In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag. Eiseres, die in 2008 kinderopvangtoeslag ontving, had in 2009 een voorschot ontvangen van € 9.441,-, gebaseerd op een uurtarief van € 6,10. Na het indienen van jaaropgaven door eiseres, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien naar € 9.069,-, omdat eiseres niet alle kosten had betaald. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij de kosten contractueel had gemaakt en dat het niet uitmaakt wanneer deze zijn betaald. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de kosten voor kinderopvang in beginsel ten tijde van de opvang of kort daarna daadwerkelijk moeten worden voldaan om recht te hebben op toeslag. Eiseres had in 2009 slechts € 9.493,20 betaald, terwijl de totale kosten € 9.882,- bedroegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aan de vereisten van de Wet kinderopvang (Wko) voldeed, omdat zij niet alle verschuldigde kosten had betaald. De rechtbank heeft de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen om het voorschot op nihil te stellen en de terugvordering van het voorschot gerechtvaardigd geacht. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.