ECLI:NL:RBZWB:2013:8349
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Fictieve weigering van bezwaarschrift door inspecteur van de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008. De belanghebbende had op 8 september 2011 bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de inspecteur beschouwde het bezwaarschrift als ingetrokken zonder dat daar een uitdrukkelijke goedkeuring van de belanghebbende aan voorafging. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet eigenhandig een bezwaarschrift als ingetrokken kon beschouwen en dat er geen uitspraak op bezwaar was gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van de belanghebbende tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar gegrond was.
De rechtbank overwoog dat de inspecteur in zijn brief van 8 november 2011 niet had voldaan aan de vereisten voor een uitspraak op bezwaar, omdat er geen rechtsmiddelclausule in de brief was opgenomen en de strekking van de brief niet als een uitspraak op bezwaar kon worden aangemerkt. De rechtbank droeg de inspecteur op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog uitspraak te doen op het bezwaar van de belanghebbende en legde een dwangsom op van € 100 voor elke dag dat de inspecteur in gebreke bleef. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de belanghebbende en het vergoeden van het griffierecht.
De rechtbank concludeerde dat de inspecteur, door niet tijdig te beslissen op het bezwaar, een dwangsom van in totaal € 1.260 had verbeurd. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedure bij het behandelen van bezwaarschriften en de verplichtingen van de inspecteur om tijdig te beslissen.