3.1In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
[verweerster], geboren op 1 april 1970, is met ingang van 4 juni 2013 voor de duur van 3 maanden in dienst getreden bij Media Participatie in de functie van marketingassistent. Gedurende deze periode is [verweerster] van 30 juli 2013 tot 12 augustus 2013 – met uitzondering van de ochtend van 6 augustus 2013 – wegens ziekte afwezig geweest.
Op 3 september 2013 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot 4 maart 2014. De mogelijkheid van tussentijdse opzegging is niet overeengekomen.
Het laatst verdiende loon bedraagt € 1.950,00 bruto per maand te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag.
Van 4 tot 13 september 2013 is [verweerster] wegens ziekte afwezig geweest. Media Participatie en [verweerster] hebben gedurende deze periode geen contact met elkaar gehad.
Op 13 september 2013 heeft Media Participatie voorgesteld de arbeidsovereenkomst met ingang van 3 oktober 2013 te beëindigen. Voorts heeft Media Participatie [verweerster] bericht dat zij een andere werkplek zou krijgen in een andere ruimte en dat zij in deze ruimte alleen werkzaam zou zijn.
[verweerster] heeft Media Participatie op 16 september 2013 bericht dat zij zich niet in het voorstel van Media Participatie kan vinden. [verweerster] is op 16 september 2013 niet op haar werk verschenen.
Media Participatie heeft [verweerster] op 16 september 2013 per e-mail gesommeerd om de volgende dag op haar werk te verschijnen. Media Participatie schrijft onder meer in haar e-mail: ‘
(…) Ons gesprek(van 13 september 2013, toevoeging ktr.)
vond plaats in de werkruimte welke aan u is toegekend. Voorafgaand aan ons gesprek hebben wij u geïnformeerd dat beeld en geluid van dit gesprek op video werd opgenomen, om ons moverende redenen en blijkbaar terecht. Inderdaad hebben wij onze bedenkingen geuit ten aanzien van uw veelvuldig ziekteverzuim en u verteld dat wij de beoordeling hiervan aan de bedrijfsarts moeten overlaten. We hebben u gezegd onze arbeidsovereenkomst te willen beëindigen omdat onze relatie door uw regelmatig te laat op het werk verschijnen en uw frequent onduidelijke ziekteverzuim ernstig verstoort en een negatieve uitwerking heeft op ons overig personeel en onze bedrijfsvoering in het algemeen. (…) Het is u verboden, op straffe van ontslag op staande voet, zich in de overige kantoorruimte te begeven, behoudens overmacht. Wij verzoeken u, om in letter en geest, de arbeidsvoorwaarden na te komen teneinde rust te behouden in ons kleine bedrijfje. Reeds nu als voor dan wijzen wij u er op dat wij ons niet laten intimideren of provoceren door handelswijze welke voor ons onacceptabel zijn en of welke de werksfeer voor andere medewerkers verstoren. (…)’.
[verweerster] heeft zich op 17 september 2013 op het werk gemeld. Daarop heeft een gesprek tussen de directeur van Media Participatie (verder te noemen [directeur]) en [verweerster] plaats gevonden. [verweerster] wenste dat haar partner bij het gesprek aanwezig zou zijn. [directeur] heeft dat niet toegestaan. De heer[werknemer], werkzaam bij Media Participatie, was op verzoek van [directeur] wel bij het gesprek aanwezig.
Op 18 en 19 september 2013 heeft [verweerster] zich op het werk gemeld. Media Participatie heeft haar niet toegelaten.
Van 23 september tot 4 oktober 2013 was [verweerster] afwezig wegens vakantie. Op 7 oktober 2013 heeft [verweerster] zich ziek gemeld.