RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
zaak/rolnr.: 751637 AZ VERZ 12-303
beschikking d.d. 25 februari 2013
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoekende partij, procederend krachtens toevoeging nr. [nummer],
gemachtigde: mr. ir. M.F.P.M. Brogtrop, advocaat te Bergen op Zoom,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DRUKKERIJ PRIMA B.V.
gevestigd en kantoorhoudend te 4701 CS Roosendaal, Nispensestraat 53-57,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. H. Weinans, advocaat te Roosendaal.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[verzoeker]” respectievelijk “Prima”.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 6 december 2012 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties, waaronder begrepen de beschikkingen van de kantonrechter te Bergen op Zoom van 20 juli 2012 met zaaknummer 724127 AZ EXPL 12-126 en van 15 oktober 2012 met zaaknummer 733293 AZ VERZ 12-191;
- het daarop ontvangen verweerschrift, met producties;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het verzoek, gehouden op 7 februari 2013, met het daarbij behorende audiëntieblad;
- de ter zitting door mr. C.A.E. van der Poel, als vervanger van mr. Brogtrop, overgelegde pleitnotitie.
[verzoeker] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met Prima te ontbinden op grond van een gewichtige reden, bestaande uit gewijzigde omstandigheden, onder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan hem ten laste van Prima van € 48.566,78 bruto, met veroordeling van Prima in de kosten van de procedure, primair op grond van de reële proceskosten ad € 3.520,00, en subsidiair op basis van een in goede justitie te bepalen proceskosten-veroordeling, meer subsidiair kosten rechtens.
Prima refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter voor zover het de verzochte ontbinding betreft en zij verzoekt de verzochte ontbindingsvergoeding en proceskostenveroordeling af te wijzen.
3.1 Voor de vaststaande feiten wordt verwezen naar de sub 1 genoemde beschikkingen.
Voorts staat vast dat de ontbindingsverzoeken naar aanleiding waarvan de genoemde beschikkingen zijn gewezen, beide door Prima zijn ingetrokken nadat door de kantonrechter een ontbindingsvergoeding aan [verzoeker] was toegewezen ten laste van Prima.
Tussen partijen is voorts tweemaal een procedure in kort geding gevoerd waarin Prima in beide gevallen is veroordeeld tot betaling van achterstallig loon c.a.
3.2 [verzoeker] legt aan zijn verzoek primair de weigering tot loonbetaling door Prima ten grondslag, hetgeen volgens [verzoeker] niet getuigt van goed werkgeverschap, terwijl zij er zelf voor gekozen heeft tot tweemaal toe haar ontbindingsverzoek in te trekken.
[verzoeker] stelt dat Prima, ondanks het intrekken van de verzoeken, geen vruchtbare samenwerking nastreeft, maar hem in feite dwingt om zelf ontbinding te verzoeken of ontslag te nemen.
Subsidiair baseert [verzoeker] zijn verzoek op de tussen partijen verstoorde arbeids-verhouding, meer subsidiair op misbruik van recht van Prima door de ontbindingsverzoeken uitsluitend in te trekken vanwege de hoogte van de toegekende ontbindingsvergoedingen, waarmee zij geen ander doel had dan [verzoeker] te schaden, derhalve een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is gegeven. Volgens [verzoeker] is Prima in haar tweede verzoekschrift ten onrechte ontvankelijk verklaard nu daarin geen nieuwe feiten en/of omstandigheden waren aangevoerd die aanleiding zouden hebben kunnen geven tot een andere vaststelling van de hoogte van de vergoeding dan in de eerdere beschikking gedaan.
Ook na intrekking van het tweede ontbindingsverzoek heeft Prima geen enkele stap onder-nomen om de sterk verslechterde relatie met [verzoeker] te herstellen. Een arbo-arts is door Prima nimmer ingeschakeld. De verandering van omstandigheden is dan ook in grote mate aan Prima te wijten, aldus [verzoeker], zodat hem een ontbindingsvergoeding toekomt. [verzoeker] beroept zich daarbij op de toelichting op aanbeveling 3.4 van de Kring van Kantonrechters. Het eerder gevoerde “habe nichts, habe wenig”verweer van Prima is nimmer nader onderbouwd, nu zij geen jaarstukken heeft overgelegd waaruit haar financiële positie blijkt.
Omdat de verandering in omstandigheden en de dringende reden geheel aan Prima zijn te wijten stelt van Oorschot zich op het standpunt dat thans aan hem een vergoeding toekomt met toepassing van een correctiefactor 1,75, hetgeen zou resulteren in een bedrag van € 48.566,78. Hij verwijst in dit verband naar een uitspraak van de rechtbank Arnhem, LJN nummer BH1516. Inzake de verzochte proceskostenveroordeling verwijst [verzoeker] naar een uitspraak van de kantonrechter te ’s-Gravenhage, LJN nummer AH7384.
3.3 Prima stelt dat ook zij van mening is dat aan de dienstbetrekking van [verzoeker] een einde dient te komen, omdat de verhouding tussen partijen ernstig is verstoord en [verzoeker] reeds sinds een jaar geen werkzaamheden meer heeft verricht, zich ook niet beschikbaar heeft gehouden en te kennen heeft gegeven dat hij niet meer wenst te werken voor Prima. Prima stelt dat zij druk doende is haar faillissement aan te vragen zodat er geen ruimte is ook maar enige vergoeding te voldoen. Zij betwist voorts dat zij misbruik van recht heeft gemaakt nu de wet de verzoeker het recht toekent het verzoek in te trekken. Gelet hierop is evenmin grond voor een veroordeling in de reële proceskosten, aldus Prima.
3.4 Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld, is voor de kantonrechter voldoende vast komen te staan, dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met één der opzegverboden, genoemd in artikel 7: 685 van het Burgerlijk Wetboek.
3.5 Nu Prima ook het tweede ontbindingsverzoek heeft ingetrokken, staat vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog immer voortduurt. Naast de twee genoemde ontbindingsverzoeken van de zijde van Prima is door [verzoeker] reeds twee maal een loonvordering c.a. in kort geding aanhangig gemaakt, waarin in beide gevallen Prima is veroordeeld tot betaling van achterstallig loon c.a. Ter zitting is door [verzoeker] gesteld dat Prima uiteindelijk door tussenkomst van een deurwaarder heeft voldaan aan de veroordeling in het eerste vonnis in kort geding van 27 juni 2012 waardoor zijn loon is betaald tot en met mei 2012. Blijkens de niet weersproken stellingen van [verzoeker], is aan het tweede vonnis in kort geding, ondanks toezeggingen van Prima, nog steeds niet voldaan, waardoor vaststaat dat [verzoeker] vanaf juni 2012 geen loon meer heeft ontvangen. Het niet op de daarvoor bepaalde tijden voldoen van het loon aan de werknemer levert reeds een dringende reden als bedoeld in artikel 7:679 BW op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
3.6 Voorts is onweersproken dat Prima, noch na intrekking van het eerste, noch na intrekking van het tweede ontbindingsverzoek, geen enkele verzoeningspoging heeft ondernomen of tenminste heeft getracht een dialoog met [verzoeker] op gang te brengen, hetgeen reeds getuigt van slechts werkgeverschap, terwijl zij bovendien de proceskosten niet aan [verzoeker] heeft voldaan, ondanks dat zij daartoe in beide ontbindingsbeschikkingen is veroordeeld.
De omstandigheid dat zij geen pogingen heeft ondernomen [verzoeker] op te roepen tot het verrichten van werkzaamheden, althans hem arbeidsongeschikt te melden bij een arbo-arts, levert in de onderhavige omstandigheden, naar het oordeel van de kantonrechter eveneens een dringende reden op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
3.7 In de twee eerdere ontbindingszaken is reeds geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig is verstoord, dat tussen hen geen vruchtbare samenwerking meer verwacht kan worden. Evident is dat deze verstoorde arbeidsrelatie is blijven voortduren, en als gevolg van het vorenstaande nog verder is verslechterd. Hetgeen Prima ter zitting hiertoe nog heeft aangevoerd is reeds besproken in de twee eerdere beschikkingen, zodat daarop thans niet meer zal worden ingegaan. Nieuwe feiten of omstandigheden zijn door haar niet aangevoerd. Er is dan ook geen enkele reden om niet aan het verzoek van [verzoeker] te voldoen, zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen opnieuw zal worden ontbonden, per nader te noemen datum.
3.8 De toegenomen verslechtering van de arbeidsverhouding is te verwijten aan Prima, gelet op hetgeen sub 3.5 en 3.6 is overwogen. Aannemelijk is dat de financiële situatie van [verzoeker] niet bijdraagt aan een verbetering van zijn psychische gesteldheid, terwijl die financiële situatie wordt veroorzaakt door Prima. Dat Prima zelf in slechte financiële omstandigheden verkeert doet daaraan niet af en die omstandigheid kan niet worden tegengeworpen aan [verzoeker]. Deze is arbeidsongeschikt en door Prima zijn geen pogingen ondernomen om -door middel van een re-integratietraject- daarin verbetering aan te brengen. Prima handelt derhalve ernstig verwijtbaar door haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet na te komen, terwijl zij er zelf voor gekozen heeft deze in stand te houden. Gelet hierop dient aan de ontbinding een vergoeding te worden verbonden ten gunste van [verzoeker] van € 27.752,45 bruto. Geoordeeld wordt dat hiermee, ondanks het feit dat Prima haar stellingen ten aanzien van haar benarde financiële positie onvoldoende heeft onderbouwd, voldoende rekening wordt gehouden met haar financiële situatie.
3.9 Nu een lagere vergoeding wordt toegekend dan [verzoeker] heeft gevorderd, zal hij, gelet op artikel 7:785 lid 10 BW, nog in de gelegenheid worden gesteld zijn verzoek desgewenst alsnog in te trekken.
Prima dient als de in het ongelijk te stellen partij in de aan de zijde van [verzoeker] gevallen proceskosten te worden veroordeeld. [verzoeker] heeft gevorderd Prima in de reële proceskosten ad € 3.520,00 te veroordelen en daartoe een specificatie van zijn gemachtigde overgelegd.
Onweersproken is de stelling dat Prima niet heeft voldaan aan de veroordelingen tot betaling van de proceskosten ad respectievelijk € 400,00 en € 300,00 uit de eerdere beschikkingen. In die beschikkingen heeft de kantonrechter het liquidatietarief gevolgd. Dit tarief is een de rechter niet bindende richtlijn zodat daarvan kan worden afgeweken. In de onderhavige omstandigheden, waarin [verzoeker] -meermaals- door toedoen van Prima is genoodzaakt hoge rechtsbijstandkosten te maken, zal thans afgeweken worden van het liquidatietarief en zal aan salaris gemachtigde het gevorderde bedrag van € 3.520,00 worden toegewezen.
Wel zal [verzoeker], ingeval hij zijn verzoek alsnog intrekt, als de partij die de procedure nodeloos aanhangig heeft gemaakt, worden veroordeeld in de aan de zijde van Prima gevallen proceskosten.
stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 maart 2013, onder toekenning van een vergoeding aan [verzoeker] ten laste van Prima van € 27.752,45 bruto;
gunt [verzoeker] nog een termijn tot uiterlijk 28 februari 2013, 17.00 uur, om zijn verzoek desgewenst alsnog in te trekken door middel van een schriftelijke verklaring aan de griffier en aan de gemachtigde van Prima;
voor het geval [verzoeker] zijn verzoek handhaaft:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2013;
kent aan [verzoeker] ten laste van Prima toe en veroordeelt Prima mitsdien tot betaling aan [verzoeker] van een ontbindingsvergoeding van € 27.752,45 bruto;
veroordeelt Prima in de kosten van de procedure aan de zijde van [verzoeker] gevallen en tot op heden begroot op € 3.593,00, waaronder begrepen € 3.520,00 als salaris voor de gemachtigde van [verzoeker];
en voor het geval [verzoeker] zijn verzoek intrekt:
veroordeelt [verzoeker] in de kosten aan de zijde van Prima gevallen, tot op heden begroot op € 400,00 als salaris voor de gemachtigde van Prima.
Aldus gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.