In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een aquariumhandelaar, en de staatssecretaris van Economische Zaken. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een bestuursdwangbeschikking waarbij 680 kilo levend koraal in bewaring was genomen op 14 september 2012, omdat er geen invoervergunning was verleend voor de zending. De staatssecretaris had de kosten van de bestuursdwang op eiser willen verhalen, wat leidde tot een kostenbeschikking van € 10.008,55. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de bestuursdwang en de kostenbeschikking, en stelde dat slechts een deel van de zending illegaal was ingevoerd. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en niet kon worden gedragen door de motivering. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, omdat niet duidelijk was welke soorten koraal onder de bestuursdwang vielen. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan eiser vergoed en werd kostenbeschikking 1 geschorst. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang en het verhalen van kosten.