RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zaaknummer: 258788 KG ZA 13-30
[naam eiser],
wonende te Nispen, gemeente Roosendaal
e i s e r bij dagvaarding van 22 januari 2012,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.G.A. Matheussens,
[gedaagde],
wonende te Oosterhout,
g e d a a g d e,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.J.B. Brits.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende door partijen voor het wijzen van vonnis overgelegde stukken:
- de dagvaarding,
- de pleitnota van mr. J.J.B. Brits en de door deze in het geding gebrachte producties.
Partijen hebben voorts ter terechtzitting van 29 januari 2013 hun stellingen mondeling nader toegelicht.
De voorzieningenrechter heeft de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarigen dit eiste.
De man vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat, de vrouw te veroordelen althans te gebieden binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis te verhuizen naar een woning gelegen binnen een straal van 15 km van de echtelijke woning, zulks op straffe van een dwangsom, met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
De vrouw spreekt deze vordering tegen.
3.1 Tussen partijen staat blijkens de stellingen en overgelegde stukken het volgende vast.
- Partijen zijn met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
1. [naam kind 1] geboren te Roosendaal op 4 mei 2002,
2. [naam kind 2], geboren te Roosendaal op 24 augustus 2003.
- De man en de vrouw hebben gezamenlijk het gezag over deze kinderen.
- De vrouw heeft een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank.
- Partijen leven sinds april 2012 gescheiden.
- Partijen zijn onderling overeengekomen dat de man in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd is tot contact met de kinderen een weekend per 14 dagen van vrijdag 18:00 uur tot zondag 20:00 uur alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties.
3.2 De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw tussen Kerstmis en Oud en Nieuw 2012 zonder zijn medeweten en zonder zijn toestemming is verhuisd naar Oosterhout. De vrouw heeft weliswaar enige tijd daarvoor tijdens een viergesprek de wens geuit dat ze naar Oosterhout wil verhuizen, maar de man heeft hierop uitdrukkelijk te kennen gegeven dit niet goed te zullen keuren. Nu partijen het gezamenlijk gezag over de kinderen hebben, had de vrouw alvorens naar Oosterhout te verhuizen, toestemming van de man moeten verkrijgen dan wel vervangende toestemming van de rechtbank. Door zonder (vervangende) toestemming te verhuizen heeft de vrouw naar de mening van de man onrechtmatig gehandeld. Ze heeft hierdoor ook een situatie gecreëerd waardoor aan het door de man gewenste co-ouderschap moeilijker vorm kan worden gegeven. Nog afgezien daarvan is de man van mening dat na afweging van alle in het geding zijnde belangen de vrouw onvoldoende belang heeft bij een verhuizing naar Oosterhout althans dat de noodzaak daarvan niet is komen vast te staan. Daartoe wijst de man erop dat de vrouw niet heeft onderbouwd dat de woning in Essen, waar de vrouw na het uiteengaan van partijen heeft verbleven, in een slechte staat verkeert en dat zij geen financiën heeft om een andere woning in de buurt van de echtelijke woning te betrekken. Verder acht de man het niet in het belang van de kinderen om elke dag vanuit Oosterhout op en neer naar hun school in België te reizen. In dit kader wijst de man er nog op dat partijen er destijds bewust voor hebben gekozen om de kinderen in België op school te doen. Verder betwist de man dat hij een alcoholprobleem heeft.
3.3 De vrouw voert aan dat zij enige tijd geleden al in een viergesprek heeft aangekondigd dat zij met de kinderen bij haar broer in Oosterhout haar intrek kon nemen. Ook tijdens het opmaken van het ouderschapsplan is deze verhuizing ter sprake gekomen. De man is door de verhuizing derhalve allerminst overvallen. De vrouw is dan ook van mening dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld door naar Oosterhout te verhuizen. Verder voert de vrouw aan dat de woning in Essen een ongezonde leefomgeving en een te zware financiële belasting voor haar vormde. De vrouw heeft nog in de omgeving van de echtelijke woning gekeken naar andere woningen, maar veel woningen zijn te duur voor haar. De woningen die ze wel kan betalen, betreffen kleine appartementen waar de kinderen niet hun eigen kamer hebben. De vrouw acht het niet in het belang van de kinderen om daar te wonen. De vrouw geeft er daarbij de voorkeur aan om in Oosterhout te wonen. Ze heeft sinds 2009 een fulltime baan in Oosterhout, haar familie woont in Oosterhout en door op afstand van de man te wonen is zij beter in de gelegenheid om haar eigen leven weer op te bouwen. De woning van haar broer, waar zij thans verblijft, betreft een grote woning met eigen kamers voor de kinderen. De vrouw kan daar vooralsnog wonen zonder een financiële tegenprestatie te leveren. Dit stelt haar in staat financieel orde op zaken te stellen. De vrouw bevestigt dat partijen er destijds voor hebben gekozen om de kinderen in België naar school te doen. De kinderen gaan nog steeds naar deze school. Zij ervaren het halen en brengen niet als bezwaarlijk. De vrouw geeft wel aan dat de kinderen naar verwachting op den duur naar een school in Oosterhout zullen gaan. Verder voert de vrouw aan dat de man niet goed met alcohol kan omgaan en dat hierdoor het vertrouwen van de vrouw in de man is geschaad. De vrouw voelt zich ook niet veilig in de buurt van de man.
3.4 Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen staat het spoedeisend belang van de man bij zijn vordering vast.
3.5 De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn en dat zij het gezamenlijk gezag hebben over de kinderen. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat de vrouw zonder toestemming van de man dan wel vervangende toestemming van de rechtbank naar Oosterhout is verhuisd. Zij heeft dit gedaan vanwege haar werk, sociale omgeving en financiën.
3.6 De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelijkwaardigheid van partijen met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de kinderen ook na scheiding uitvloeisel is van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding en ontwikkeling van de kinderen. De voorzieningenrechter acht gelijkwaardig overleg over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dan ook van essentieel belang voor de echtscheidingsprocedure van partijen, ongeacht wat de uitkomst hiervan zal zijn. Door de verhuizing van de vrouw naar Oosterhout is behoorlijk en gelijkwaardig overleg hierover onvoldoende mogelijk geworden. Om een gelijkwaardig overleg over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken mogelijk te maken dient de vrouw dan ook terug te verhuizen naar een woning in de buurt van de echtelijke woning van partijen. De omstandigheid dat dit extra kosten voor de vrouw zal meebrengen komt voor haar rekening en risico. Zij had immers niet zonder toestemming mogen verhuizen.
3.7 De gevraagde voorziening ligt dan ook voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de voorzieningenrechter de vrouw zal bevelen binnen acht weken te verhuizen naar een woning binnen een straal van 20 km van de echtelijke woning van partijen. In de houding van de vrouw ziet de voorzieningenrechter aanleiding om aan het bevel tot verhuizen een dwangsom te verbinden. De voorzieningenrechter zal de dwangsom vaststellen op € 500,= per dag dat de vrouw in gebreke mocht blijven aan dit bevel te voldoen. Zij zal daaraan een maximum verbinden van € 10.000,=.
3.8 Nu partijen echtgenoten zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
beveelt de vrouw binnen 8 weken te verhuizen naar een woning binnen een straal van 20 km van de echtelijke woning van partijen, gelegen aan de Holland Diepstraat 5 te Nispen;
bepaalt dat de vrouw een dwangsom van € 500,= (vijfhonderd euro) per dag zal verbeuren indien zij in gebreke mocht blijven aan dit bevel te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 10.000,= (tienduizend euro) kan worden verbeurd;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 12 februari 2013,
in tegenwoordigheid van mr. Venekamp-Vriends, griffier.