4.1De rechtbank zal allereerst beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres ten tijde van de opschorting van de uitkering per 1 augustus 2011 en het primaire besluit van 5 oktober 2011 tot intrekking van de WAO-uitkering niet arbeidsongeschikt was.
Verweerders standpunt is met name gebaseerd op de rapportage van verzekeringsarts[naam persoon] van 26 september 2011, die beschikte over het rapport van 23 september 2011 van de expertise door psychiater [naam persoon] en klinisch-psycholoog [naam persoon]. Verzekeringsarts [naam persoon] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 30 juni 2011 en in het kader van de expertise hebben psychiatrische en psychologische onderzoeken plaatsgevonden op 6 juli 2011, 8 juli 2011 en 23 augustus 2011. De onderzoekers hebben geen aanwijzingen kunnen vinden voor de aanwezigheid van een psychiatrische ziekte bij eiseres.
Naar het oordeel van de rechtbank is het oordeel van verzekeringsarts[naam persoon] ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid van eiseres ten tijde van de opschorting en het besluit tot intrekking gebaseerd op een zorgvuldig onderzoek. Het enkele feit dat eiseres nog medicatie gebruikte en verwezen was naar de GGZ geeft onvoldoende aanleiding tot twijfel aan de onderzoeksbevindingen. Eiseres heeft ook geen informatie van behandelende artsen aangeleverd, die tot een ander oordeel zou kunnen leiden. Nu de uitkering per 1 augustus 2011 is geschorst, acht de rechtbank de intrekking vanaf 1 augustus 2011 gerechtvaardigd.
4.2Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of verweerder terecht de uitkering met terugwerkende kracht over de periode vanaf 25 april 1997 tot en met 31 juli 2011 heeft ingetrokken en teruggevorderd.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (Beleidsregels) vindt, indien door toedoen van de verzekerde ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, intrekking of herziening van de uitkering plaats met terugwerkende kracht tot en met de dag vanaf welke de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.
Ingevolge het tweede lid wordt, indien als gevolg van of mede als gevolg van het niet nakomen door de verzekerde van een inlichtingenverplichting of een medewerkings-verplichting ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop de uitkering zou zijn ingetrokken of herzien als de verzekerde wel volledig aan zijn verplichting zou hebben voldaan.
Verzekeringsarts[naam persoon] heeft in zijn rapportage aangegeven dat ook in de periode voorafgaande aan het onderzoek geen sprake was van een psychiatrische ziekte of gebrek. Hij heeft hierbij betrokken dat eiseres door de huisarts nooit mutistisch psychotisch is gezien, dat zij door de huisarts nooit naar de GGZ is verwezen in verband met mutistische/psychotische/schizofrene problematiek, dat de dochter van eiseres tijdens het spreekuur heeft aangegeven dat haar moeder nooit mutistisch is geweest en dat eiseres kennelijk al geruime tijd geen behandeling meer krijgt. De verzekeringsarts heeft tevens aangegeven dat de destijds aangenomen belastbaarheid voor een deel is gebaseerd op informatie van [naam persoon] en ook het gevolg is van het simulatiegedrag van eiseres tijdens de spreekuren van de verzekeringsartsen en de psychiaters [naam persoon] en [naam persoon]. Hij acht het aannemelijk dat eiseres een onjuist beeld van haar klachten en belemmeringen heeft gegeven, terwijl zij altijd in staat is geweest om een juist beeld hiervan te geven.
De rechtbank merkt ten aanzien van deze overwegingen van de verzekeringsarts op dat [naam persoon] en [naam persoon] de voorgelegde vragen met meer terughoudendheid hebben beantwoord. Zij melden ten aanzien van de vraag vanaf welke datum de tijdens het onderzoek vastgestelde functionele mogelijkheden gelden dat die vraag niet concreet te beantwoorden is. Zij wijzen op de discrepantie tussen de huidige bevindingen en die van de psychiaters [naam persoon] en [naam persoon] en zij wijzen er op dat de toen gestelde diagnosen schizofrenie en psychotisch beeld nog steeds aanwezig zouden moeten zijn. Zij wijzen er op dat de destijds aangenomen belastbaarheid niet gebaseerd kon zijn op informatie van psychiater [naam persoon], aangezien deze niet in het dossier aanwezig was. Ten aanzien van de vraag of eiseres bij voorafgaande beoordelingen een onjuist beeld van haar klachten en belemmeringen heeft gegeven, geven zij als antwoord dat dit niet uitgesloten kan worden geacht.
De verzekeringsarts b&b rapporteert dat in de loop van de tijd het gedrag van eiseres op de spreekuren tot 2006 niet is verbeterd, maar eerder verslechterd. Op het spreekuur van 30 juni 2011 is er duidelijk een “verbetering” waargenomen ten opzichte van het spreekuur in 2006. Er zijn nu geen aanwijzingen meer zijn voor cognitieve stoornissen en klachten van hallucinaties. Eiseres wordt derhalve normaal belastbaar geacht. Niet kan worden onderbouwd met medische informatie van [naam persoon] dan wel de huisarts noch met gegevens ten aanzien van gebruikte medicatie dat zich tussen 2006 en 2011 een evidente verbetering heeft voorgedaan. Ook door gemachtigde worden geen gegevens ingebracht waaruit een dergelijke verbetering zou kunnen of moeten blijken. Geconcludeerd moet worden dat er geen gegevens of aanwijzingen zijn voor evidente verbeteringen in de aard en ernst van de klachten sinds 1997. Er is derhalve nooit sprake geweest van een psychiatrische ziekte.
Ter zitting hebben de broer en dochters van eiseres het volgende verklaard.
De broer heeft verklaard dat eiseres begin jaren’90 ziek is geworden, nadat ze een aantal jaren had gewerkt. Hij is meerdere keren met haar bij [naam persoon] geweest, 1 keer per 3 à 4 weken en 1 keer bij [naam persoon]. Bij [naam persoon] was eiseres tijdens de gesprekken heel erg gesloten en passief. Bij het gesprek bij [naam persoon] was hij niet aanwezig. Daar kreeg zij altijd medicatie voorgeschreven. Hij ging destijds ook mee naar de huisarts als zij lichamelijke problemen had. Familielid [naam persoon] heeft eiseres begeleid naar de artsen, als hij verhinderd was. De broer had wel in de gaten dat eiseres psychische problemen had, maar zij wilde dit niet toegeven, omdat dit een slechte reputatie zou geven voor de Turkse gemeenschap.
De dochters hebben verklaard dat zij nog jong waren toen hun moeder ziek werd. Het begon er mee dat eenvoudige dingen niet gebeurden, zoals het ophalen van school. Toen zij verder achteruit ging, hebben ze het aan hun oom overgelaten. Zij hebben altijd veel huishoudelijke taken moeten verrichten. Het gedrag van hun moeder was in het begin heel onvoorspelbaar. Na ongeveer 5 jaar werd haar situatie stabiel. Toen kreeg zij ook meer heldere momenten. Bij vreemde mensen kon zij heel heftig reageren op eenvoudige dingen. Er heeft een keer een zelfmoordpoging plaatsgevonden, toen zij iets gedronken had. Er zijn wel contacten geweest met de huisarts over depressieve klachten, bijvoorbeeld voor een verklaring voor de woningbouwvereniging dat samenwonen met haar schoonouders niet meer ging. Dat zij tijdens het onderzoek door [naam persoon] in 2006 over haar vader heeft gesproken, komt waarschijnlijk, omdat deze in 2006 was overleden. Toen [naam persoon] met pensioen ging, zijn ze met haar naar [naam persoon] gegaan, omdat hij Turks was. Hij heeft alleen maar medicijnen voorgeschreven. Hun moeder is niet 20 jaar mutistisch geweest. Thuis was het af en toe wel mogelijk om contact met haar te krijgen. De dochters gaan subtieler met haar om dan andere mensen. Zij kunnen haar wel rustig krijgen. Haar ziekte is in de loop van de jaren stabiel geworden, maar niet zodanig verbeterd, dat zij dit aan het UWV hadden moeten melden. Bij het invullen van de vragenlijsten in 2002 en 2006 hebben zij het ziektebeeld vermeld. Hun moeder is nu onder behandeling bij I-Psy, waar de aanpak anders is en zij wel spreekt met de behandelend arts.
Verweerder heeft de uitkering met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat de verzekeringsartsen hebben vastgesteld dat bij eiseres vanaf haar ziekmelding in 1997 geen sprake was van een ziekte of gebrek. Verweerder gaat er vanuit dat eiseres steeds een ziekte heeft voorgewend en dat zij zich daarvan ook bewust is geweest. Van een nagebootste stoornis is volgens de verzekeringsartsen geen sprake geweest. Verweerder is dan ook van mening dat de uitkering door toedoen van eiseres vanaf 25 april 1997 ten onrechte is verstrekt, zodat op grond van de Beleidsregels intrekking met terugwerkende kracht dient plaats te vinden.
Zoals hiervoor is weergegeven heeft de verzekeringsarts bij zijn standpuntbepaling betrokken dat eiseres door de huisarts nooit mutistisch of psychotisch is gezien en dat hij eiseres om die reden ook nooit heeft verwezen en dat de dochter heeft verklaard dat haar moeder nooit mutistisch is geweest.
Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat uit de verklaringen van zenuwarts [naam persoon] van 1996 en 1997 blijkt dat hij de huisarts op de hoogte heeft gesteld van de door hem gestelde diagnose en dat (de familie van) eiseres zelf het initiatief heeft genomen voor behandeling door [naam persoon] en na diens pensionering door [naam persoon]. Uit het rapport van psychiater [naam persoon] van 2 april 1997 blijkt tevens dat deze informatie heeft ingewonnen bij de huisarts en dat deze hem op de hoogte heeft gesteld van de behandeling door [naam persoon]. De dochters van eiseres hebben de verklaring omtrent het (ontbreken van) mutistisch gedrag ter zitting nader toegelicht en de rechtbank acht hun verklaring omtrent het wisselende gedrag van eiseres niet ongeloofwaardig.
De verzekeringsarts heeft bij zijn standpuntbepaling ook betrokken dat de belastbaarheid van eiseres tevens is gebaseerd op onjuiste verklaringen van [naam persoon]. De rechtbank overweegt hieromtrent dat eiseres eerst vanaf 2006 onder behandeling is gekomen van [naam persoon] en dat bovendien in het dossier geen enkele verklaring van [naam persoon] aanwezig is, zoals [naam persoon] en [naam persoon] ook al hebben opgemerkt.
De verzekeringsarts b&b heeft gewezen op de niet te verklaren verbetering van de situatie van eiseres ten tijde van het onderzoek in 2011 in vergelijking met het in 2006 nog vertoonde mutistische gedrag. De rechtbank wijst in dit verband op de verklaring van de dochters van eiseres dat de situatie inmiddels beter is geworden. De rechtbank wenst aan deze verklaring geen doorslaggevende betekenis toe te kennen, maar de rechtbank kan aan de volgens de verzekeringsarts b&b niet te verklaren verbetering ook niet met voldoende overtuiging afleiden dat bij eiseres in 2006 en in de periode daaraan voorafgaand geen sprake was van een psychiatrische ziekte.
De rechtbank realiseert zich dat eiseres tijdens de onderzoeken door de verzekeringsartsen
en de psychiaters [naam persoon] en [naam persoon] onverklaarbaar bizar en mutistisch gedrag vertoonde, maar de rechtbank stelt tevens vast dat in de in geding zijnde periode geen enkele arts ooit heeft geconcludeerd dat bij eiseres geen sprake was van een psychiatrische ziekte of dat hieromtrent twijfels zijn uitgesproken. Ook [naam persoon] in 1997 en [naam persoon] in 2006 zijn uitgegaan van een bij eiseres aanwezige psychiatrische stoornis.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat in de beschikbare gegevens onvoldoende gronden kunnen worden gevonden voor de conclusie dat eiseres vanaf april 1997 niet ziek en niet arbeidsongeschikt was en dat zij een psychiatrische ziekte heeft voorgewend.
4.3De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is voor zover het betreft de intrekking van de uitkering op grond van de WAO en de TW vanaf 1 augustus 2011.
Het beroep is gegrond ten aanzien van de intrekking en terugvordering van de uitkering op grond van de WAO en de TW over de periode van 25 april 1997 tot en met 31 juli 2011.
De rechtbank zal bestreden besluit van 11 juni 2012in zoverre vernietigen. Er bestaat geen grond om aan te nemen dat verweerder in staat zal zijn het motiveringsgebrek te herstellen, zodat de rechtbank zelf in de zaak zal voorzien. Het primaire intrekkingsbesluit van 5 oktober 2011 wordt herroepen ten aanzien van de intrekking over de periode van 25 april 1997 tot en met 31 juli 2011. Het primaire terugvorderingsbesluit van 31 oktober 2001 wordt herroepen.
4.5De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De kosten worden begroot op in totaal € 1416,-- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te weten 1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarbij de rechtbank overweegt dat sprake is van samenhangende zaken. Van de door eiseres in de bezwaarfase gemaakte kosten van de rapportage door de verzekeringsarts [naam persoon] heeft de rechtbank geen bewijsstuk of specificatie bij de gedingstukken aangetroffen.