ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ4209

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/12/87132 / KG ZA 13-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.M. Steenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wateroverlast bij woonboerderij en de gevolgen van infrastructurele werkzaamheden door de gemeente en derden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding over wateroverlast bij een woonboerderij in Middelburg. De eiser, eigenaar van de boerderij, vorderde dat de gedaagden, waaronder de Gemeente Middelburg en verschillende bouwbedrijven, hun bouwactiviteiten zouden staken en de waterhuishouding zouden herstellen. De eiser stelde dat door infrastructurele werkzaamheden aan aangrenzende percelen, zoals ophogingen en het dempen van sloten, de waterhuishouding van zijn perceel ernstig verstoord was, wat leidde tot wateroverlast en schade aan zijn eigendommen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de wateroverlast. De rapportage van Grontmij, die de eiser had overgelegd ter onderbouwing van zijn claims, werd als onvoldoende beschouwd. De gedaagden, waaronder de Gemeente, betwistten dat hun werkzaamheden de oorzaak waren van de wateroverlast en stelden dat de eiser zelf verantwoordelijk was voor de drainageproblemen op zijn perceel. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet toewijsbaar waren, omdat niet was aangetoond dat de werkzaamheden van de gedaagden de wateroverlast veroorzaakten.

De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in civiele procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op schade en aansprakelijkheid.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/87132 / KG ZA 13-18
Vonnis in kort geding van 14 maart 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te Middelburg,
eiser,
advocaat mr. J. Boogaard te Middelburg,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MIDDELBURG,
zetelend te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. Pieterse te Middelburg,
2. commanditaire vennootschap
MORTIERE GRONDEXPLOITATIE C.V.,
zetelend te Rosmalen,
gedaagde,
advocaat mr. R. G. Gebel te Eindhoven,
3. de besloten vennootschap
GRONDBEDRIJF MORTIERE BEHEER I B.V.,
zetelend te Rosmalen, gemeente ’s Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. R. G. Gebel te Eindhoven,
4. de besloten vennootschap
GRONDBEDRIJF MORTIER II B.V.,
zetelend te Rosmalen, gemeente ’s Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. R. G. Gebel te Eindhoven,
5. de besloten vennootschap
HEIJMANS WEGEN B.V.,
zetelend te Roosendaal, gemeente ’s Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. R. G. Gebel te Eindhoven,
6. de besloten vennootschap
HEIJMANS BOUW ZEELAND B. V.,
zetelend te Rosmalen, gemeente ’s Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. R.G. Gebel te Eindhoven,
7. de besloten vennootschap
BOUWBEDRIJF IMOTEC B.V.,
zetelend te Terneuzen,
gedaagde,
advocaat mr. R.G. Gebel te Eindhoven.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden, gedaagde sub 1 de Gemeente, gedaagden sub 2 tot en met 4 gezamenlijk het Consortium en gedaagden sub 5 tot en met 7 gezamenlijk Heijmans c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- akte overlegging producties van [eiser]
- akte wijziging eis van [eiser]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de Gemeente
- de pleitnota van het Consortium en Heijmans c.s. met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van een perceel grond met een (woon)boerderij en opstallen staande en gelegen te Middelburg[straatnaam 2]s], kadastraal bekend Middelburg, [letter sectie], nrs. [1e nummer], [2e nummer] en [3e nummer] met een oppervlakte van 10.000 m², verder het
woonerf. De Gemeente is eigenaar van de aan het woonerf grenzende percelen [nummer 1b] en [nummer 1c] en gedeeltelijk van perceel [nummer 3a]. Het Consortium is eigenaar van de overige aan het woonerf grenzende percelen. Op enkele van de aan het woonhuis grenzende percelen zijn infrastructurele en andere bouwkundige werkzaamheden verricht onder andere bestaande uit het aanbrengen van ophogingen, het dempen van sloten, het leggen van dammen, het aanbrengen van voorbelastingen, het aanleggen van bouwwegen, het graven van bouwputten en het aanbrengen van funderingen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – na wijziging van eis waartegen door gedaagden geen verweer is gevoerd om:
- gedaagden sub 6 en 7 te veroordelen, op straffe van een dwangsom, hun bouwactiviteiten
binnen het gebied begrensd door de [straatnaam 1], [straatnaam 2], [straatnaam 3] en
[straatnaam 4], dan wel binnen een straal van 125 vanaf de perceelsgrens van
het woonerf te staken en gestaakt te houden;
- gedaagden sub 1 tot en met 5 te veroordelen, op straffe van een dwangsom:
- het aanbrengen van ophogingen binnen een straal van 125 meter van het woonerf te
staken en gestaakte te houden;
- een aanvang te nemen met het verwijderen van alle ophogingen binnen het gebied
begrensd door de [straatnaam 1], [straatnaam 2], [straatnaam 3] en [straatnaam 4],
dan wel binnen een straal van 125 meter vanaf het woonerf, en de afwatering van het
woonerf op de sloten in de omgeving te herstellen en voorts zodanige infrastructurele
en andere voorzieningen te treffen zodat het woonerf weer kan afwateren op de
belendende percelen en te bewerkstelligen dat de omliggende percelen niet langer
afwateren op het woonerf;
- een zodanige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie
vermeent te behoren, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2. Volgens [eiser] is, als gevolg van de door gedaagden sub 5 tot en met 7 in opdracht c.q. in overleg met de Gemeente en in opdracht van het Consortium uitgevoerde infrastructurele werkzaamheden, de waterhuishouding van het woonerf ernstig verstoord. De Gemeente en het Consortium hogen de aan het woonerf grenzende percelen geleidelijk en zonder kennisgeving laag voor laag sterk op. Na uitvoering van de werkzaamheden ligt het woonerf nu lager dan de omliggende gronden, terwijl het voorafgaand daaraan ongeveer een meter hoger lag. De peilhoogten zijn nooit kenbaar gemaakt, ook niet in de bestemmingsplannen. De hoger gelegen omringende gronden wateren af op het woonerf en het water kan niet worden geloosd op waterlopen waarop het voorheen werd geloosd omdat die zijn gedempt of omdat daar dammen in zijn gelegd. Door het ophogen van aangrenzende percelen wordt het water naar het woonerf geperst. De drainage die vanwege de bodemopbouw voor een goede afwatering dringend noodzakelijk is, is als gevolg van het uitvoeren van de werkzaamheden doorsneden of staat onder water. [eiser] ondervindt als gevolg van de verstoorde waterhuishouding ernstige overlast. Delen van zijn woonerf staan onder water. Het water staat tegen de gebouwen aan. De kelder is nat en onbruikbaar en [eiser] heeft last van ongedierte, schimmels, en rottende balken. De tuin wordt aangetast en de bebossing en windsingel rotten. De natte grond heeft onvoldoende draagkracht voor de op staal gefundeerde gebouwen die daardoor ongelijkmatig verzakken. Als gevolg daarvan ontstaat ernstige schade aan de gebouwen. De gebouwen dreigen onbewoonbaar te worden.
De Gemeente en het Consortium handelen in strijd met het bepaalde in de artikelen 5:38 en 5:39 BW en daarmee onrechtmatig jegens [eiser] als gevolg waarvan hij grote schade ondervindt. De Gemeente pleegt voorts wanprestatie omdat de infrastructurele maatregelen niet verenigbaar zijn met de met de rechtsvoorgangster van [eiser] gesloten vaststellingsovereenkomst die woningbouw op het woonerf mogelijk maakt. De Gemeente handelt in strijd met de Waterwet en handelt voorts onrechtmatig en pleegt wanprestatie door bouwpeilen aan te geven die leiden tot ophogingen als gevolg waarvan de natuurlijke afloop van hemel- en grondwater wordt omgekeerd. Gedaagden sub 5 tot en met 7 handelen onrechtmatig omdat zij uitvoerders zijn van met de wet strijdige handelingen die schade aan [eiser] toebrengen. Dat zij over een bouwvergunning beschikken doet daar niet aan af. De door het Consortium voorgestelde oplossingen zijn onvoldoende of onuitvoerbaar in verband met schade die daardoor aan de gebouwen ontstaat. [eiser] heeft een spoedeisend belang gelet op de invloed van de vochtproblemen op de gezondheid van de bewoners en op de staat van de gebouwen. De vorderingen zien niet op maatregelen die zouden raken aan eigendommen van bij niet in dit geding betrokken derden.
3.3. Het Consortium en Heijmans c.s. voeren verweer. Zij stellen dat in opdracht van gedaagde sub 2 slechts ten zuidoosten van het perceel van [eiser], overeenkomstig het bestemmingsplan en de afgegeven omgevingsvergunning, werkzaamheden zijn uitgevoerd. Er zijn geen werkzaamheden verricht aan de kant van het perceel waar de gebouwen staan zodat eventuele wateroverlast niet het gevolg kan zijn van de infrastructurele werkzaamheden. Omdat de grond op het perceel van [eiser] afloopt naar de gebouwen kan eventuele wateroverlast ook als gevolg daarvan ontstaan. Tussen gedaagde sub 2 en [eiser] is regelmatig overleg geweest over het verhelpen van eventuele wateroverlast of om die te voorkomen. In het kader van dat overleg zijn in december 2012 nog afspraken gemaakt om te onderzoeken wat de schade zou kunnen zijn van de door [eiser] gestelde wateroverlast. [eiser] heeft toen meegedeeld dat hij nog geen schade had geleden. De getroffen en voorgenomen maatregelen zijn afdoende om de wateroverlast op het perceel van [eiser] te voorkomen. Het Consortium verwijst naar de in opdracht van gedaagde sub 2 opgemaakte rapportage van Arcadis. De werkzaamheden ter voorkoming van wateroverlast zijn op last van de advocaat van [eiser] stopgezet. Het Consortium betwist dat sprake is van de door [eiser] gestelde hoogteverschillen. Ook de verstoring van de waterhuishouding is, voor zover die er al is, veel geringer dan [eiser] stelt. Zij betwist voorts dat sprake zou zijn van ernstige schade ten gevolge van wateroverlast en schimmel aan het woonhuis. Ter onderbouwing verwijst zij naar de door haar in het geding gebrachte rapportage van QuattroExpertise, opgemaakt op 5 maart 2013. Niet is sprake van onrechtmatig handelen. [eiser] heeft zijn standpunt dat sprake zou zijn van onrechtmatige hinder onvoldoende onderbouwd. De rapportage van Grontmij is daartoe ontoereikend. Ophoging van gronden leidt niet zondermeer tot de hinder waarvan volgens [eiser] sprake is maar die door het Consortium wordt bestreden, laat staan dat die onrechtmatig is. De vorderingen kunnen in geen geval toegewezen worden omdat dat zou betekenen dat het Consortium althans Heijmans c.s. werkzaamheden moeten verrichtten op gronden die aan derden toebehoren die niet in deze procedure zijn betrokken, de vordering tot staking van de werkzaamheden niet naar tijd is begrensd, en de vorderingen onvoldoende specifiek, onomkeerbaar en disproportioneel zijn gelet op de gestelde schade. Dat laatste geldt ook voor de gevorderde dwangsommen. De door [eiser] gestelde hinder is onvoldoende om aan te nemen dat hij een spoedeisend belang heeft. Gelet op het onomkeerbare karakter van de vorderingen dient het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard te worden en anders slechts op voorwaarde van een zekerheidstelling door [eiser] van € 6.000.000,00.
3.4. De Gemeente betwist dat op de aan haar in eigendom toebehorende percelen genummerd [nummer 1b] en [nummer 1c] en het gedeelte van perceel [nummer 3a] waarvan de Gemeente nog eigenaar is werkzaamheden zijn verricht. Er is volgens de Gemeente alleen gewerkt op de percelen ten zuidwesten en zuidoosten van het perceel van [eiser], in totaal op minder dan de helft van de aan het perceel van [eiser] grenzende gronden. Uit de rapportage van de Grontmij blijkt dat, zo er al hoogteverschillen zijn, deze veel kleiner zijn dan [eiser] wil doen geloven. De gebouwen van [eiser] liggen aan de zijde van zijn perceel waar de aangrenzende percelen niet zijn opgehoogd. Nog afgezien van het vorenstaande brengt het ophogen van percelen niet met zich mee dat het (natuurlijke) verloop van het water is gewijzigd. De stelling dat een wijziging in het natuurlijke verloop van het water zou hebben plaatsgevonden is onvoldoende onderbouwd. De Gemeente betwist onder verwijzing naar de vorenstaand genoemde rapportage van QuattroExpertise dat sprake zou zijn van hinder. Van onrechtmatige hinder is voorts geen sprake omdat het Consortium bereid is maatregelen tot het voorkomen van wateroverlast te treffen. [eiser] heeft deze maatregelen tegengehouden. De vordering dat de percelen niet langer mogen afwateren op het woonerf is in strijd met de wet omdat geen sprake is van hinder en [eiser] eventueel afstromend water moet ontvangen.
Bovendien leiden de vorderingen van [eiser] bij toewijzen daarvan tot onomkeerbare buitenproportionele maatregelen die door de Gemeente niet uitgevoerd kunnen worden. Niet alleen is niet duidelijk welke gronden hinder veroorzaken maar het uitvoeren van de gevorderde maatregelen brengt met zich mee dat de Gemeente werkzaamheden op gronden van, niet in de procedure betrokken, derden zou moeten (laten) uitvoeren onder andere bestaande in het verwijderen van al gerealiseerde woningen. De vorderingen zijn alleen al daarom niet toewijsbaar, zeker niet in kort geding.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] heeft, gelet op wat hij heeft gesteld, voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij zijn vorderingen een spoedeisend belang heeft.
4.2. De voorzieningenrechter overweegt dat aannemelijk is dat op het perceel van [eiser] sprake is van wateroverlast. In de rapportage van Arcadis, opgemaakt op 4 maart 2013, overgelegd door het Consortium en Heijmans c.s. wordt daarvan melding gemaakt. Niet is duidelijk geworden in welke mate sprake is van wateroverlast. Door [eiser] is ter onderbouwing van zijn stellingen dat sprake is van wateroverlast slechts een rapportage van Grontmij in het geding gebracht. Deze rapportage betreft echter niet meer dan een hoogtemeting van de omgeving van het perceel van [eiser]. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met het overleggen van die rapportage niet voldoende aannemelijk is gemaakt, gedaagden bestrijden dat ook gemotiveerd, dat het ophogen van enkele percelen rondom het perceel van [eiser] (ernstige) wateroverlast op het perceel van [eiser] tot gevolg heeft gehad. Daarbij komt dat [eiser] zelf meedeelt dat als gevolg van het uitvoeren van de werkzaamheden ook bestaande drainages zijn doorsneden en anderzijds niet meer goed werken omdat zij onder water zijn komen te staan. Het optreden van wateroverlast zou ook daarvan het gevolg kunnen zijn. Gelet op het vorenstaande kan er niet van uit worden gegaan dat het wegnemen van de ophogingen de enige oplossing is om de wateroverlast weg te nemen, in tegendeel. Uit voornoemde rapportage van Arcadis zou volgen dat de wateroverlast die zich nu op het perceel voordoet met het aanbrengen van sloten aan de noordwest- en noordoostzijde en met het eventueel aanbrengen van drainage en ophogen van ingesloten laagtes zal zijn opgelost. Nog afgezien van het vorenstaande heeft [eiser] ter gelegenheid van de behandeling ter zitting aangegeven dat zijn vorderingen niet zien op het wegnemen van ophogingen op aan derden toebehorende gronden en daar waar dat tot gevolg zou hebben dat woningen afgebroken zouden moeten worden. Dit betekent dat ook bij toewijzen van de vordering er ophogingen zouden blijven bestaan en het ook gelet daarop de vraag is of het weghalen van ophogingen waarbij geen belangen van derde-eigenaren zijn betrokken het door [eiser] voorgestane resultaat zou hebben. Dit laatste geldt ook nu [eiser] onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welke ophogingen de door hem gestelde wateroverlast tot gevolg hebben. Nu enerzijds niet voldoende aannemelijk is geworden dat de door [eiser] gestelde schade het gevolg is van het ophogen van gronden van percelen aan de zuidwest- en zuidoostkant van zijn perceel en anderzijds niet is komen vast te staan dat het verwijderen van die ophogingen de oplossing is voor de wateroverlast zullen de vorderingen worden afgewezen. Het onderdeel van de vordering gedaagden sub 1 tot en met 5 te veroordelen de afwatering van het woonerf op de sloten in de omgeving te herstellen en zulke infrastructurele voorzieningen te treffen zodat het woonerf weer kan afwateren is onvoldoende gespecificeerd en zal op grond daarvan worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat er wel aanwijzingen zijn voor een verband tussen de door of in opdracht van het Consortium uitgevoerde werkzaamheden en de wateroverlast op het perceel van [eiser] en dat het derhalve op de weg van partijen ligt in overleg te treden over een oplossing van die overlast. Het rapport van Arcadis lijkt daarvoor een goed uitgangspunt te bieden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeft de vraag of [eiser] schade in de door hem gestelde omvang heeft geleden geen bespreking meer.
4.3. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten worden aan de zijde van de Gemeente enerzijds en aan de zijde van het Consortium en Heijmans c.s. anderzijds begroot op:
- griffierecht € 589,00
- procureurssalaris € 816,00
Totaal € 1.405,00.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente tot op heden
begroot op € 1.405,00 en aan de zijde van het Consortium en Heijmans c.s. eveneens
begroot op € 1.405,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2013.?
MdB