Verbeterde lezing van de tenlastelegging
De rechtbank heeft de tenlastelegging verbeterd gelezen zoals hierboven - vet cursief - is aangegeven. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zich als beroepschauffeur zeer onoplettend gedragen, als gevolg waarvan een ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte is met zijn vrachtauto, een betonmixer, vanuit stilstand gaan rijden en heeft daarbij een andere verkeersdeelnemer, een vrouw met fiets, niet opgemerkt, haar geen voorrang verleend en haar overreden met de dood tot gevolg.
Blijkens het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse verkeerde de vrachtauto die verdachte bestuurde niet in voldoende rijtechnische staat omdat voor de voorruit voorwerpen waren aangebracht die het uitzicht van de bestuurder belemmerden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten kan komen en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken.
Uit de verklaring van verdachte en de verklaringen van getuigen kan niet worden afgeleid dat verdachte roekeloos, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam heeft gereden. Het technisch onderzoek verschaft onvoldoende duidelijkheid over de positie van het slachtoffer ten opzichte van de vrachtauto, zodat de conclusie dat het slachtoffer zichtbaar zou zijn geweest als de voorwerpen voor de voorruit er niet hadden gehangen niet zonder meer kan worden getrokken.
Het slachtoffer zou naast de auto hebben gelopen of gefietst op het trottoir of op de rijbaan en vermoedelijk had zij rechtdoor willen oversteken. Niet kan worden uitgesloten dat zij op een punt heeft gestaan of gefietst waar verdachte haar niet heeft kunnen zien, zodat verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat op 8 juni 2012 op de kruising van de Margrietstraat met de Marijkelaan in Yerseke, gemeente Reimerswaal, een ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte reed als bestuurder, beroepschauffeur, van zijn vrachtauto, een betonmixer, vanuit de Margrietstraat de Marijkelaan op. Verdachte is vanuit stilstand, na het lossen van beton, in zijn met draaiende motor gereedstaande vrachtauto gestapt. Vanaf de bestuurdersplaats heeft hij met gebruikmaking van de hem ter beschikking staande spiegels gekeken en is vervolgens met een naar rechts buigende beweging de kruising opgereden. Hij merkte vrijwel meteen dat er iets niet goed ging, waarna hij heeft geremd en iets verderop tot stilstand is gekomen. Toen verdachte uitstapte zag hij onder zijn vrachtauto het slachtoffer met haar fiets liggen, naar later bleek [slachtoffer].
Uit het proces-verbaal ongevalsanalyse blijkt van corresponderende verf- en krassporen die er op wijzen dat de linkerzijkant van de fiets van het slachtoffer op enig moment in contact is gekomen met de voorkant van de vrachtauto. Door deze aanrijding moet het slachtoffer onder de auto terecht zijn gekomen en overreden zijn. Het slachtoffer [naam] is als gevolg van dit ongeval ter plaatse overleden.
Verdachte heeft verklaard dat hij vanuit stilstand optrok en denkt ongeveer 10 à 15 kilometer per uur te hebben gereden. Uit het onderzoek naar de tachograaf-registratie is gebleken dat verdachte ten tijde van het ongeval slechts 5 kilometer per uur moet hebben gereden.
Op het door de vrachtauto afgelegde traject van enkele meters heeft de aanrijding plaatsgevonden. Deze aanrijding kon, gelet op de sporen in de bocht op de Marijkelaan, niet hebben plaats gevonden op de plaats als door verdachte ter terechtzitting aangegeven (nagenoeg aansluitend aan het uit stilstand wegrijden) maar moet gelet op die sporen enkele meters na vertrek hebben plaatsgevonden . Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting door de voorzitter is voorgelezen blijkt dat het slachtoffer kort voordat de aanrijding plaats had met de fiets naar de markt ging, zoals zij dat elke vrijdag deed. Zij volgde daartoe de route over de Margrietstraat, waarbij zij de kruising met de Marijkelaan rechtdoor over moest steken.
Onbekend is gebleven waar het slachtoffer zich kort voor de botsing precies bevond en op welke wijze – fietsend of lopend – zij aan het verkeer deelnam.
De rechtbank heeft zich in dit verband ook gebogen over de vraag of nader onderzoek meer klaarheid in deze kwestie zou kunnen brengen en is tot de slotsom gekomen dat zulks niet het geval is. De beschikbare bewijsmiddelen bieden daarvoor geen ruimte.