ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5920

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/705911-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Verhoeven
  • A. Duinhof
  • J. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met roekeloos rijgedrag en gevolgen voor slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 2 september 2011 in Oosterland betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, die niet in het bezit was van een geldig rijbewijs of bromfietscertificaat, reed onder invloed van het medicijn Seroquel op een bromfiets. Tijdens het rijden vertoonde hij roekeloos gedrag door harder te rijden dan toegestaan en op een fietsster in te rijden, waardoor deze ten val kwam en letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte roekeloos was en dat hij zich niet voldoende had ingespannen om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank achtte het letsel van de fietsster, die een hersenschudding en een gebroken oogkas had opgelopen, als tijdelijk letsel dat haar belemmerde in haar dagelijkse bezigheden. De verdachte ontkende te weten dat hij letsel had veroorzaakt, maar getuigen verklaarden dat hij na het ongeval doorreed zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde hem een voorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Tevens werd bepaald dat de verdachte zich moest houden aan voorwaarden van reclassering en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 12/705911-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres],
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Nijssen, advocaat te Zierikzee,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 maart 2013, waarbij de officier van justitie mr. Paapen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 02 september 2011, te Oosterland, gemeente
Schouwen-Duiveland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (bromfiets/bromscooter), daarmede rijdende over de weg, de N-59
(Parallelweg) en naderend een of meerdere, zich eveneens op die weg, in
gelijke richting als hij, verdachte, rijdende fietser(s),
zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs en/of
bromfietscertificaat en/of zulks terwijl hij verkeerde onder invloed van het
medicijn Seroquel (bij welk medicijngebruik, in combinatie met alcohol,
voorzichtigheid is geboden),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet, althans
niet tijdig en/of niet voldoende, te verminderen
en/of
niet, althans niet bij voortduring, het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig, onder controle te houden
en/of
niet, althans niet tijdig, gezien zijn, verdachte's, rijrichting (voldoende)
"naar links" uit te wijken,
op het moment dat hij, verdachte, een van voormelde, zich eveneens op die weg
bevindende, fietsers tot op (zeer) korte afstand was genaderd,
(mede) tengevolge waarvan hij, verdachte, met dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (bromfiets/bromscooter), tegen de achterzijde van een
door [slachtoffer] bestuurde fiets, althans tegen de bestuurster (genaamd: [slachtoffer] van een fiets is gebotst/gereden, waarbij die fietsster, genaamd: [slachtoffer] ten val is gekomen,
waardoor die bestuurster (genaamd: [slachtoffer]) van die fiets, zwaar
lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, te weten: een botbreuk van de linker oogkas en/of een
hersenschudding,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis
is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij, op of omstreeks 02 september 2011, te Oosterland, gemeente
Schouwen-Duiveland, op de weg, de N-59 (Parallelweg), als bestuurder van een
motorrijtuig (bromfiets/bromscooter), daarmede rijdende, dat motorrijtuig niet
tijdig tot stilstand heeft gebracht, althans de snelheid van dat motorrijtuig
niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd, althans niet behoorlijk is
uitgeweken, althans niet voldoende maatregelen heeft genomen, toen hij,
verdachte, daartoe genoodzaakt was, teneinde een aanrijding/botsing te
voorkomen met een zich voor zijn, verdachte's, motorrijtuig, eveneens op die
weg, in gelijke richting als hij, verdachte, rijdende fietsster, waarna
(vervolgens) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in
aanrijding/botsing is gekomen met die voor hem, verdachte, op die weg
rijdende fiets (bestuurd door: [slachtoffer]) en/of met de bestuurster (genaamd:
[slachtoffer]) van die fiets,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis
is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat
hij, op of omstreeks 02 september 2011, te Oosterland, gemeente
Schouwen-Duiveland, als bestuurder van een motorvoertuig
(bromfiets/bromscooter), daarmede rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de N-59 (Parallelweg), zijn snelheid niet zodanig heeft
geregeld dat hij in staat was om zijn motorvoertuig tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
immers is het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig in
aanrijding/botsing gekomen met een zich voor zijn, verdachte's, motorvoertuig,
eveneens op die weg, in gelijke richting als hij, verdachte, rijdende
fietsster (genaamd: [slachfoffer]);
art 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
2.
hij, op of omstreeks 02 september 2011, te Oosterland, gemeente
Schouwen-Duiveland, als bestuurder van een motorrijtuig
(bromfiets/bromscooter) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de weg, de N-59
(Parallelweg), de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat
ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te
weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
3.
hij, op of omstreeks 02 september 2011, te Oosterland, gemeente
Schouwen-Duiveland, als bestuurder van een motorrijtuig
(bromfiets/bromscooter) heeft gereden op de weg, de N-59 (Parallelweg), zonder
dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116
lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de
categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van feit 1
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende. Verdachte heeft, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, op een bromfiets gereden, terwijl hij onder invloed was van het medicijn Seroquel. De verpakking van dit medicijn is voorzien van een gele sticker waarop wordt gewaarschuwd voor beïnvloeding van de rijvaardigheid; het medicijn levert in combinatie met alcohol gevaar op. Verdachte stuurde af en toe met opzet in de richting van het overige verkeer, ook in de richting van [slachtoffer], en hij wilde haar op het laatst ontwijken. Dit lukte echter niet en hij heeft haar geraakt. Hierdoor is [slachtoffer] ten val gekomen. Dit wordt door de getuigen [naam] en [naam] bevestigd en door verdachte bekend. De mate van schuld die verdachte, gelet op de hierboven genoemde gedragingen, heeft aan dit ongeval kan worden gekwalificeerd als een grove verkeersfout.
Het letsel dat aangeefster heeft opgelopen kan worden aangemerkt als tijdelijke ziekte, aangezien zij twee nachten in het ziekenhuis heeft doorgebracht en zij nadien vier weken lang veel moest rusten. Ook heeft het letsel haar tijdelijk verhinderd haar normale bezigheden uit te voeren.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de in de onder 1 opgenomen feitelijke gedragingen van verdachte, zoals het rijden over de genoemde weg, het achter de fietsers rijden, het rijden zonder rijbewijs en het rijden terwijl hij onder invloed was van het medicijn Seroquel, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Er is echter geen sprake van letsel als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Het letsel kan namelijk niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Aangeefster heeft geen operatie ondergaan en er was zicht op volledig herstel. Aangeefster heeft ook verklaard over haar letsel en het herstel daarvan en daaruit volgt dat zij relatief snel hersteld is. Zij heeft twee nachten in het ziekenhuis doorgebracht en zij heeft vier weken veel rust moeten houden. Ook is geen sprake van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden. Daarvan blijkt althans niet uit het dossier. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het primair onder 1 tenlastegelegde feit.
Het subsidiair tenlastegelegde kan volgens de verdediging wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier wettig en overtuigend bewijs voor de in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedragingen. Uit de stukken volgt dat verdachte op
2 september 2011 op een scooter op de parallelweg van de N59 reed, ter hoogte van Oosterland + , terwijl hij niet over een geldig rijbewijs of bromfietscertificaat beschikte . Verdachte heeft verklaard dat hij daaraan voorafgaand drie Seroquel-pillen heeft ingenomen, terwijl zijn normale dosis één pil is , en dat hij zich ten tijde van het ongeval niet goed in staat voelde om de scooter te besturen . Verdachte wist dat Seroquel de rijvaardigheid kan beïnvloeden, dit had hij gelezen in de bijsluiter en het is vermeld op een gele sticker op de verpakking.
Onder deze omstandigheden is verdachte gaan rijden. Het rijgedrag van verdachte heeft de aandacht van een getuige getrokken. Getuige [naam] heeft verklaard dat verdachte gevaarlijk reed. Volgens [getuige] reed verdachte op iedere tegenligger af en week dan op het laatste moment voor hen uit. Verdachte reed volgens hem ook op aangeefster af en week uit, maar raakte daarbij de achterkant van de fiets van aangeefster. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bevestigd dat hij inderdaad zulk rijgedrag vertoonde “om stoer te doen”. Ook heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij ongeveer 60 kilometer per uur reed, terwijl voor de scooter slechts 35 kilometer per uur is toegestaan. Getuige [naam] heeft verklaard dat verdachte ongecontroleerd van een vluchtheuvel afreed, waardoor verdachte een ‘zwieper’ maakte.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster waarschijnlijk met zijn elleboog heeft geraakt. Getuigen hebben gezien dat aangeefster met haar fiets ten val komt als verdachte langs haar rijdt. +
De rechtbank is van oordeel dat dit verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. Met betrekking tot de mate van schuld is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte moet worden aangemerkt als roekeloos, gelet op het volgende. Verdachte beschikt niet over een geldig rijbewijs of bromfietscertificaat. Daarnaast had hij een grote dosis Seroquel ingenomen, welk medicijn zelfs bij een normale dosis de rijvaardigheid zodanig kan beïnvloeden dat daarvoor is gewaarschuwd in de bijsluiter en op een gele sticker op de verpakking. Behalve dat verdachte ondanks deze risicovolle omstandigheden op een scooter is gaan rijden, is hij ook nog nodeloos onvoorzichtig gaan rijden. Hij heeft harder gereden dan was toegestaan en hij is bewust ingereden op mensen, waarna hij op het laatste moment weer uitweek. Dit uitwijken gebeurde in het geval van aangeefster te laat, waardoor hij haar heeft geraakt en zij ten val kwam.
Aangeefster heeft als gevolg van het ongeval een hersenschudding en een gebroken oogkas opgelopen + . Gelet op de omschrijving van zwaar lichamelijk letsel in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht en de jurisprudentie op dat gebied, is de rechtbank van oordeel dat dit letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel: aangeefster is niet geopereerd, er was uitzicht op volledig herstel en dit herstel trad na vier tot zes weken op.
Wel kan het letsel naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als tijdelijke ziekte en in ieder geval tijdelijke verhindering in de uitoefening van de dagelijkse bezigheden als bedoeld in artikel 6 WVW 1994. Uit de aangifte en uit brief van 14 maart 2012 van aangeefster komt naar voren dat zij twee nachten in het ziekenhuis opgenomen is geweest en dat zij de eerste vier weken heel veel heeft moeten rusten. Reeds uit dit laatste volgt naar het oordeel van de rechtbank dat zij hierdoor is verhinderd in de uitoefening van haar dagelijkse bezigheden. Dat uit het dossier niet blijkt welke dagelijkse bezigheden dit precies waren, zoals de verdediging heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Voorts heeft aangeefster in haar hierboven genoemde brief aangegeven welke vooraf geplande activiteiten zij heeft moeten afzeggen, omdat zij daaraan vanwege het letsel niet kon deelnemen. Ook hieruit blijkt de tijdelijke verhindering in de uitoefening van de dagelijkse bezigheden.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 maart 2013;
- de aangifte van [slachtoffer];
- de verklaring van [getuige];
- de verklaring van [getuige].
Verdachte ontkent dat hij wist dat door het ongeval aan [slachtoffer] schade en/of letsel was toegebracht. Getuige [naam] en [naam] hebben echter verklaard dat verdachte na het ongeval waarbij [slachtoffer] ten val was gekomen, heeft omgekeken en is doorgereden. Getuige [naam] heeft verklaard dat hij verdachte er op heeft gewezen dat hij een ongeluk had veroorzaakt en dat hij terug moest rijden, hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd. Tenslotte heeft verdachte, toen de politie naar aanleiding van het ongeval bij hem thuis kwam, meteen gevraagd of de vrouw nog in het ziekenhuis lag. Uit voornoemde omstandigheden maakt de rechtbank op dat verdachte wel degelijk wist dat door het ongeval letsel en/of schade aan [slachtoffer] was toegebracht.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 maart 2013;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2011.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 primair.
op 02 september 2011, te Oosterland, gemeente
Schouwen-Duiveland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (bromscooter), daarmede rijdende over de weg, de N-59
(Parallelweg) en naderend zich eveneens op die weg, in
gelijke richting als hij, verdachte, rijdende fietser(s),
zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs of
bromfietscertificaat en zulks terwijl hij verkeerde onder invloed van het
medicijn Seroquel (bij welk medicijngebruik
voorzichtigheid is geboden),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos,
de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voldoende, te verminderen
en
niet bij voortduring, het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig, onder controle te houden
en
niet tijdig, gezien zijn, verdachte's, rijrichting (voldoende)
"naar links" uit te wijken,
op het moment dat hij, verdachte, een van voormelde, zich eveneens op die weg
bevindende, fietsers tot op (zeer) korte afstand was genaderd,
(mede) tengevolge waarvan hij, verdachte, tegen de bestuurster (genaamd: [slachtoffer]) van een fiets is gereden, waarbij die fietsster, genaamd: [slachtoffer] ten val is gekomen,
waardoor die bestuurster (genaamd: [slachtoffer]) van die fiets, zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, te weten: een botbreuk van de linker oogkas en een
hersenschudding,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis
is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994.
2.
op 02 september 2011, te Oosterland, gemeente
Schouwen-Duiveland, als bestuurder van een motorrijtuig
(bromscooter) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de weg, de N-59
(Parallelweg), de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat
ongeval naar hij wist aan een ander (te
weten [slachtoffer]) letsel en schade was toegebracht.
3.
op 02 september 2011, te Oosterland, gemeente
Schouwen-Duiveland, als bestuurder van een motorrijtuig
(bromscooter) heeft gereden op de weg, de N-59 (Parallelweg), zonder
dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116
lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de
categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor feit 1 primair en feit 2 een werkstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, waarbij als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een klinische opname.
Voor feit 3 vordert zij op te leggen een geldboete van € 210,-, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat verdachte momenteel niet werkt, een Wajong-uitkering ontvangt en dat hij een bewindvoerder heeft voor de afwikkeling van zijn schulden. Verdachte wil hulp in verband met zijn alcohol- en drugsverslaving. Verdachte heeft verklaard dat hij eerder altijd is weggelopen als hij in behandeling was, maar dat het moeilijker is om weg te lopen als de rechtbank een behandeling oplegt.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat het een relatief oud feit betreft, welk gegeven mag meewegen in de bepaling van de straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door zijn roekeloos rijgedrag. Nadat hij dit ongeval had veroorzaakt is verdachte zonder achterlating van zijn gegevens doorgereden. Verdachte bestuurde op dat moment een scooter, terwijl hij niet in het bezit was van een daarvoor geldig rijbewijs.
Verdachte heeft in het geheel niet stilgestaan bij het gevaar dat zijn rijgedrag opleverde. Het was welhaast onvermijdelijk dat dit rijgedrag tot een ongeval zou leiden en dit is dan ook gebeurd. Hij heeft een fietsster aangereden die daarbij zodanig gewond raakte dat zij circa zes weken nodig had om vrijwel geheel te herstellen. Dat zij niet ernstiger gewond is geraakt is, mag een geluk heten.
Nadat hij haar had aangereden is verdachte doorgereden, zonder zich te bekommeren om het slachtoffer. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Ook na het ongeval heeft hij niet meer geïnformeerd naar de gezondheidstoestand van aangeefster.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 oktober 2012 blijkt dat verdachte niet eerder wegens verkeersfeiten is veroordeeld, maar dat hij na het bewezenverklaarde feit wederom een motorvoertuig heeft bestuurd terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Hij is hiervoor beboet.
Uit het reclasseringsadvies van 21 februari 2013 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een forse alcohol- en drugsproblematiek. Hij is hiervoor al diverse malen behandeld, maar valt telkens weer terug in gebruik. Zo ook ten tijde van het ongeval. Hij was kort daarvoor opgenomen in Emergis vanwege zijn alcoholverslaving, maar verviel vlak na de opname weer in het gebruik van alcohol. Hoewel verdachte aangeeft te zijn geschrokken van het delict heeft dat niet geleid tot een nieuwe poging om zijn problematiek te doorbreken. Verdachte is van mening dat een klinische opname noodzakelijk is om het bestaande verslavingspatroon te doorbreken.
Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en heeft om die reden enige tijd Seroquel gebruikt. Hij gebruikt dat nu niet meer. De ADHD maakt dat verdachte impulsief en ondoordacht kan handelen.
Volgens de reclassering is verdachte een sociaal wat onhandige man, die problemen heeft op diverse leefgebieden, zoals huisvesting, werk en relaties. Hij is weinig oplossingsgericht en vlucht in het gebruik van middelen als spanningen hem teveel worden. Onder invloed van middelen is er sprake van een verminderde gewetensvorming.
Verdachte laat enige motivatie zien om zijn middelenproblematiek te doorbreken en een justitieel kader kan hem hierin zeker ondersteunen.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gemiddeld.
De reclassering formuleert een plan van aanpak, waarin zijn opgenomen klinische verslavingszorg, de cognitieve vaardigheidstraining en de leefstijltraining. Voorgesteld wordt deze als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf op te leggen, alsmede een meldingsgebod en een drugsverbod.
De aard en de ernst van de feiten 1 primair en 2 rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van de maximale werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat daarmee wordt uitgegaan boven de eis van de officier van justitie.
De voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door verslavingsreclassering Emergis mogelijk. De rechtbank acht deze begeleiding gelet op het hierboven genoemde reclasseringsadvies noodzakelijk. Voor de invulling van dit toezicht zal de rechtbank voor het grootste deel aansluiten bij het advies hierover in het reclasseringsrapport, inhoudende een meldingsgebod, deelname aan gedragsinterventies en een drugs- en/of alcoholverbod.
Met betrekking tot dit laatste merkt de rechtbank op dat in het advies van de reclassering slechts wordt gesproken over een harddrugsverbod. Gelet op hetgeen met betrekking tot de verslavingsproblematiek van verdachte in het advies wordt geschreven acht de rechtbank de alcoholproblematiek van verdachte minstens zo ernstig als de harddrugsproblematiek, zodat zij zal bepalen dat, naast een harddrugsverbod, ook een alcoholverbod als bijzondere voorwaarde dient te worden gesteld.
Gelet op het reclasseringsadvies acht de rechtbank een klinische opname ter behandeling van de alcohol- en drugsproblematiek eveneens noodzakelijk. Een indicatiestelling is aangevraagd, maar nog niet afgegeven. De rechtbank zal daarom bepalen dat de klinische behandeling dient te starten op het moment dat de indicatiestelling is afgegeven. De rechtbank zal tevens bepalen dat verdachte dan dient te worden opgenomen in Emergis, of in een soortgelijke instelling.
Ten aanzien van de strafoplegging met betrekking tot feit 3 acht de rechtbank het raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd. In de strafbepaling van feit 1 primair is reeds meegewogen dat verdachte een motorvoertuig heeft bestuurd zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9a, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 107, 175, 176 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl
het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig letsel werd toegebracht dat daardoor verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 2 Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de
Wegenverkeerswet 1994;
feit 3 Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet
1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Ten aanzien van feiten 1 primair en 2
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat als algemene voorwaarde wordt toegevoegd:
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclasseringsinstelling GGZ Emergis te Middelburg, ook als dat inhoudt:
* dat verdachte zich (uiterlijk) binnen drie werkdagen volgend op de datum van het onherroepelijke vonnis meldt bij de verslavingsreclassering Emergis te Middelburg op het adres Vrijlandstraat 33E. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan gedragsinterventies, bestaande uit de cognitieve vaardigheidstraining (CoVa) en de leefstijltraining, aangeboden door de verslavingsreclassering, of soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling zullen worden gegeven.
* dat verdachte geen harddrugs of alcohol zal gebruiken zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal laten opnemen in GGZ Emergis, althans een soortgelijke intramurale instelling, vanaf het moment dat de indicatiestelling van IFZ beschikbaar is, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die verdachte in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
- geeft de genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Ten aanzien van feit 3
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Verhoeven, voorzitter, mr. Duinhof en mr. Borm, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 maart 2013.