ECLI:NL:RBZWB:2013:8296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
C/12/82763 / HA ZA 12-49
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot overlegging arbitraal vonnis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in een incident waarbij Objective Finance S.A. en andere eiseressen een incidentele vordering hebben ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiseressen vorderden dat de gedaagden, Spares Services Maritime B.V. en anderen, een arbitraal vonnis zouden overleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van artikel 843a Rv, omdat de gevraagde bescheiden niet betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin de eiseressen partij zijn. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de eiseressen rechtmatig belang hadden bij de gevraagde stukken, en dat de inhoud van het arbitraal vonnis niet aan hen bekend was, noch dat zij het in hun bezit hadden. Hierdoor werd de vordering afgewezen. De rechtbank heeft de eiseressen, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 904,--. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor beraad vonnis op 24 juli 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/82763 / HA ZA 12-49
Vonnis in incident van 10 juli 2013
in de zaak van
1. de vennootschap naar het recht van haar vestiging
OBJECTIVE FINANCE S.A.,
gevestigd te Majuro (Marshall Eilanden),
2. de vennootschap naar het recht van haar vestiging
CONBULK SHIPPING S.A.,
gevestigd te Piraeus (Griekenland),
3. de vennootschap naar het recht van haar vestiging
NMS LIMITED,
gevestigd te Limassol (Cyprus),
eiseressen in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPARES SERVICES MARITIME B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAMEN SCHELDE MARINE SERVICES B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARITIME LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eiseressen in reconventie in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg.
Partijen zullen hierna Objective c.s., Objective, CS en NMS, SSM c.s., SSM, DSMS en ML genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 17 oktober 2012,
  • de conclusie van repliek in conventie (mede houdende voorwaardelijke incidentele vordering ex art. 843a Rv), tevens akte in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van antwoord in incident tevens conclusie van repliek in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte in incident in conventie en reconventie
  • de antwoordakte in incident tevens akte uitlaten producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Objective c.s. vordert in de hoofdzaak, samengevat, een verklaring voor recht dat SSM c.s. hoofdelijk, althans ieder voor zich aansprakelijk zijn voor de door Objective c.s. geleden schade, SSM c.s. hoofdelijk, althans ieder voor zich te veroordelen tot betaling van een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een verklaring voor recht dat op 29 september 2010 of enig tijdstip daarvoor of daarna SSM geen vordering had tegen Objective waarvoor beslag kon worden gelegd op de ‘MSC Bali’en SSM te veroordelen om de ter opheffing van het Panamese beslag gestelde garantie aan Objective te retourneren met een brief waarbij de borg uit haar verplichtingen wordt ontslagen, zulks op straffe van een dwangsom. Zij stelt daartoe dat SSM met medeweten van DSMS en ML aan NMS cilindervoeringen van slechte kwaliteit heeft verkocht en geleverd met ‘survey reports gepresenteerd als ‘certificaten’, die onware en misleidende mededelingen inhielden en dat SSM c.s., dit wetende, elementaire regels van kwaliteitsbewaking en voorkoming van risico’s voor schip, bemanning, lading en milieu met voeten hebben getreden, zodat zij hoofdelijk gehouden zijn Objective c.s. schadeloos te stellen.
2.2.
In een zaak tussen Transmed Shipping Co. Ltd. en Schelde Marine Services B.V. is op 13 oktober 2009 een arbitraal vonnis gewezen. Objective verwijst in §20 van haar dagvaarding naar deze uitspraak. SSM reageert daar in §42 van haar conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie op met de mededeling dat de betreffende uitspraak onjuist is en bovendien niet van belang in de onderhavige zaak.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Objective c.s. vordert voorwaardelijk, namelijk als SSM c.s. weigert bij dupliek de door hen in §42 van de conclusie van antwoord bedoelde arbitrale uitspraak en de stukken waaruit blijkt hoe, van wie en wanneer SSM de eigendom, althans het bezit heeft verkregen van de door haar aan NMS verkochte zuigervoeringen over te leggen, te bevelen dat SSM c.s. dit alsnog zal doen. Zij stelt daartoe dat nu SSM c.s. indirect een beroep heeft gedaan op de arbitrale uitspraak in de eerdere zaak zij deze uitspraak dienen over te leggen. De betreffende stukken zijn volgens Objective c.s. van direct belang voor de zaak vanwege de wetenschap die bij SSM c.s. aanwezig was op het moment dat de overeenkomst tussen SSM en NMS werd gesloten met betrekking tot de materiaalgebreken en wijze van certificering van cilindervoeringen als de onderhavige.
3.2.
SSM c.s. voert verweer. Zij betwist een beroep te hebben gedaan op de arbitrale uitspraak en stelt dat deze uitspaak in de onderhavige procedure niet relevant is. Bovendien is niet voldaan aan het vereiste van artikel 843a Rv dat het moet gaan om een bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin de verzoeker partij is. Voorts stelt zij dat er geen stukken bestaan waaruit blijkt hoe, van wie en wanneer SSM de eigendom althans het bezit heeft gekregen van de door haar aan NMS verkochte zuigervoeringen, zodat zij deze niet kan overleggen en is het verzoek overigens onvoldoende bepaald. Verder betwist zij het belang van Objective c.s. bij overlegging van de stukken.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Nu aan de voorwaarde voor het instellen van de incidentele vordering is voldaan, zal de rechtbank deze vordering beoordelen.
4.2.
Objective baseert haar vordering op artikel 843a Rv, waarin de zogenaamde bijzondere exhibitieplicht is vastgelegd. Dit artikel bepaalt dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksels kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn voorganger partij zijn. Dit artikel ziet, blijkens de toelichting daarop, op de situatie dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar dat zij het niet meer in haar bezit heeft.
4.3.
Eén van de in het artikel genoemde cumulatieve voorwaarden waaraan voldaan moet zijn, wil de vordering op grond van dit artikel toewijsbaar zijn, is het vereiste dat het verzoek bescheiden moet betreffen aangaande een rechtsbetrekking waarin de aanvrager partij is. In casu is gesteld noch gebleken dat de bescheiden waarvan door Objective c.s. inzage en/of afschrift wordt gevorderd betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin zij partij is. Aan één van de voorwaarden van genoemd artikel is dan ook niet voldaan.
Bovendien is gesteld noch gebleken dat sprake is van stukken waarvan de inhoud aan Objective c.s. in beginsel wel bekend is, maar die zij niet meer in haar bezit heeft. Voornoemd artikel kan dan ook niet worden aangewend voor het belang dat Objective c.s. stelt te hebben bij overlegging van de stukken.
4.4.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van Objective c.s. niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.5.
Objective c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van het incident, welke worden begroot op een bedrag van € 904,-- ( 2 punten x tarief € 452,--) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Objective c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van SSM c.s. tot op heden begroot op € 904,--;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 24 juli 2013 voor beraad vonnis;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013. [1]

Voetnoten

1.type: aij