ECLI:NL:RBZWB:2013:8654

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
759195 cv 13-627
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding tussen vrachtwagen en vuilniswagen

Op 1 juli 2011 vond er een aanrijding plaats op de Burg. Jamessingel te Gouda tussen een huisvuilwagen van Cleanmat en een truck met oplegger van Van der Nat. Cleanmat vorderde betaling van schadevergoeding, stellende dat Van der Nat onrechtmatig had gehandeld door geen voorrang te verlenen aan haar huisvuilwagen. De truck met oplegger was linksaf aan het slaan en reed met een snelheid van ongeveer 10 km/u, terwijl de huisvuilwagen met 30 km/u over de rechterrijstrook reed. Cleanmat stelde dat Van der Nat op grond van artikel 18 RVV voorrang had moeten verlenen aan verkeer dat zich rechts achter hem bevond. Van der Nat betwistte dit en voerde aan dat Cleanmat voorrang had moeten verlenen omdat zij zich dicht achter hem bevond.

De kantonrechter oordeelde dat Van der Nat de manoeuvre om linksaf te slaan al had ingezet en dat medeweggebruikers rekening moeten houden met het zwenken van de oplegger. De snelheid van beide voertuigen was laag, waardoor de kantonrechter concludeerde dat de bestuurder van de truck met oplegger geen schuld had aan de aanrijding. Zelfs als er sprake zou zijn van een verkeersfout van de bestuurder van de truck, had de bestuurder van de huisvuilwagen zijn rijgedrag moeten aanpassen om een aanrijding te voorkomen. De vordering van Cleanmat werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Van der Nat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Breda
zaak/rolnr.: 759195 CV 13-627
vonnis van 27 november 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CLEANMAT TRUCKVERHUUR B.V.,
gevestigd te Andelst, gemeente Overbetuwe,
eiseres,
gemachtigde: mr. W.G.A. van Hoogstraten, advocaat te Beuningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN DER NAT B.V.,
gevestigd te Giessen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.J. Dekkers, advocaat te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis van 17 april 2013 en de daarin genoemde stukken;
het audiëntieblad van de zitting van 29 mei 2013, waaruit blijkt, dat de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden;
de aantekeningen van de griffier van hetgeen tijdens de comparitie gezegd is.

2.Het geschil

2.1
Eiseres (verder te noemen Cleanmat) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde (verder te noemen Van der Nat) te veroordelen tot betaling van € 8.247,35, vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.497,48 vanaf 12 juli 2011 en over € 749,87 vanaf 24 januari 2013 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Van der Nat in de proceskosten.
2.2
Van der Nat voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Cleanmat in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1
Op 1 juli 2011 heeft zich op de Burg. Jamessingel te Gouda een aanrijding voorgedaan tussen een huisvuilwagen van Cleanmat en een truck met oplegger van Van der Nat. Cleanmat is van oordeel dat Van der Nat toen onrechtmatig gehandeld heeft door geen voor-rang te verlenen aan haar huisvuilwagen. In deze procedure vordert zij veroordeling van Van der Nat tot betaling van door haar geleden schade, van rente en van buitengerechtelijke incassokosten.
3.2
Op grond van de overgelegde stukken en de stellingen van partijen staat het volgende vast.
De Burg. Jamesweg is een tweebaansweg. Ter hoogte van de afslag naar de Rijsselse-weg en in de richting van die weg verbreedt de Burg. Jamesweg zich enigszins en splitst zich in twee, niet erg brede, rijstroken: één voor het verkeer dat linksaf de Rijsselseweg in wil rijden, één, de rechter rijstrook, voor doorgaand verkeer. De truck met oplegger was de rijstrook voor links afgaand verkeer in gereden en reed vervolgens met een snelheid van ongeveer 10 km. per uur de Rijsselseweg in. De bestuurder had richting aangegeven naar links. De huisvuilwagen reed met een snelheid van ongeveer 30 km. per uur over de rechter rijstrook in dezelfde richting als de truck. Terwijl de truck zich met de voorzijde op de linker rijbaan bevond en in de richting van de Rijsselseweg reed raakten de huisvuilwagen en de oplegger elkaar.
3.3
Cleanmat stelt dat Van der Nat, die links afsloeg, op grond van het bepaalde in artikel 18 RVV voorrang had moeten verlenen aan verkeer dat aan de linker- en rechterzijde achterop kwam. Verder stelt zij dat op grond van het bepaalde in artikel 54 RVV de bestuurder die een bijzondere manoeuvre uitvoert voorrang moet verlenen aan het overige verkeer. Nu Van de Nat haar geen voorrang heeft verleend, heeft zij onrechtmatig jegens haar gehandeld.
3.4
Van der Nat betwist dat zij voorrang had moeten verlenen. Zij beroept zich op het bepaalde in artikel 18 lid 3 RVV. Zij betwist dat links afslaan een bijzondere manoeuvre is. Naar haar oordeel had Cleanmat voorrang moeten verlenen nu zij zich dicht achter Van der Nat bevond. Zij stelt dat Van der Nat wist dan wel had moeten weten dat ‘vrachtwagens’ kunnen uitzwenken en daarom had moeten inhouden tot de afslaande manoeuvre voltooid was.
3.5
Artikel 18 lid 1 RVV bepaalt, voor zover in deze zaak van belang, dat de bestuurder die afslaat het verkeer dat zich rechts achter zich bevindt voor moet laten gaan. Lid 3 bepaalt voor zover in deze zaak van belang, dat de bestuurder die zich dicht achter een voorgesor-teerde bestuurder bevindt of dicht achter de bestuurder die op de uiterste rechter- of linker rijstrook van zijn weggedeelte rijdt en te kennen heeft gegeven af te willen slaan, die bestuurder voor moet laten gaan. Dit derde lid is overigens pas op 1 januari 2013 in werking getreden. Uit de nota van toelichting bij dit lid blijkt, dat het expliciet wil regelen dat een bestuurder in de in dit lid bedoelde gevallen de voor hem of haar rijdende bestuurder niet voorbij mag steken met het oog op het voorkomen van asociaal rijgedrag en daaruit volgende ongelukken. Uit het gebruik van het woord ‘expliciet’ in de betreffende zin leidt de kanton-rechter af, dat het in dat lid beschreven gedrag altijd al of al eerder als ongewenst of zelfs gevaarlijk werd geoordeeld en dat slechts beoogd werd dat gedrag uitdrukkelijk te verwoor-den.
3.6
In deze zaak staat vast dat Van der Nat op het moment dat de aanrijding plaatsvond de manoeuvre om linksaf te slaan al royaal had ingezet. Verder staat vast dat het betreffende voertuig een truck met oplegger was. Medeweggebruikers behoren te weten, dat de oplegger bij het links of rechts afslaan enigszins uit (kunnen) zwenken. Daarom moet met kans, dat een (klein) deel van de oplegger daardoor gebruik gaat maken van de naastgelegen rijstrook, rekening worden gehouden, hetgeen temeer klemt, wanneer de rijstrook niet erg breed is, zoals in deze zaak het geval is. Nu de snelheid van de truck met oplegger zeer gering was, 10 km/uur en de snelheid van de huisvuilwagen eveneens zodanig gering, 30 km/uur, dat niet in deze voorzienbare situatie afgeremd had kunnen worden, is de kantonrechter van oordeel, dat in elk geval de bestuurder van de truck met oplegger, mitsdien Van der Nat, geen schuld heeft aan de aanrijding. Gesteld al, dat de bestuurder van de truck een verkeersfout zou hebben gemaakt, namelijk overtreding van het bepaalde in art. 18 lid 1 RVV, dan had van de bestuurder van de huisvuilwagen redelijkerwijs gevraagd mogen worden die verkeersfout te verdisconteren in zijn rijgedrag en ter voorkoming van een aanrijding maatregelen te treffen. Er was immers voldoende tijd en ruimte om zò op het gedrag van de bestuurder van de truck te reageren, dat een aanrijding voorkomen had kunnen worden. Weliswaar mocht de bestuurder van de huis-vuilwagen erop vertrouwen dat de bestuurder van de truck met oplegger de verkeersregels zou naleven, maar het veiligheidsbeginsel in het verkeer vroeg in de onderhavige situatie aanpassing van zijn rijgedrag, hetgeen, als overwogen, in alle redelijkheid van hem kon worden gevraagd.
3.7
De conclusie uit het voorgaande is, dat de vordering moet worden afgewezen. Cleanmat moet als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 500,00, als salaris voor de gemachtigde van gedaagde;
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.N.E. Meyboom en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2013.