RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2013
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Anker, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 februari 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel al dan niet samen met anderen [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] [getuige 8], [getuige 9] [getuige 10], [getuige 11] en [getuige 12]. Daarnaast baseert zij zich op de geneeskundige verklaring van het Amphia Ziekenhuis waaruit blijkt dat verdachte een klaplong, een miltruptuur en een longcontusie heeft opgelopen.
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging doodslag niet bewezen, nu van een doelbewuste poging om [slachtoffer] te doden geen sprake was.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het incident met [slachtoffer]. De door de officier van justitie genoemde belastende getuigenverklaringen zijn onvoldoende concreet en onvoldoende betrouwbaar. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging gewezen op de uitspraak van de beroepscommissie van de KNVB waarin verdachte is vrijgesproken van het toebrengen van letsel aan [slachtoffer].
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat zo de rechtbank van oordeel is dat verdachte enige geweldshandeling tegen [slachtoffer] heeft verricht, dit hooguit kan worden gekwalificeerd als openlijke geweldpleging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Zware mishandeling
Op 10 september 2011 vond aan de Ruitersvaartseweg 1 te Terheijden, gemeente Drimmelen, op het voetbalveld van SV Terheijden een voetbalwedstrijd plaats tussen SV Terheijden A1 en TSC A2 uit Oosterhout. Verdachte was die wedstrijd aanvoerder van TSC A2 en speelde als laatste man met rugnummer 3.
Nadat tijdens de wedstrijd een overtreding werd gemaakt op [slachtoffer], speler van SV Terheijden, schopte [slachtoffer] de speler met rugnummer 9 van TSC terug tegen het onderbeen. [slachtoffer] zag dat de spelers van TSC met rugnummers 8 en 9 naar hem toe kwamen en hem begonnen te duwen ter hoogte van zijn borst. [slachtoffer] zag en voelde dat hij tegen zijn linkerbovenbeen en in zijn zij werd geschopt, waardoor hij op de grond is gevallen. Toen hij op de grond lag, zag hij dat een speler uit zijn elftal de speler met rugnummer 9 vastpakte, zodat die niets meer kon doen. [slachtoffer] hield de speler met rugnummer 8 in de gaten en wilde vervolgens opstaan. Toen hij half op zijn knieën zat hoorde hij iemand aan komen sprinten. Vervolgens voelde [slachtoffer] een keiharde pijn in zijn linkerzij en viel toen weer neer op de grond. Hij voelde daarbij dat de lucht uit zijn longen was getrapt en hij hapte naar adem. Hij kon hierna niet meer staan van de pijn.
Verdachte heeft verklaard niet dusdanig in de nabijheid van [slachtoffer] te zijn geweest dat hij deze heeft kunnen trappen. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig gelet op de vele verklaringen, ook van een medespeler van verdachte, dat hij vanuit zijn positie achter in het veld naar [slachtoffer] is toegesprint. Zo heeft getuige [getuige 9] , speler van SV Terheijden, verklaard dat hij nog als spits voorin stond, toen hij de speler van TSC met rugnummer 3 die naast hem stond ineens hard in de richting van [slachtoffer] zag rennen. Ook de vader van [slachtoffer] , [getuige 2] , de moeder van [slachtoffer], [getuige 1] , [getuige 4] en TSC speler [getuige 6] verklaren dat verdachte, soms aangeduid als de aanvoerder van TSC of nummer 3, in de nabijheid van [slachtoffer] is geweest.
[getuige 7], die ten tijde van het incident als toeschouwer op de tribune zat, zag dat nadat [slachtoffer] omver was geduwd, hij werd getrapt door de aanvoerder van TSC met rugnummer 3. Deze kwam aangerend over het veld. De speler met rugnummer 3 trapte [slachtoffer] schuin van achter ter hoogte van zijn ribben. Na deze trap hoorde deze getuige [slachtoffer] hard krijsen en schreeuwen.
[getuige 11], speler van SV Terheijden, zag dat [slachtoffer] door spelers van TSC is geschopt terwijl hij op de grond lag. Hij had daarbij het idee dat de speler met rugnummer 3 het hardst heeft getrapt. Toen [voormnaam] [getuige 11] zag wat deze speler bij [slachtoffer] deed, heeft hij deze speler met zijn vuist in het gezicht geslagen.
Op het moment van trappen heeft [voornaam] [getuige 11] het rugnummer van de speler die [slachtoffer] heeft getrapt niet gezien. Hij herkende deze speler aan zijn gezicht. Toen [voornaam] [getuige 11] later in de bestuurskamer diezelfde speler tegenkwam, vernam hij dat deze speler verdachte was en dat verdachte speelde met rugnummer 3. Het was dezelfde speler als de speler die hij een klap in het gezicht had gegeven, nadat deze [slachtoffer] had getrapt.
Ook getuige [getuige 10] heeft verklaard dat nummer 3, de laatste man van TSC, vanuit zijn positie kwam aangerend en [slachtoffer] heeft geschopt.
Na het incident is [slachtoffer] met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis zijn bij [slachtoffer] een klaplong, een longcontusie en een miltruptuur geconstateerd.
De rechtbank hecht veel waarde aan de aangifte voor wat betreft de feitelijke toedracht. Uit de aangifte volgt dat hij de harde trap kreeg van een speler die aankwam sprinten en niet van de spelers met rugnummer 8 en 9. Op grond van bovengenoemde getuigenverklaringen, in onderlinge samenhang beschouwd, stelt de rechtbank vervolgens vast dat verdachte vanuit zijn positie als laatste man naar het incident is gerend en tegenspeler [slachtoffer] een harde trap in zijn linkerzij heeft gegeven terwijl deze op zijn knieën op de grond zat.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de getuigenverklaringen die zij voor het bewijs gebruikt wel betrouwbaar. Dat getuigen verschillend verklaren en niet alles hebben gezien is inherent aan een dergelijk incident. De verdediging heeft getuigen kunnen ondervragen bij de rechter-commissaris. Van de getuigen die bij de rechter-commissaris hebben verklaard het niet gezien maar gehoord te hebben van anderen worden de verklaringen door de rechtbank niet voor het bewijs gebezigd. Dat getuige [getuige 11] achteraf beseft het rugnummer van verdachte niet te kunnen hebben gezien doet niet af aan zijn herkenning van verdachte. Ook zijn verklaring over de rode kaart doet niet ter zake, [getuige 11] verklaart immers het trappen van [slachtoffer] door verdachte te hebben gezien. Dat spelers van SV Terheijden hebben samengezeten en over het incident hebben gesproken brengt niet met zich mee dat alle verklaringen onbetrouwbaar zijn. Juist het horen van getuigen bij de rechter-commissaris maakt het mogelijk op dit punt het kaf van het koren te scheiden.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat de verklaringen van de trainer coach van TSC [naam coach] dat hij verdachte bij de armen pakte en tegen het hek achter de dug- out drukte en overige verklaringen van die strekking, de verdachte niet kunnen baten omdat de rechtbank uit de verklaringen van [getuige 11] en [naam coach] afleidt dat dit is gebeurd na de klap van [getuige 11] aan verdachte, welke klap plaatsvond na de trap van verdachte tegen [slachtoffer], direct na het toesnellen van verdachte vanuit de 16 meter lijn.
Uit de aangifte volgt dat als gevolg van de trap van verdachte [slachtoffer] voelde dat de lucht uit zijn longen verdween en dat hij naar adem moeten happen. Uit de reeds aangehaalde verklaring van getuige [getuige 7] blijkt dat [slachtoffer] na de trap door de speler met rugnummer 3 hard begon te krijsen en te schreeuwen. Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat het letsel geconstateerd bij [slachtoffer], is ontstaan als gevolg van de harde trap door verdachte. Immers, direct na deze trap van verdachte ondervond [slachtoffer] problemen met ademhalen en kon hij niet meer staan. Nu dergelijke klachten bij [slachtoffer] voorafgaand aan deze trap ontbraken, acht de rechtbank niet aannemelijk dat dit letsel is ontstaan door het eerdere geweld tegen [slachtoffer] door de medespelers van verdachte met rugnummers 8 en 9. De rechtbank merkt het door [slachtoffer] opgelopen letsel, te weten een klaplong, gescheurde milt en longcontusie aan als zwaar lichamelijk letsel.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte door aldus te handelen zich, minst genomen, willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en heeft verdachte die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen.
Poging tot doodslag
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte door het geven van één harde trap in de zij heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk - al dan niet met voorwaardelijk opzet - te doden. Het dossier bevat onvoldoende informatie waaruit kan worden afgeleid dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Medeplegen
De spelers met rugnummers 8 en 9 zijn veroordeeld voor openlijk geweld tegen [slachtoffer]. Dit geweld was reeds geëindigd toen verdachte ter plaatse kwam en [slachtoffer] een harde trap in zijn zij gaf. De rechtbank is niet gebleken van een bewuste nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medespelers bij het toebrengen van het zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer]. Om die reden acht de rechtbank het medeplegen van zware mishandeling niet bewezen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze met kracht in zijn zij te trappen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 september 2011 te Terheijden, gemeente Drimmelen,
aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(een gescheurde milt en een klaplong en een longcontusie), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) in de zij te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte, de ernst van het feit en het gegeven dat verdachte ook ter zitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad.
Daarbij heeft de officier van justitie betoogd dat er geen aanleiding bestaat voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Weliswaar is door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen, maar de argumenten die de Raad heeft gehanteerd, zoals het kinderlijke voorkomen van verdachte en zijn functioneren op VMBO-basis-niveau, zijn onvoldoende om af te wijken van de hoofdregel op grond waarvan het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. Daar komt bij dat ook de Reclassering geen aanknopingspunten ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting betoogd dat de door de officier van justitie gevorderde straf niet aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dient maximaal een voorwaardelijke gevangenisstraf te volgen of een werkstraf gelijk aan de werkstraf van 40 uren die is opgelegd aan de verdachten [getuige 6] en [getuige 12]. Verder verzoekt de raadsman de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening te houden met de geruime tijd die sinds het incident is verstreken.
De raadsman heeft voorts betoogd dat nu de Raad voor de Kinderbescherming en de Reclassering het oneens zijn over het toe te passen regime, het voor verdachte meer gunstige jeugdstrafrecht dient te worden toegepast.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat hetgeen [slachtoffer] op het voetbalveld is overkomen als uitermate kwalijk moet worden beoordeeld. Als gevolg van een overtreding binnen het voetbalspel heeft een escalatie van geweld plaatsgevonden die heeft uitgemond in zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. Nadat deze een forse overtreding had gemaakt op een medespeler van verdachte is hij door twee spelers van TSC met rugnummers 8 en 9 tegen het lichaam geduwd en geschopt. Als gevolg hiervan is [slachtoffer] op de grond gevallen. Verdachte, die aanvoerder was van TSC, is vervolgens van grote afstand naar het incident toe gerend en heeft [slachtoffer] zeer hard in zijn zij getrapt. Als gevolg van deze trap heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank acht deze handeling van verdachte buiten elke proportie en zeer ernstig, en merkt op dat voor dergelijke handelingen op en buiten het sportveld onder geen beding plaats is. Verdachte had als aanvoerder van zijn team anders moeten handelen en de actie van [slachtoffer] door de scheidsrechter moeten laten afstraffen in plaats van hierop zeer gewelddadig te reageren. Zulks geldt temeer nu het slachtoffer reeds door twee spelers van verdachtes team was belaagd en op de grond was beland.
Dit feit geeft aan hoezeer het hedendaagse voetbal aan verloedering onderhevig dreigt te worden. Voetbal is een volkssport waarbij jong en oud aanwezig plegen te zijn, die dan vervolgens tegen wil en dank getuige zijn van dit soort geweldsuitspattingen. Goedwillende sporters en sportliefhebbers lijken zich in toenemende mate door agressieve elementen binnen en buiten de lijnen niet meer thuis te voelen op en rond de voetbalvelden. Waar het een ernstig delict als zware mishandeling betreft, dient een forse strafrechtelijke sanctie te volgen.
Anders dan de Raad voor de Kinderbescherming ziet de rechtbank in het voorkomen en opleidingsniveau van verdachte geen aanleiding voor toepassing van het materiële jeugdstrafrecht. De rechtbank acht daarbij van belang dat zij verdachte ter zitting niet als kinderlijk heeft ervaren, de Raad voor de Kinderbescherming haar rapport in zoverre ook niet heeft onderbouwd en ook de Reclassering geen aanleiding ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank zal derhalve een straf opleggen conform het volwassenstrafrecht.
De rechtbank stelt voorop dat de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur in beginsel rechtvaardigen, ook volgens de uitgangspunten die de rechtbank hanteert bij de strafoplegging voor zware mishandeling.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank echter rekening gehouden met het advies van de Reclassering van 22 november 2012, waarin reclasseringswerker [naam] het recidiverisico als laag inschat en adviseert aan verdachte een werkstraf op te leggen. Voorts heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de geruime tijd die sinds het incident is verstreken en de onzekerheid waarin verdachte als gevolg hiervan heeft verkeerd, alsmede zijn jongmeerderjarigheid en het feit dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Gelet hierop zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in haar eis.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf van 240 uur met aftrek van het voorarrest passend. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: Zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Van den Heuvel en mr. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. de Jong-Nibourg, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 februari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 10 september 2011 te Terheijden, gemeente Drimmelen, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die van [slachtoffer] meerdere malen
(met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of e buik en/of de milt
en/of de ribben en/of de zij en/of de rug en/of het lichaam heeft geslagen
en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 september 2011 te Terheijden, gemeente Drimmelen,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een
persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(een gescheurde milt en/of een klaplong en/of een longcontusie), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk (meerdere malen) (met kracht) in/tegen het
gezicht en/of het hoofd de buik en/of de milt en/of zij en/of de rug en/of het
lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen/schoppen;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 september 2011 te Terheijden, gemeente Drimmelen, met
een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Ruitervaartseweg, en/of
een voor het publiek toegankelijke plaats, het voetbalveld van SV Terheijden,
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meerdere malen
(met kracht) in/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of de milt
en/of de ribben en/of de zij en/of de rug en/of het lichaam slaan en/of
stompen en/of trappen en/of schoppen, (ook) terwijl die van [slachtoffer] op de
grond lag.