 maart 2012 tot en met 7 juni 2012 te Middelburg, als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl zij als leerling aan een school, te weten Nehalennia SSG (OPDC) was ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
art 2 lid 3 Leerplichtwet 1969
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Feiten 1 en 2
4.1.1 Inleiding
Op 22 augustus 2012 is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]) rond 17.00 uur op weg naar het politiebureau om mededelingen te doen over een scooter die is gestolen van de vader van verdachte. Op een zeker moment ontstaat er een ruzie tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] enerzijds en verdachte en [medeverdachte 1] anderzijds waarbij over en weer wordt gescholden en klappen worden uitgedeeld en [medeverdachte 1] een bloedneus oploopt. Verdachte en medeverdachte gaan vervolgens naar het politiebureau teneinde de politie over de scooter in te lichten. [medeverdachte 1] is woedend en verdachte hoort haar roepen: ik maak je af en niet fokken met kampers. [medeverdachte 1] weigert op het politiebureau de hulp die aangeboden wordt voor het verzorgen van haar bloedneus. Ze wil ook geen aangifte doen van de ruzie die net heeft plaatsgevonden. Bij het verlaten van het politiebureau schreeuwt [medeverdachte 1]: “Ik maak ze af, ik steek ze dood, kankerhoeren. Verdachte is op het politiebureau gebleven in verband met de scooter en is daarna naar het huis van [medeverdachte 1] gegaan. Deze bleek niet thuis. Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) naar [medeverdachte 1] op zoek gegaan. Zij kwamen haar bij de hangplek achter de Albert Heijn tegen, samen met een oom. [medeverdachte 1] is samen met haar oom in de auto gestapt om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te gaan zoeken, een zoekpartij welke niets oplevert. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn naar het kamp aan de Breeweg gefietst. Daar kwam [medeverdachte 1] even later ook naar toe. Haar gezicht is daar opgefrist en zij zijn met z’n drieën naar het huis van de moeder van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gefietst. Verdachte is op de hoogte van het feit dat [medeverdachte 1] een mes bij zich heeft en zij ziet dat [medeverdachte 1] een grote houten stok in een tas doet en meeneemt. Op het zelfde moment steekt [medeverdachte 2] een ring in de vorm van een boksbeugel en een schroevendraaier bij zich. De drie meisjes gaan weer op zoek naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Ze gaan naar de hangplek bij de Albert Heijn waar [naam] (een nichtje van verdachte) zich op enig moment bij hen aansluit. Het is inmiddels rond 20.00 uur. Op weg naar de hangplek roepen zowel verdachte als [medeverdachte 1]: ‘we gaan ze zoeken, waar zijn ze’. Bij de hangplek aangekomen zien verdachte en [medeverdachte 1] dat de meisjes waarmee zij die middag ruzie hebben gehad rijdend op een fiets in botsing komen met een oude man en ten val komen. [medeverdachte 2] spreekt één van de meisjes aan waarna dit meisje gelijk probeert [medeverdachte 2] te slaan. Verdachte slaat vervolgens met het kettingslot van haar fiets dit meisje. [medeverdachte 1] ontsteekt in woede en steekt [slachtoffer 1] met het meegebrachte mes. Daarna begint zij met de grote houten stok wild om zich heen te slaan waardoor [slachtoffer 2] verwondingen aan het hoofd oploopt. Tijdens de vechtpartij schreeuwt [medeverdachte 1] luidkeels : "Jij hebt mij vanmiddag geslagen kankerhoer", "We pakken je terug, we krijgen je wel", "ik maak je af" en "ik sla je helemaal dood of ik steek je helemaal dood. Met het kamp wordt niet gefuckt. "
Als één van de omstanders probeert de ruzie te sussen wordt ook hij door de wild met de grote houten stok om zich heen slaande [medeverdachte 1] geraakt.
Bij [slachtoffer 1] wordt achteraf een steekwond aan de achterzijde van de thorax, ter hoogte van rib 7/8 met een lengte en diepte van ongeveer 1,5 centimeter geconstateerd. Bij [slachtoffer 2] wordt een kneuzing van het hoofd en een kleine barstwond geconstateerd.
4.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
Feiten 1 en 2
De officier van justitie acht op grond van de aangiften, de verklaringen van getuigen, de medeverdachten en verdachte zelf zowel ter zitting als bij de politie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte - de voorwaardelijke opzet had - om samen met anderen op 22 augustus 2012 te Middelburg [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
Uit deze verklaringen tezamen is in de visie van de officier van justitie te destilleren dat verdachte en de twee medeverdachten doelbewust op zoek zijn gegaan naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] om wraak te nemen voor hetgeen daarvoor had plaatsgevonden. Om een en ander kracht bij te zetten hebben zij wapens, te weten een houten stok, een mes, een boksbeugel en een schroevendraaier, bij zich gestoken. Een kettingslot bevindt zich reeds op de fiets van verdachte. Het kalm beraad en rustig overleg en de verenigingssituatie blijkt volgens de officier van justitie uit het feit dat verdachte en haar mededaders voldoende tijd hadden om over een wraakactie na te denken voordat zij op zoek gingen naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het bewust meenemen van wapens. Alle daders bedienden zich van een of meer wapens en wisten van elkaar wat er ging gebeuren en keurden het onderlinge gedrag goed.
Met betrekking tot de voorbedachten rade merkt de officier van justitie op dat de Hoge Raad in 2000 heeft geoordeeld dat vijf seconden bedenktijd al voldoende kan zijn om voorbedachten rade aan te kunnen nemen en dat verdachten na de eerste vechtpartij bewust naar de meisjes hebben gezocht en heel bewust voor wapens hebben gekozen.
Ter zake van feit 2 komt hier nog bij dat het geweld op de openbare weg plaatsvond en buitenstaanders zich dit hebben moeten laten welgevallen hetgeen angst in de samenleving veroorzaakt.
Feiten 3 en 4
De officier van justitie is van mening dat de onder 3 en 4 ten laste gelegde mishandeling en overtreding van de Leerplichtwet gelet op de aangifte, de verklaringen van getuigen en verdachte zelf zowel ter zitting als bij de politie wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.1.3 Het standpunt van de verdediging
Feiten 1 en 2
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde poging moord dan wel doodslag vrij te spreken. Voor verdachte was volstrekt onduidelijk wat er zou gaan gebeuren. Zij heeft het fietskettingslot altijd aan het stuur van haar fiets hangen en heeft deze dus niet bewust meegenomen. Als zij ziet dat [medeverdachte 2] wordt aangevallen is zij loyaal, pakt het fietskettingslot en zwaait daarmee waarbij zij Michelle [slachtoffer 1] raakt. Bij verdachte was er geen voorafgaand plan en ook had zij niet het flauwste vermoeden dat er met een mes gestoken zou gaan worden. De verschillende rollen waren niet inwisselbaar en er was ook geen sprake van voorwaardelijk opzet.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit geldt ook voor de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
Feiten 3 en 4
De raadsman heeft zich voor wat betreft hetgeen onder 3 en 4 ten laste is gelegd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.4 Het oordeel van de rechtbank
4.1.4.1 Het tezamen en in vereniging plegen
Voor het tezamen en in vereniging plegen (medeplegen) is noodzakelijk dat verdachte enige uitvoeringshandeling van het strafbare feit heeft verricht en/of dat zij telkens bewust en nauw met de overige daders heeft samengewerkt. De intensieve samenwerking kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren daarvan. Het louter aanwezig zijn bij en het zich niet distantiëren van een door een ander gepleegd feit alsmede het louter instemmen met het feit is, ieder voor zich en in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende voor medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake was van medeplegen. Verdachte was bij de voorafgaande ruzie aanwezig, heeft [medeverdachte 1] bij het politiebureau horen roepen: “ik maak ze af, ik steek ze dood, kankerhoeren”, is naar het huis van de moeder van [medeverdachte 1] gegaan waar zij zag dat [medeverdachte 1] een houten stok en een mes meenam, is vervolgens onder het slaken van kreten als: ‘we gaan ze zoeken’ met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op zoek gegaan naar de latere slachtoffers. Verdachte heeft vervolgens, nadat zij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hadden gevonden, zelf ook geweld gebruikt door met het kettingslot te slaan. De zoektocht van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was gericht op wraak voor datgene wat [medeverdachte 1] was aangedaan en zij hebben de geplande wraak uitgevoerd waarbij zij gebruik maakten van de door hen meegenomen wapens. Door onder de geschetste omstandigheden tezamen met de medeverdachten in overleg de confrontatie te zoeken en geweld te gebruiken is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee ook van inwisselbare rollen.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat bij het onder 1 ten laste gelegde sprake is geweest tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
4.1.4.2 De voorbedachten rade
Zowel aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] als verdachte en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat, nadat zij op 22 augustus 2012 ’s middags rond 17.00 uur ruzie hadden gekregen, er ’s avonds een vechtpartij is ontstaan. Verdachte en [medeverdachte 1] verklaren bij de politie en verdachte tevens ter zitting dat na deze ruzie, nadat zij eerst nog langs het politiebureau zijn geweest, [medeverdachte 1] op zoek is gegaan naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Toen zij deze niet kon vinden is [medeverdachte 1] naar het kamp aan de Breeweg gegaan en heeft verdachte daar aangetroffen. Zij zijn, samen met [medeverdachte 2], naar het huis van de moeder van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gegaan. Vervolgens zijn zij gedrieën en gewapend met een mes, een houten stok, een boksbeugel en een schroevendraaier op zoek gegaan naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Het was inmiddels rond 20.00 uur. De rechtbank is van oordeel dat verdachte en de medeverdachten tussen de eerste ruzie, het bezoek aan het politiebureau, het gaan naar het huis van de moeder van [medeverdachte 1], het op zoek gaan naar en uiteindelijk vinden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] meermalen voldoende tijd hebben gehad om over hetgeen zij van plan waren na te denken, ondanks het feit dat er bij [medeverdachte 1] sprake was van hevige drift. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn doelbewust naar het huis van de moeder van [medeverdachte 1] gegaan teneinde genoemde wapens op te halen. Aannemelijk is dat [medeverdachte 1] in vervolg op de ruzie ’s middags hevig geëmotioneerd was, maar uit het dossier en de verklaringen ter zitting blijkt ook dat er een aantal momenten is geweest, waaronder het ophalen van wapens uit het huis van de moeder van [medeverdachte 1], waar verdachte bij aanwezig was, dat zij rustiger was. Verdachte wist wat zij gingen doen, heeft zelf ook geroepen dat zij die meisjes gingen zoeken, is zich bewust geweest van de eerder door [medeverdachte 1] gedane uitlatingen en was erbij toen de medeverdachten genoemde wapens meenamen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde sprake is van voorbedachten raad.
4.1.4.3 De (voorwaardelijke) opzet
Ter beoordeling is vervolgens of verdachte en de medeverdachten opzet hebben gehad om de slachtoffers van het leven te beroven. De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van opzet in de vorm van bewust en gericht handelen. Er is door medeverdachte [medeverdachte 1] weliswaar geroepen: “ik maak ze af, ik steek ze dood” maar verdachten hebben ontkend dat zij het opzet hadden om de slachtoffers te doden en getuigenverklaringen geven daaromtrent geen inzicht.
Voor voorwaardelijk opzet is ter beoordeling of er als gevolg van het handelen van verdachten een aanmerkelijke kans is op de dood van de slachtoffers, of verdachten wisten dat de kans aanmerkelijk was en of verdachten die kans willens en wetens hebben aanvaard. De vraag of de kans op de dood aanmerkelijk is, beantwoordt de rechtbank, gegeven het feit dat er in heftige woede met een mes is gestoken waarbij het slachtoffer is geraakt in de rug ter hoogte van rib 7 en 8 - een plek waar zich vitale lichaamsdelen bevinden - en het blind om zich heen zwaaien met een grote houten stok en een fietsketting waarbij een aantal personen op het hoofd - een zeer kwetsbaar lichaamsdeel met vitale delen - werd geraakt, bevestigend. Gelet op de aard van genoemde gedragingen en algemene ervaringsregelen, moeten verdachten hebben geweten dat die kans aanmerkelijk was. Door op deze wijze op de slachtoffers in te slaan en te steken hebben verdachte en de medeverdachten de kans dat een of meer van de slachtoffers zouden komen te overlijden willens en wetens aanvaard.
Daarmee was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet.
Gelet op het voorgaande heeft verdachte als medepleger na kalm beraad welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er dodelijke slachtoffers zouden vallen. Zij is, gezien de gevolgen, als medepleger verantwoordelijk voor poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
4.1.4.4 De bewijsmiddelen
Feit 1 en 2
De rechtbank verwijst met betrekking tot hetgeen er op 22 augustus 2012 is gebeurd naar hetgeen zij hieromtrent in de inleiding onder 4.1.1. heeft vastgesteld en overwogen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde medeplegen aan een poging tot moord, meermalen gepleegd, is de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat uit het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat verdachte op 22 augustus 2012 te Middelburg, tezamen en in vereniging met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven . Verdachte heeft samen met anderen opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg en gewapend met een mes, een houten stok, een fietskettingslot, een schroevendraaier en een boksbeugel die [slachtoffer 1] opgezocht waarna [slachtoffer 1] met een mes in de rug is gestoken, die [slachtoffer 2] meermalen met een knuppel op/tegen het hoofd is geslagen, die [slachtoffer 1] met een fietskettingslot is geslagen en met dat fietskettingslot in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] is geslagen , , , , .Bij genoemde handelingen zijn jegens de slachtoffers bedreigingen geuit .
De rechtbank verwijst met betrekking tot het tezamen en in vereniging plegen van het feit, de voorbedachten rade en de voorwaardelijke opzet naar hetgeen zij hieromtrent onder 4.1.4.1, 4.1.4.2 en 4.1.4.3 heeft overwogen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de onder 1 primair ten laste gelegde poging moord tezamen en in vereniging, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen. Aangezien er ter zake van het onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging sprake is van een bekennende verdachte zal de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- het verhoor van verdachte bij de politie ;
- de aangiften ;
- de verklaring van mededader [medeverdachte] ;
- de verklaring van de getuige [naam] ;
- de verklaring van de getuige [naam] ;
- de verklaring van de getuige [naam] ;
- de verklaring van de getuige [naam] ;
- proces-verbaal van een mail van de behandelende chirurg .
Feit 3
Met betrekking tot de onder parketnummer 12/705419-12 ten laste gelegde mishandeling is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat verdachte op 15 mei 2012 in Middelburg opzettelijk [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 3] te duwen waardoor zij is gevallen, haar tegen het been te slaan of te schoppen en haar in het gezicht te stompen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de onder 3 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Aangezien er ter zake van het onder 3 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte zal de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangiften ;
- het verhoor van verdachte bij de politie ;
- het verhoor van getuige [naam] ;
- het verhoor van getuige [naam] .
Feit 4
Met betrekking tot de onder parketnummer 12/680066-12 ten laste gelegde overtreding van de Leerplichtwet is de rechtbank van oordeel dat uit het proces-verbaal relatief schoolverzuim wettig en overtuigend blijkt dat verdachte in de periode van 19 maart 2012 tot en met 7 juni 2012 niet aan haar verplichting heeft voldaan om als leerling van Nehalennia SSG (OPDC) deze school geregeld te bezoeken.
Aangezien er ter zake van het onder 4 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte zal de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de verklaring van verdachte ;
- de verklaring van de moeder van verdachte ;
- de verklaring van de vader van verdachte .
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 22 augustus 2012 te Middelburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een mes en een houten stok, en een fietsketting en een schroevendraaier en een boksbeugel, bij zich heeft gestoken en met die wapens naar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] op zoek is gegaan en die [slachtoffer 1] (met kracht) met een mes in de rug heeft gestoken en/of die [slachtoffer 2] meermalen, met een knuppel, op/tegen het hoofd heeft geslagen, en eenmaal, die [slachtoffer 1] met een fietsketting heeft geslagen en met een fietsketting in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft geslagen en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegeroepen/toegeschreeuwd: "Jij hebt mij vanmiddag geslagen kankerhoer" en "We pakken je terug, we krijgen je wel" en "Ik ben een kamper en ik maak je af" en"Ik ben een kamper en ik sla je helemaal dood of ik steek je helemaal dood. Met het kamp wordt niet gefuckt.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 22 augustus 2012 te Middelburg met anderen, op of aan de openbare weg, de Langevielebuitenbrug, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het
- die [slachtoffer 1] (met kracht) met een mes in de rug steken, en
- die [slachtoffer 2] meermalen, met een knuppel op/tegen het hoofd slaan, en
slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, en
- eenmaal, die [slachtoffer 1] met een
fietsketting slaan en met een fietsketting in de richting van die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] slaan, en
- daarbij die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] meermalen,
de woorden toeroepen/toeschreeuwen: "We pakken je terug, we
krijgen je wel" en "Ik ben een kamper en ik maak je af" en "Ik ben
een kamper en ik sla je helemaal dood of ik steek je helemaal dood. Met
het kamp wordt niet gefuckt.";
3.
op 15 mei 2012 te Middelburg opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 3], aan de haren heeft gepakt en heeft geduwd waarbij die [slachtoffer 3] ten val kwam en op een been heeft geslagen en/of geschopt en in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
in de periode van 19 maart 2012 tot en met 7 juni 2012 te Middelburg, als jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, terwijl zij als leerling aan een school, te weten Nehalennia SSG (OPDC) was ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht, en rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, haar blanco strafblad en de ondergane 6 dagen voorarrest, aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van voorarrest en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering door middel van de maatregel Hulp en Steun, waarbij zij zich aan de aanwijzingen moet houden van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat zij therapieën moet volgen.
De officier van justitie vordert voor de gevoegde overtreding van de Leerplichtwet aan verdachte een werkstraf voor de duur van 30 uur subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie op te leggen.
Het geschorste bevel voorlopige hechtenis kan worden opgeheven.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangegeven dat de verdediging zich, ook gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid, grotendeels in de vordering van de officier van justitie kan vinden. Gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde verzoekt de raadsman de rechtbank om voor de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten een iets lagere werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke werkstraf in plaats van voorwaardelijke jeugddetentie. Het gevorderde jeugdreclasseringstoezicht acht de raadsman van belang voor de verdachte.
Met betrekking tot de gevoegde overtreding van de Leerplichtwet verzoekt de raadsman de rechtbank een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Bij de beslissing over de straf(-fen) heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de ernst van het onder 1 primair bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord, meermalen gepleegd. Poging tot moord wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven.
Het spreekt voor zich dat het toegepaste geweld voor de slachtoffers ondanks de relatief beperkte verwondingen een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Verdachte en de medeverdachten hebben hierbij kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Dergelijke strafbare feiten zijn niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor de slachtoffers, maar zijn ook schokkend voor de samenleving en veroorzaken bovendien grote onrust in de samenleving in het algemeen. Verdachte heeft door zo te handelen geen enkel respect voor andermans leven getoond.
Bovendien is een dergelijk gewelddadig optreden op straat zeer schokkend voor de ooggetuigen en versterkt het de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Van algemene bekendheid is dat ook de ooggetuigen nog lang angstgevoelens en psychische schade kunnen ondervinden. Aannemelijk is dat dat ook bij deze feiten het geval zal zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, mishandeling en overtreding van de Leerplichtwet.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 24 augustus 2012 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in contact is gekomen.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft in haar rapporten van 29 juni 2012, 27 augustus 2012 en 14 januari 2013 aangegeven dat verdachte haar fouten inziet, samen met haar ouders de Multi Systeem Therapie (MST) heeft gevolgd en individueel begin 2013 met de EMDR-therapie gaat starten. De Raad is van mening dat voor verdachte binnen het kader van de maatregel Hulp en Steun de voor haar noodzakelijke individuele hulp zoals de EMDR-therapie dient te worden voortgezet. De Raad adviseert de rechtbank om mede vanuit pedagogisch oogpunt een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat de minderjarige zich houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering in het kader van de maatregel Hulp en Steun.
In de rapporten van respectievelijk 12 en 14 november 2012 geven kinder- en jeugdpsychiater G.C.G.M. Broekman en Gz-psycholoog drs. M. de Bree aan dat bij betrokkene sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis in de zin van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en een ziekelijke stoornis vanwege haar aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. De stoornissen uiten zich als volgt: betrokkene is sterk beïnvloedbaar door leeftijdgenoten, vertoont emotieregulatie problematiek, heeft wisselende stemmingen en woede-aanvallen en is agressief.
De gedragsdeskundigen achten verdachte verminderd tot licht verminderd toerekeningsvatbaar en geven de volgende aanbevelingen: het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden MST, individuele therapie en het zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Detentie heeft volgens de deskundigen geen meerwaarde.
De rechtbank neemt het oordeel van de gedragsdeskundigen over en komt tot de conclusie dat verdachte het strafbare feit in verminderde mate kan worden toegerekend en houdt daarmee rekening bij het bepalen van de straf.
Alles overziend zal de rechtbank het strafadvies van de deskundigen grotendeels volgen, opdat door het stellen van een bijzondere voorwaarde verbonden aan een geheel voorwaardelijke jeugddetentie gericht gewerkt kan worden aan gedragsverandering van verdachte en aan het voorkomen van herhaling. Door het opleggen van een verplicht reclasseringstoezicht kan er bovendien nog geruime tijd controle gehouden worden op het gedrag van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2 en houdt hiermee bij de bepaling van de straf rekening.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van voorarrest en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun door de jeugdreclassering.
Voor de bewezen verklaarde overtreding van de Leerplichtwet is de rechtbank van oordeel dat met een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uur kan worden volstaan.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 55, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 289 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 Leerplichtwet 1969.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Eéndaadse samenloop tussen
1 primair. Medeplegen poging moord, meermalen gepleegd
en
2. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
3. Mishandeling;
4. Overtreding van artikel 2 derde lid van de Leerplichtwet;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde tot een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van strafrecht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen en/of zich zal richten naar de aanwijzing van een stichting als bedoelt in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Jeugdreclassering Nederland in het kader van de Maatregel Hulp en Steun, ook als dat inhoudt het volgen van therapieën;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte voor het onder 4 bewezen verklaarde tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 30 uren met een proeftijd van één jaar.;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nomes, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Kuypers en mr. Dijkman, kinderrechters, in tegenwoordigheid van Buyze, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 januari 2013.
Mr. Dijkman is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.