ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
752740 ov 12-5261 en 752741 ov 12-5262
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beschermingsbewind voor echtpaar na oplossing schuldenproblematiek

In deze zaak heeft een echtpaar, [X] en [Y], verzocht om opheffing van hun onderbewindstelling, die was ingesteld vanwege financiële problemen veroorzaakt door hun dochter. De kantonrechter heeft op 19 februari 2013 de mondelinge behandeling van dit verzoek gehouden. Het echtpaar heeft aangegeven dat zij in de afgelopen periode hun schulden bij de Kredietbank te Breda volledig hebben ingelost en dat zij geestelijk in staat zijn om zelf hun financiële zaken te beheren. Ze willen hun dochter, die in detentie zit vanwege onbetaalde boetes, nog één keer helpen door een bedrag van € 9.000,00 te betalen zodat zij weer op vrije voeten kan komen.

De beschermingsbewindvoerster heeft echter betoogd dat het bewind niet opgeheven moet worden, omdat de invloed van de dochter op haar ouders nog steeds groot is, zelfs vanuit de gevangenis. Ze vreest dat als het bewind wordt opgeheven, het echtpaar opnieuw in financiële problemen zal komen door de verzoeken van hun dochter om geld. De kantonrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen geestelijke of lichamelijke stoornissen zijn bij het echtpaar en dat de eerdere schulden zijn opgelost. Hij heeft ook opgemerkt dat het eerdere misbruik door de dochter een leermoment voor de ouders is geweest.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om het beschermingsbewind op te heffen met ingang van 1 maart 2013, omdat hij van mening is dat hij de ouders niet tegen hun wil onder bewind kan houden enkel vanwege een mogelijk toekomstig financieel misbruik door hun dochter. De kantonrechter heeft wel een waarschuwing meegegeven aan het echtpaar om in de toekomst voorzichtig te zijn met hun financiële steun aan hun dochter.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 752740 OV VERZ 12-5261 en 752741 OV VERZ 12-5262
beschikking d.d. 19 februari 2013 op de verzoeken tot opheffing van het bewind over de goederen
van
[X] en [Y]
1. Het procesverloop
1.1 Bij beschikkingen van de kantonrechter te Bergen op Zoom d.d. 28 januari 2011, zijn de goederen van [X], geboren te [geboorteplaats en -datum] en van [Y], geboren te [geboorteplaats en -datum], beiden wonende te [adres], hierna ook te noemen rechthebbenden, onder bewind gesteld met gelijktijdige benoeming van E.G. van der Meulen h.o.d.n. Budgetbeheerbureau Heuvel- en Rivierenland, adreshoudende te 4724 ZH Wouw, Postbus 54, tot beschermingsbewindvoerster over rechthebbenden.
1.2 Op 12 december 2012 is ter griffie een gezamenlijk verzoekschrift van rechthebbenden ontvangen waarin opheffing wordt gevraagd van het bewind. Rechthebbenden zijn -kort gezegd- van mening, dat zij zelf weer in staat zijn om hun belangen van vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen.
1.3 Dit gezamenlijk verzoek is mondeling behandeld op 19 februari 2013 op het huisadres van rechthebbenden in aanwezigheid van: [X], [Y] en E.G. van der Meulen, respectievelijk rechthebbenden en hun beschermingsbewindvoerster.
2. De beoordeling
2.1 Rechthebbenden hebben zich bij voormeld verzoekschrift tot de kantonrechter gewend omdat zij graag een beëindiging zien van het destijds over hen ingestelde beschermingsbewind. Zij voeren in dat verband aan dat het onderhavige bewind is ingesteld omdat zij er op dat moment niet in slaagden om voor een goed beheer van hun financiële zaken zorg te dragen.
Zij stellen vast dat in de afgelopen periode hierin verandering is gekomen. De schuld bij de Kredietbank te Breda is volledig ingelost en zij zijn voorts van mening dat zij beiden geestelijk goed in staat zijn om zelf zorg te dragen voor hun financiële zaken. Zij vertellen voorts tijdens de mondelinge behandeling dat hun dochter al sinds enige tijd vast zit in het kader van gijzeling omdat zij boetes/sancties bij het CJIB tot een totaalbedrag van ongeveer € 9.000,00 onbetaald heeft gelaten. Hun kleinkind (de dochter van hun dochter) zit in een pleeggezin in het kader van een ondertoezichtstelling. Het ontbreken van een deugdelijke omgangsregeling met hun kleinkind bezorgt hen ook veel leed.
Rechthebbenden willen genoemde € 9.000,00 voor hun dochter betalen, zodat deze weer op vrije voeten kan komen en een nieuwe start kan maken samen met haar dochter/hun kleinkind.
Rechthebbenden onderkennen dat zij destijds in een schuldenproblematiek terecht zijn gekomen door toedoen van hun dochter. Ze weten dat hun dochter misbruik van hen heeft gemaakt. Desondanks willen zij hun dochter nog eenmaal helpen om haar leven weer “op de rails” te krijgen. Daarbij hoort de betaling van genoemde € 9.000,00. Zij benadrukken dat zij al 53 jaar samen zijn en in die periode nooit schulden hebben gehad. Het is volgens hen 1x fout gegaan en ze zijn ervan overtuigd dat dit nooit meer zal gebruiken.
2.2 De huidige beschermingsbewindvoerster is van mening dat het onderhavige bewind van rechthebbenden niet opgeheven zou moeten worden. De voornaamste reden hierbij is volgens haar de bescherming van rechthebbenden tegen het handelen van hun eigen dochter.
Zij benadrukt hierbij dat de invloed van de dochter op haar ouders bijzonder groot is zelfs in de periode dat zij in de gevangenis zit. Steeds weer zijn er verzoeken binnengekomen om behoorlijke geldsommen ten behoeve van hun dochter over te maken. Indien de ouders niet onder bewind blijven staan, vreest de beschermingsbewindvoerster dat rechthebbenden aan alle financiële verzoeken van hun dochter gehoor zullen geven en dat zij zo wellicht opnieuw in financiële problemen zullen komen. De beschermingsbewindvoerster adviseert daarom het onderhavige beschermingsbewind over rechthebbenden niet op te heffen. Zij legt nog een brief van mw. [Z], klantmanager schuldhulpverlening bij de Kredietbank West-Brabant, waarin -samengevat- wordt bevestigd dat rechthebbenden door toedoen van hun dochter in financiële problemen zijn geraakt en dat deze schulden thans zijn opgelost.
2.3 Aan de orde is de beoordeling van de vraag of de grond die destijds aanleiding is geweest voor de onderbewindstelling van rechthebbenden thans is komen te vervallen. Op het moment van instelling van de beide onderhavige bewinden stond vast dat de dochter van rechthebbenden met de financiën van haar ouders had gefraudeerd. De dochter zat op dat moment (januari 2011) vanaf februari 2010 in detentie. Daar kreeg zij ook psychische begeleiding. De verwachting was toen dat zij in februari 2011 weer zou vrijkomen.
Om te voorkomen dat de dochter opnieuw aan de financiën van de ouders kon komen, hebben de ouders toen zelf hun onderbewindstelling aangevraagd. Dit verzoek tot onderbewind- stelling van beide ouders is destijds bij beschikkingen van 28 januari 2011 toegewezen.
De ouders hebben destijds al ter zitting erkend, dat zij niet goed hebben opgelet wat betreft het handelen van hun dochter. Zij zijn ervan overtuigd, dat het niet opnieuw fout zal gaan.
Intussen zijn de schulden als gevolg van de fraude van de dochter afgelost. Op dit moment zit de dochter opnieuw vast maar nu in het kader van gijzeling omdat een groot aantal boetes (circa € 9.000,00) bij het CJIB nog blijkt te staan. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2013 aangegeven, dat zij hun dochter nog één keer willen helpen door genoemd bedrag van circa € 9.000,00 aan het CJIB te betalen. Door deze betaling zou hun dochter meteen op vrije voeten kunnen komen en kunnen starten om haar leven (samen met haar dochtertje) weer op de rails te krijgen. De ouders geven hierbij blijk toch nog een groot vertrouwen in hun dochter te hebben. Of dit vertrouwen misplaatst is en of hierin wellicht ook een kiem zit voor toekomstig misbruik door de dochter, zal de toekomst moeten leren. De kantonrechter begrijpt de twijfels hieromtrent bij de beschermingsbewindvoerster.
De kantonrechter ziet echter onvoldoende reden om de huidige onderbewindstelling van de beide ouders/rechthebbenden nog langer te laten voortduren. Er is geen sprake van een geestelijke en/of lichamelijke stoornis bij rechthebbenden en de financiële problemen (als gevolg van de eerdere fraude door de dochter) zijn opgelost.
2.4 De kantonrechter is samengevat van oordeel, dat hij de ouders/rechthebbenden niet tegen hun eigen wil/wens onder beschermingsbewind kan houden louter vanwege een mogelijk nog bestaand gevaar van de zijde van hun dochter voor toekomstig financieel misbruik.
Het eerdere misbruik is immers ook “een leermoment” van de ouders/rechthebbenden geweest en de kantonrechter gaat ervan uit dat hen dit nog eens zal overkomen.
Een waarschuwing richting rechthebbenden/ouders blijft echter op zijn plaats!
Zij moeten er in de toekomst zelf voor waken dat de liefde voor hun dochter (en de liefde voor hun kleindochter) niet de basis blijkt te zijn voor toekomstig financieel misbruik door de dochter.
2.5 De kantonrechter heeft ter zitting al aangegeven, dat hij de onderhavige bewinden van rechthebbenden met ingang van 1 maart 2013 gaat opheffen. Laatstgenoemde datum voor opheffing is bepaald in overleg met rechthebbenden en de beschermingsbewindvoerster.
3. De beslissing
De kantonrechter:
heft de eerder ingestelde bewinden over de goederen toebehorende aan [X] voornoemd en aan [Y] voornoemd op en wel met ingang van 1 maart 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2013.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.