Op 21 november 2013 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het wrakingsverzoek van een vader afgewezen in een civiele procedure met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van zijn minderjarige kinderen. De vader had de kinderrechter, mr. A.R. van Triest, gewraakt tijdens de zitting van 8 november 2013, waarin de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing werden behandeld. De kinderrechter had de vader gevraagd om te reageren op de standpunten van de stichting Bureau Jeugdzorg, maar de vader voelde zich niet gehoord en beschuldigde de kinderrechter van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de kinderrechter op een neutrale wijze de vader had verzocht om zijn standpunten te delen. De vader heeft echter geen specifieke gronden voor de wraking van de kinderrechter aangevoerd, maar heeft in plaats daarvan alle kinderrechters en rechtbanken gewraakt, wat volgens de rechtbank niet mogelijk is. De rechtbank oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de kinderrechter en dat het wrakingsverzoek op oneigenlijke gronden was ingediend.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de behandeling van de zaken met de procedurenummers C/02/271475 JE RK 13-2142 en C/02/271476 JE RK 13-2143 zal worden voortgezet. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet meer in behandeling zal worden genomen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.