ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ4139
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over ontruiming van woning na sluiting op basis van de Opiumwet
In deze zaak vorderde de woningstichting Thuisvester in kort geding de ontruiming van een door gedaagde gehuurde woning. De vordering was gebaseerd op de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, omdat de burgemeester de woning had gesloten op grond van artikel 13b lid 1 van de Opiumwet. De kantonrechter oordeelde dat Thuisvester over een spoedeisend belang beschikte bij de ontruiming, aangezien de huurovereenkomst op rechtmatige wijze was ontbonden. De rechter verwees naar de wetsgeschiedenis van artikel 7:231 lid 2 BW, waaruit blijkt dat een verhuurder de huurovereenkomst kan ontbinden zonder rechterlijke tussenkomst in gevallen van overlast en sluiting van het pand. De kantonrechter weegt het belang van de verhuurder, die snel een nieuwe huurder wil vinden, tegen het woonbelang van gedaagde, die een alleenstaande moeder is met een gehandicapte zoon. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van gedaagde, oordeelde de kantonrechter dat het belang van Thuisvester zwaarder woog. De ontruiming werd toegewezen, met de voorwaarde dat deze niet eerder zou plaatsvinden dan twee weken na betekening van het vonnis. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van Thuisvester.