Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB). De belanghebbende, houder van een motorrijtuig, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd vanwege het niet correct aangeven van de brandstofsoort van zijn voertuig. De inspecteur had vastgesteld dat het motorrijtuig, ondanks dat het op het kenteken als benzinevoertuig was geregistreerd, was uitgerust met essentiële onderdelen van een gasinstallatie. Dit leidde tot de naheffingsaanslag, omdat het voertuig volgens de wet onder het hogere gastarief viel.
Tijdens de zitting op 19 september 2013 werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat voor de toepassing van het gastarief het voldoende is dat het motorrijtuig is uitgerust met enkele essentiële onderdelen van een gasinstallatie, ongeacht of deze in werkende staat zijn. De rechtbank verwierp het argument van de belanghebbende dat alleen de gastank aanwezig was en dat de volledige gasinstallatie ontbrak. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij geen schuld had aan de situatie.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de opgelegde boete van 100% van het bedrag van de naheffingsaanslag. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.