ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ4066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/011657-93
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van der Ploeg-Hogervorst
  • mr. Vos
  • mr. Gieben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering verlenging terbeschikkingstelling in verband met strijdigheid met artikel 5 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die sinds 3 maart 1994 in TBS verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de TBS-maatregel op 4 maart 2013 zou eindigen, tenzij deze werd verlengd. De deskundige W. Ceelen heeft ter zitting verklaard dat de terbeschikkinggestelde, ondanks medicatiegebruik, nog steeds een hoog risico op recidive vertoont. De officier van justitie heeft de verlenging van de TBS met twee jaar bepleit, verwijzend naar de veiligheid van anderen en de ernst van de delicten waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd. De verdediging heeft echter betoogd dat de TBS-maatregel beëindigd moet worden, omdat de terbeschikkinggestelde in een andere setting beter zou kunnen functioneren en het recidivegevaar niet groot zou zijn.

De rechtbank heeft de belangen van de terbeschikkinggestelde en de maatschappij afgewogen. Hoewel de terbeschikkinggestelde in het verleden niet heeft meegewerkt aan behandeling, is er nu enige vooruitgang zichtbaar. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de TBS-maatregel, gezien de lange duur en de omstandigheden, niet langer gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en de TBS-maatregel beëindigd, met de opmerking dat de kliniek verantwoordelijk is voor de nazorg na beëindiging van de TBS. De rechtbank heeft benadrukt dat de terbeschikkinggestelde, na bijna twintig jaar in een TBS-kliniek te hebben verbleven, niet zonder opvang in vrijheid kan worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12/011657-93
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 14 maart 2013
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [1974],
thans verblijvende bij de Pompestichting, Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg, locatie Zeeland.
1 De stukken
Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 8 januari 2013, ingekomen bij de griffie op
10 januari 2013, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna TBS) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van 26 oktober 2011 tot 26 oktober 2012;
- het rapport van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Pompestichting van 17 december 2012, waarin het advies van de inrichting is vermeld;
- de stukken van het strafdossier betreffende de terbeschikkinggestelde, met bovengenoemd parketnummer.
2 De procesgang
Bij vonnis van de rechtbank Middelburg van 11 februari 1994 is de terbeschikkinggestelde terzake van diefstal, gevolgd door bedreiging met geweld, poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf en TBS met verpleging van overheidswege.
De TBS is op 3 maart 1994 aangevangen en is laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 22 februari 2011 verlengd voor een termijn van twee jaren. Behoudens verlenging zal de termijn van de terbeschikkingstelling op 4 maart 2013 eindigen.
Tijdens het onderzoek in de openbare raadkamer van de rechtbank van 28 februari 2013 zijn de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Marjanovic, advocaat te ’s-Gravenhage, alsook de officier van justitie mr. Bethlehem gehoord.
Voorts is de deskundige mevrouw drs. W. Ceelen, psycholoog bij de Pompestichting, gehoord.
3 Het advies van de TBS-instelling
De TBS-instelling heeft geadviseerd de TBS te verlengen met twee jaar en heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende overwogen. De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type, waarvan tot op heden is gebleken dat deze nauwelijks langdurig beïnvloedbaar is. Hij wordt met anti psychotische medicatie behandeld en wordt verpleegd in een op zijn problematiek aangepaste omgeving. De positieve symptomen van de schizofrenie lijken daarmee onder controle. Verder is bij hem sprake van alcohol- en cannabisafhankelijkheid, beide langdurig in remissie.
In de afgelopen jaren is geen sprake geweest van een adequate behandeling van de stoornissen die ten grondslag liggen aan het indexdelict, omdat hij niet heeft willen meewerken aan de geboden behandelonderdelen. Daardoor is de bewerking van het delictgevaar achterwege gebleven. De terbeschikkinggestelde is gebaat bij een duidelijke en gestructureerde omgeving, waarin hem veiligheid wordt geboden. Hij lijkt baat te hebben bij het milieu waarin hij verblijft, waardoor het wantrouwen in zijn omgeving afneemt. Hierdoor is hij (meer dan voorheen) in staat om de samenwerking met het behandelteam aan te gaan. Hij heeft aangegeven mee te willen werken aan het opstellen van een delictanalyse en er worden daartoe gesprekken gevoerd.
De prognose voor de toekomst is op dit moment onduidelijk. De terbeschikkinggestelde is gebaat bij een op zijn problematiek afgestemd milieu, strakke structuur en begeleiding, aangebracht door zijn omgeving. De verwachting is dat hij voor lange tijd afhankelijk zal zijn van een beveiligde en zorggerichte omgeving. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat indien de TBS-maatregel zal worden beëindigd en hij zonder psychiatrische begeleiding dan wel gestructureerde leefomgeving zou geraken.
Ter zitting heeft de deskundige W. Ceelen het advies nader toegelicht en daaraan - zakelijk weergegeven - nog het volgende toegevoegd. Door het medicatiegebruik is de achterdocht bij de terbeschikkinggestelde niet verdwenen, maar wel werkbaar geworden en kan hij ook in gesprek gaan met de behandelaars. In het verleden is de behandeling niet van de grond gekomen, omdat de terbeschikkinggestelde niet wilde meewerken. Nu is met zijn medewerking een eerste stap gezet met het helder krijgen van de delictfactoren. Het opstellen van de delictanalyse loopt ten einde. Op basis van de uitkomsten zal worden bekeken of begeleid verlof tot de mogelijkheden behoort. Daar hoort ook een toetsing van het beveiligingsniveau bij, omdat de terbeschikkinggestelde een longstay-indicatie heeft. De hoogte van het risico op herhaling is bepalend voor de vraag of hij met verlof mag. Dit moet eerst worden vastgesteld als laag. Op dit moment heeft de terbeschikkinggestelde geen vrijheden buiten de kliniek. Hij heeft controle en structuur nodig, hetgeen niet geboden kan worden in een psychiatrisch ziekenhuis. Hij is dan ook op dit moment niet gebaat bij een plaatsing aldaar.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een gemaximeerde TBS-maatregel nu, gelet op de delicten en de rapportages over verdachte die ten tijde van de berechting zijn opgemaakt, kan worden vastgesteld dat sprake is van een geweldsdelict. Op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad en het gerechtshof Arnhem is dit echter in onderhavige zaak niet van belang nu artikel 359, zevende lid van het Wetboek van Strafvordering niet gold voor 1994.
De officier van justitie is ter zitting bij de vordering om de TBS met twee jaren te verlengen gebleven. Zij baseert zich daarbij op de inhoud van het rapport van de Pompestichting en de toelichting van de deskundige ter zitting. Gebleken is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging eist. Hoewel de resultaten van de delictanalyse nog niet bekend zijn, komt uit het verhandelde ter zitting naar voren dat er nog een lange weg te gaan is voor de terbeschikkinggestelde op begeleid verlof kan. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of beëindiging van de TBS-maatregel zou op dit moment onverantwoord zijn, nu de terbeschikkinggestelde geen werk, geen onderdak en ook geen sociaal netwerk heeft. Bovendien is de kans op recidive zeer groot.
5 Het standpunt van de verdediging
De terbeschikkinggestelde heeft ter zitting verklaard dat hij van mening is dat hij in een andere omgeving met meer vrijheden, zoals een psychiatrisch ziekenhuis, beter kan functioneren. Hij is van mening dat de kans op herhaling niet groot is als de TBS-maatregel nu zou worden beëindigd.
De raadsvrouw is van mening dat gelet op de jurisprudentie de motiveringsplicht voor de ongemaximeerde TBS-maatregel hier niet van toepassing is. Zij bepleit afwijzing van de vordering nu zij van mening is dat sprake is van schending van het rechtsbeginsel van proportionaliteit, gelet op de ernst van de delicten, het recidivegevaar en de problematiek van de terbeschikkinggestelde. In de setting waar hij nu verblijft, is nauwelijks perspectief dat hij in de toekomst op (begeleid) verlof zal mogen dan wel dat de TBS-maatregel op den duur beëindigd zal worden. Het recidivegevaar zal onverminderd hoog blijven zolang hij de indicatie longstay heeft. Een passende setting voor de terbeschikkinggestelde zou een psychiatrisch ziekenhuis kunnen zijn, zo nodig met een rechterlijke machtiging om de problematiek te ondervangen en de medicamenteuze behandeling voort te zetten.
De verdediging verzoekt primair de TBS-maatregel te beëindigen. Subsidiair is om aanhouding van de behandeling van de vordering verzocht, opdat de terbeschikkinggestelde kan worden onderzocht in het Pieter Baan Centrum teneinde de mogelijkheid van plaatsing in een andere setting te onderzoeken. Meer subsidiair is verzocht de TBS-maatregel met één jaar te verlengen.
6 Het oordeel van de rechtbank
Voorvragen
De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen omdat zij in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de TBS is gelast.
De vordering is tijdig, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand vóór het tijdstip waarop de TBS door tijdsverloop zal eindigen, ingediend. De officier van justitie is ontvankelijk in haar vordering.
De maximering van de maatregel
De rechtbank merkt op dat het motiveringsvoorschrift van artikel 359, zevende lid van het Wetboek van Strafvordering is ingevoerd per 15 januari 1994. Voordien behoefde de strafrechter zich bij het opleggen van een TBS niet uit te laten over de vraag of er sprake was van een geweldsdelict. In het arrest van 12 februari 2013 heeft de Hoge Raad overwogen in rechtsoverweging 4.10: “(…) dat het Hof in die zaak terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat genoemde beslissing geen betrekking heeft op die gevallen waarin een TBS is opgelegd doch de vervolging vóór januari 1994 is aangevangen (…).” Nu ook hier de vervolging vóór 15 januari 1994 is aangevangen, is geen sprake van voornoemde motiveringseis en behoeft de rechtbank thans niet te beoordelen of hier sprake was van een dergelijk misdrijf.
De beoordeling
De rechtbank concludeert op grond van het rapport van de Pompestichting en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De TBS is ingegaan op 3 maart 1994 en loopt dus thans negentien jaar. De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop van een TBS in relatie tot de ernst van de delicten waarvoor deze is opgelegd mede in aanmerking moet worden genomen bij een verlengingsbeslissing.
Uit het dossier en met name het vonnis blijkt dat de terbeschikkinggestelde een jongen geld afhandig heeft gemaakt, hem vervolgens eerst met een mes dat hij bij zich had oppervlakkig in zijn rug heeft geprikt en daarna in zijn buik heeft gestoken. Dit is in het vonnis gekwalificeerd als diefstal, gevolgd door bedreiging met geweld, poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd. Hoewel dit ernstige feiten zijn, constateert de rechtbank dat dit niet de zwaarste categorie van geweldsdelicten betreft.
Bij een afweging van de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij, dient het belang van de terbeschikkinggestelde, naarmate de TBS-maatregel langer duurt, steeds zwaarder te wegen.
De rechtbank constateert dat de terbeschikkinggestelde ten tijde van het plegen van voornoemde delicten achttien jaar oud was en dus een adolescent was. Verder betekent dit dat de terbeschikkinggestelde reeds meer dan de helft van zijn leven in een TBS-kliniek verblijft.
De terbeschikkinggestelde heeft al langere tijd een longstay-status en verblijft al even zolang in een longstay-setting waar in beginsel geen behandeling plaats vindt. Onlangs is weliswaar gestart met de delictanalyse, waarvan de resultaten nog niet bekend zijn, maar duidelijk is dat hij nog een lange weg heeft te gaan. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de deskundigen het recidivegevaar op dit moment als onverminderd hoog inschatten gelet op de historische factoren. Dit wordt mede veroorzaakt door de diagnose paranoïde schizofrenie die bij de terbeschikkingestelde is gesteld.
De rechtbank stelt vast dat het gebruikelijke tijdens een TBS te doorlopen (resocialisatie-) traject in het geval van de terbeschikkinggestelde nog lang zal duren en mogelijk als niet (meer) realistisch beschouwd moet worden. Dit heeft tot gevolg dat het voor de terbeschikkinggestelde bijna onmogelijk zal zijn om in de huidige TBS-setting zo ver te komen dat hij zal kunnen gaan aantonen dat het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau is terug gebracht. Voorwaarde voor het in aanmerking komen van vrijheden is immers (op grond van de huidige regelgeving) het opheffen van de longstay-status en het terugplaatsen van de terbeschikkinggestelde naar een behandelafdeling. Door alle betrokkenen wordt dit - gezien het nog altijd aanwezig geachte hoge recidive-gevaar bij de terbeschikkinggestelde - als voorlopig onhaalbaar beschouwd. De rechtbank is echter van oordeel dat het recidiverisico in dit specifieke geval lastig is in te schatten en wellicht enige nuancering behoeft, nu de terbeschikkinggestelde op dit moment goed is ingesteld op medicatie en de afgelopen jaren geen (begeleide) verloven heeft gehad, waardoor hij niet de kans heeft gehad te bewijzen dat het risico op recidive is verminderd. Daardoor is onvermijdelijk dat de TBS - gegeven het onverminderde delictgevaar - telkens met twee jaar moet worden verlengd, zodat feitelijk sprake is van een lange – mogelijk zelfs levenslange – vrijheidsbeneming van een persoon die thans 39 jaar is. Een en ander is in strijd met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Gelet op het vorenstaande, en dan met name de zogenoemde indexdelicten waarvoor de maatregel is opgelegd, als ook op de reeds lange duur van de maatregel, en de beginselen van proportionaliteit en van subsidiariteit, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen en dat de terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd.
De rechtbank merkt hierbij op dat bij de kliniek enige verantwoordelijkheid ligt in het kader van de nazorg na het eindigen van de TBS. Zij gaat er vanuit dat er zorg voor wordt gedragen dat de terbeschikkinggestelde niet, na bijna twintig jaar gedwongen in diverse penitentiaire instellingen te hebben verbleven, zonder enige vorm van opvang (al dan niet in het kader van de Wet BOPZ) in vrijheid zal worden gesteld.
7 De beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze beslissing is gegeven door mr. Van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. Vos en
mr. Gieben, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Philipsen en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 maart 2013.