De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
a) [eiser], geboren op[geboortedatum], is op 1 augustus 1985 bij [gedaagde] in dienst getreden, laatstelijk tegen een bruto maandloon van € 4.200,--;
b) [eiser] is werkzaam in de functie van bedrijfsleider;
c) [gedaagde] is niet alleen een regulier garagebedrijf, maar levert ook ambulances en verzorgt het onderhoud daarvan;
d) Op 13 maart 2013 is [eiser] op het werk aangehouden en overgebracht naar een politiebureau; tegelijkertijd heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de werkplaats en het kantoor van [gedaagde];
e) [gedaagde] heeft [eiser] daarop per brief van 15 maart 2013 op non-actief gesteld;
f) [eiser] is verdacht van het opzettelijk onbruikbaar maken van voertuigen (ambulances), hetgeen als misdrijf strafbaar is gesteld in artikel 168 Wetboek van Strafrecht;
g) Na de voorgeleiding van [eiser] bij de rechter-commissaris op 15 maart 2013 is [eiser] wegens ernstige bezwaren voor de duur van 14 dagen in bewaring gesteld; Op die dag is [eiser] ook opgenomen in het penitentiair psychiatrisch centrum te Zwolle, al waar hij in beperkingen heeft gezeten;
h) [gedaagde] heeft [eiser] na kennisname van de beslissing van de rechter-commissaris op staande voet ontslagen, hetgeen direct schriftelijk is bevestigd. In de ontslagbrief van 18 maart 2013 staat onder meer:
“(…)
Vandaag hebben wij vernomen dat u wordt verdacht van het ernstige misdrijf zoals omschreven in artikel 168 Wetboek van strafrecht, welk artikel het opzettelijk onbruikbaar maken van voertuigen strafbaar stelt.
(…)
Gelet op uw functie bij [gedaagde] [naam]. als bedrijfsleider/monteur in relatie tot het feit waarvan u verdacht wordt, maakt dat wij geen enkel vertrouwen meer in u hebben en wij genoodzaakt zijn de arbeidsovereenkomst met u onmiddellijk wegens dringende reden, te weten de verdenking dat u zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf zoals in artikel 168 Wetboek van Strafrecht omschreven, te beëindigen.
(…)”
i)Op 11 oktober 2013 is [eiser] strafrechtelijk veroordeeld voor de duur van 12 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk; in het vonnis staat onder meer:
“(…)
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van een drietal ambulances en het onbruikbaar maken van één ambulance, alsmede aan een drietal pogingen tot oplichting. Verdachte heeft met zijn handelswijze het risico genomen dat het ambulancevervoer verstoord raakte. Goed functionerend ambulancevervoer is van groot maatschappelijk belang. Niet zelden gaat het in situaties waarin deze voertuigen moeten worden ingezet om een strijd tussen leven en dood. De burger moet dan ook op het adequaat functioneren van deze voertuigen kunnen rekenen. Met zijn handelen, heeft verdachte dan ook grote onrust veroorzaakt. Niet alleen binnen de betrokken organisaties, maar ook in maatschappelijk opzicht heeft verdachte een gevoel van onveiligheid teweeggebracht.
(…)”
j) Tijdens zijn detentie heeft [eiser] langdurig in een psychiatrisch ziekenhuis verbleven;
k) [eiser] dient ook in de toekomst nog andere behandelingen te ondergaan voor zijn psychische klachten, welke behandelingen hetzij klinisch, hetzij ambulant zullen geschieden;
l) [eiser] heeft zich in verband met zijn psychische klachten via zijn echtgenote op 15 maart 2013 ziek gemeld;
m) Tegen het vonnis van 11 oktober 2013 is geen hoger beroep ingesteld.