Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[verzoeker] U.A.,
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
24 uur per week - bedraagt € 5.500,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en emolumenten.
“Tussentijdse opzegging door werknemer is mogelijk met inachtneming van een opzeggtermijn van ten minste twee maanden waarbij het dienstverband eindigt na afloop van de laatste dag van de maand.”
als ik behoefte aan een open gesprek waarin we een aantal dingen helder willen krijgen. Zelf merk ik dat ik geregeld een vervelend gevoel overhoud uit de onderlinge communicatie en gesprekken. Ik heb het idee dat er de nodige energie verloren gaat omdat er meerdere mensen op dezelfde domeinen bezig zijn. Het telefoongesprek gisteren (…) frustreerde me omdat ik het gevoel had dat ik op detailniveau verantwoording aan jou moet afleggen en dat je de focus legt op inhoudelijke zaken en details die tot mijn domein behoren, terwijl ik denk dat die focus beter kan worden besteedt aan grote lijnen, overall jaarplan en zaken die nu achterblijven of nog ingevuld moeten worden. Van [naam 2] kreeg ik hetzelfde signaal. Kortom, er is behoefte aan een heldere onderlinge taakverdeling, rollen en verantwoordelijkheden zodat we alle drie houvast hebben en niet verschillende directieleden met dezelfde dingen bezig zijn. (…) Een concrete vraag in dit kader is of er in jouw beleving bijvoorbeeld sprake is van een hiërarchische relatie tussen ons. In onze beleving (en zo is ons dat ook verteld vanuit het bestuur) is er sprake van een gelijkwaardige samenwerking waarin jij de pet algemene zaken/financiën/governance hebt, en niet bijvoorbeeld verantwoordelijk bent voor productontwikkeling of ledenwerving. In dat kader dragen we als team (met ieder op een eigen deelgebied) verantwoording af aan het bestuur. Ik hoop dat een we binnenkort hierover met elkaar meer helderheid en duidelijkheid kunnen krijgen omdat het essentieel is voor de dagelijkse werkzaamheden en manier van samenwerking (…)”
“(…) Graag kom ik nog even terug op ons directie overleg. De manier waarop jij daarop reageerde vond ik niet plezierig en heb ik ervaren als een negatief signaal jegens mijn rol binnen de directie. Ik probeerde met dit voorstel constructief bij te dragen aan de vorm-geving van het directieteam en voor ons alledrie helderheid te creëren. Als wij gedrieën heldere afspraken maken, dan is dat richting ons bestuur ook een goed signaal (…) Afgelopen overleg heb jij een aantal keer aangegeven dat jij de baas bent en daarmee bevoegd bent om besluiten te overrulen. Dat komt op mij zeer directief over en past naar mijn mening niet binnen een coöperatiegedachte en de beweging die we gezamenlijk in gang willen zetten (…) Door als directieteam bovenstaande signalen constructief aan te pakken hoop ik dat we gezamenlijk de negatieve signalen die je vandaag vanuit diverse bestuursleden ontving positief kunnen bijsturen (…)”
, lijkt het bespreken van de rollen derhalve nog niet aan de orde. Jouw kritiek op mijn directieve stijl van leidinggeven, baart mij zorgen vanwege het feit dat je de coöperatieve gedachte vermengt met de taak die wij als team in de werkmaatschappij hebben, namelijk een project opleveren. Daarin is door het bestuur bewust een leidinggevende benoemd en zoals ik begrepen heb is dit ook duidelijk naar jou toe gecommuniceerd. Daarbij is voor mij leidend, de voortgang en kwaliteit van het project. Het helpt niet om dat stuk van de rolverdeling telkens weer ter discussie te stellen. Als dit steeds gebeurt en de werkelijke discussie over het bereiken van consensus over de visie en strategie daardoor niet gevoerd kan worden, ontstaat bij mij irritatie. Zo ook over mijn besluit een aantal noodzakelijke werkzaamheden uit te besteden om de besluitvormingsprocessen te kunnen versnellen, ik reken dat ook tot mijn eigen verantwoordelijkheid. Ik heb zojuist een uitgebreide mail gestuurd aan [naam 2] in zijn rol als verantwoordelijke voor IT en ontwikkeling en als ik dat naar jou in je rol op het gebied van Ledenwerving en communicatie doe heb ik ook bij jou een soortgelijke uitdaging als met [naam 2], namelijk om te komen tot een coherente visie en structurele aanpak van je werkzaam- heden (…) Het bespreken van de rollen kan pas beginnen wanneer we consensus hebben over de aanpak. Wat we voor 26 april dus zouden kunnen doen, is tot deze gezamenlijke visie en aanpak komen. Vervolgens moeten we kijken welke competenties daar dan bij passen. Hebben we deze in huis of moeten we ze erbij halen of inkopen? Pas dan kan de samen-werking zijn beslag krijgen en kunnen we constructief aan de slag met elkaar. De kritiek van het bestuur op het ontbreken van het jaarplan is terecht. Zolang wij er niet in slagen op welke wijze dan ook tot een gezamenlijke visie te komen, blijven we in deze voor jou en mij uiterst onbevredigende situatie steken. Als je mijn bovenstaande analyse deelt over de concrete stappen die we moeten nemen, dan kunnen we daarmee aan de slag en proberen dit voor de 26ste uit te werken als onderdeel van het jaarplan. Als dit niet lukt zal ik het bestuur van mijn visie over de reden voor het ontbreken van deze consensus voor 26 april op de hoogte brengen (…)”
“(…) Op 23 april jl. heb ik [naam 2] thuis bezocht en een gesprek gevoerd over de ontstane situatie in de directie van [verzoeker] en in relatie met haar in het bestuur van de coöperatie. In het gesprek heeft [naam 2] uitvoerig uitgelegd wat haar visie is op die situatie en welke keuzes het bestuur naar haar idee zou moeten maken. [naam 2] is van opvatting dat [naam 2] en [naam 2] niet over de competenties beschikken die nodig zijn om van [verzoeker] een succes te maken (…) [naam 2] slaagt er niet in met [naam 2] en [naam 2] tot een gedeelde visie op de ontwikkeling van de website te komen. Hierdoor is ze (…) dispropor-tioneel veel tijd kwijt aan discussie met haar mededirecteuren (…) [naam 2] wenst een mandaat te krijgen om in hoge mate zelf te bepalen hoe het [verzoeker] platform zou moeten worden vormgegeven (…) In het gesprek heb ik aangegeven dat het bestuur kennis heeft genomen van de mail van 22 april, waarin zij aangeeft welke eisen zij stelt aan het bestuur en de wijze waarop zij haar functie wenst uit te oefenen. Ik heb gemeld dat deze mail de verhoudingen extra op scherp heeft gezet. Ik heb haar er tevens op gewezen dat er onvoldoende vertrouwen in het functioneren van [naam 2] bij het bestuur aanwezig is om haar de ruimte te geven waarom zij vraagt. Ook heb ik aangegeven dat het bestuur niet alleen op zoek was naar een ondernemer met verstand van zaken, maar ook naar een teamplayer die in staat is de directie als eenheid te laten functioneren en tegelijkertijd een goede band met het bestuur kan onderhouden. Daar schort het thans aan (…) Ten slotte heb ik gemeld dat het bestuur dezelfde avond nog bijeenkomt om zich te beraden over de thans ontstane situatie (…)”
deelt namens het bestuur mee dat besloten is om de arbeidsovereenkomst tussen de coöperatie en [naam 2](opmerking kantonrechter: bedoeld wordt [naam 2] [verweerder 1])
te beëindigen. Afwegingen daarbij zijn dat de verhoudingen binnen de directie van [verzoeker] en de verhoudingen tussen [naam 2] en het bestuur zodanig geëscaleerd zijn, dat er een direct risico ontstaat voor de coöperatie. Het was daardoor dringend noodzakelijk voor het bestuur om in te grijpen. De escalatie binnen de directie komt niet meer goed. Het is vooral de taak van algemeen directeur om de eenheid binnen de directie te bewaren en te bewaken. Het is haar niet gelukt om een verbindende rol te spelen. Het bestuur was ervan uitgegaan dat de rolverdeling binnen de directie helder was. Dit bleek niet het geval en daar steekt het bestuur de hand ook in eigen boezem. [naam 2] heeft gekozen voor een directief en confronterend optreden waar meer geduld en wijsheid op zijn plaats geweest zouden zijn. Wel heeft het bestuur waardering voor de kennis en inzet van [naam 2]. Niet uitgesloten wordt dat ze inhoudelijk gelijk heeft in het geschil binnen de directie, maar pakt dit onvoldoende verbindend op (…) [naam 2] vindt het lastig om met het bestuur om te gaan. Daarom is er bij het bestuur onvoldoende vertrouwen om de ruimte die [naam 2] vraagt, ook te geven. Er is nog onvoldoende gevoel bij het bestuur dat [naam 2] in control is. Er zitten partijen in het bestuur die veel geld in [verzoeker] stoppen en die betrokken willen zijn en blijven. [naam 2] geeft aan dat het mis is gegaan bij de instructie aan [naam 2] ([naam 2]) en [naam 2] (MS). Daarnaast is er een fundamenteel verschil in inzicht over de aanpak van [verzoeker] en de opzet daarvan. Daardoor werd het al snel onmogelijk om in gezamenlijkheid op te trekken. Verder is er volgens [naam 2] geen gedeelde visie vanuit het bestuur en is ook niet gelegenheid geweest of geboden om die te ontwikkelen (…) [naam 2] en [naam 2](opmerking kantonrechter: bedoeld wordt [naam 2])
geven een brief met een concept vaststellingsovereenkomst mee. [naam 2] zal hiernaar kijken en haar reactie geven. Ze geeft aan bereid te zijn haar contract uit te dienen. [naam 2] wordt per direct vrijgesteld van werkzaam-heden en zal zich beperken tot de dringend noodzakelijke zaken die afgewikkeld moeten worden (…) Binnenkort is er weer contact om het afwikkelen van de arbeidsovereenkomst verder te bespreken.”
3.Het verzoek
1 november 2013 tot 1 januari 2015.
4.De beoordeling
“ieder der partijen te allen tijde bevoegd is zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden”. Het feit dat in de onderhavige arbeidsovereenkomst een beding is opgenomen op grond waarvan uitsluitend de werknemer de bevoegdheid heeft om de arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen, zoals [verweerder 1] naar voren heeft gebracht, doet hieraan niet af. Wel is dit feit van belang voor de toepassing van de kantonrechtersformule, zoals hierna in rechtsoverweging 4.3 zal worden toegelicht.
12 maart 2013 en van [naam 2] van 11 april 2013. [naam 2] schrijft immers: “
Een concrete vraag in dit kader is of er in jouw beleving bijvoorbeeld sprake is van een hiërarchische relatie tussen ons. In onze beleving (en zo is ons dat ook verteld vanuit het bestuur) is er sprake van een gelijkwaardige samenwerking waarin jij de pet algemene zaken/financiën/governance hebt, en niet bijvoorbeeld verantwoordelijk bent voor productontwikkeling of ledenwerving. In dat kader dragen we als team (met ieder op een eigen deelgebied) verantwoording af aan het bestuur.” En [naam 2]:
“Afgelopen overleg heb jij een aantal keer aangegeven dat jij de baas bent en daarmee bevoegd bent om besluiten te overrulen. Dat komt op mij zeer directief over en past naar mijn mening niet binnen een coöperatiegedachte en de beweging die we gezamenlijk in gang willen zetten.”Bovendien heeft het bestuur zelf ook erkend dat de rolverdeling binnen de directie niet helder was en heeft zij daarvoor
“de hand ook in eigen boezem gestoken”(zie het hierboven in rechtsover-weging 2 sub i. weergeven gespreksverslag van 26 april 2013). [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook nog naar voren gebracht dat het [verweerder 1] aan subtiliteit ontbrak, ondanks dat zij daar meerdere malen op is aangesproken. [verweerder 1] heeft dit betwist, terwijl [verzoeker] deze stelling verder op geen enkele wijze heeft onderbouwd (bijvoorbeeld: wanneer en door wie is [verweerder 1] concreet aangesproken op haar manier van leidinggeven), zodat de kantonrechter daar verder aan voorbij gaat.
5.De beslissing
uiterlijk 31 oktober 2013 om 10.00 uurhaar