ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ4066
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Van der Ploeg-Hogervorst
- mr. Vos
- mr. Gieben
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering verlenging terbeschikkingstelling in verband met strijdigheid met artikel 5 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die sinds 3 maart 1994 in TBS verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de TBS-maatregel op 4 maart 2013 zou eindigen, tenzij deze werd verlengd. De deskundige W. Ceelen heeft ter zitting verklaard dat de terbeschikkinggestelde, ondanks medicatiegebruik, nog steeds een hoog risico op recidive vertoont. De officier van justitie heeft de verlenging van de TBS met twee jaar bepleit, verwijzend naar de veiligheid van anderen en de ernst van de delicten waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd. De verdediging heeft echter betoogd dat de TBS-maatregel beëindigd moet worden, omdat de terbeschikkinggestelde in een andere setting beter zou kunnen functioneren en het recidivegevaar niet groot zou zijn.
De rechtbank heeft de belangen van de terbeschikkinggestelde en de maatschappij afgewogen. Hoewel de terbeschikkinggestelde in het verleden niet heeft meegewerkt aan behandeling, is er nu enige vooruitgang zichtbaar. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de TBS-maatregel, gezien de lange duur en de omstandigheden, niet langer gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en de TBS-maatregel beëindigd, met de opmerking dat de kliniek verantwoordelijk is voor de nazorg na beëindiging van de TBS. De rechtbank heeft benadrukt dat de terbeschikkinggestelde, na bijna twintig jaar in een TBS-kliniek te hebben verbleven, niet zonder opvang in vrijheid kan worden gesteld.