ECLI:NL:RBZWB:2013:7901

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
2389661 az 13-161
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tussentijdse opzegmogelijkheid en toekenning van een vergoeding aan de werkneemster

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen Media Participatie B.V. en een werkneemster, aangeduid als [verweerster]. De werkneemster was sinds 4 juni 2013 in dienst als marketingassistent voor een bepaalde tijd van drie maanden, met een verlenging tot 4 maart 2014. Media Participatie verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van dringende redenen, waaronder ongeoorloofd ziekteverzuim en een verstoorde arbeidsrelatie. De werkneemster betwistte deze redenen en voerde aan dat het ziekteverzuim gerechtvaardigd was en dat Media Participatie haar onder druk had gezet om de arbeidsovereenkomst te beëindigen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd was op basis van de aangevoerde redenen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van gewichtige redenen die de ontbinding konden rechtvaardigen, vooral omdat Media Participatie de arbeidsovereenkomst had verlengd ondanks eerdere ziekteperiodes van de werkneemster. De kantonrechter concludeerde dat de verstoorde arbeidsrelatie volledig aan Media Participatie te wijten was en dat de werkneemster recht had op een vergoeding van € 7.642,74 bruto, gelijk aan het loon dat zij tot het einde van de arbeidsovereenkomst zou hebben ontvangen, vermeerderd met vakantietoeslag.

De rechter heeft Media Participatie in de gelegenheid gesteld om het verzoek tot ontbinding in te trekken, maar bij handhaving van het verzoek werd de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 16 november 2013. Tevens werd Media Participatie veroordeeld in de proceskosten van de werkneemster, begroot op € 300,00 aan gemachtigdensalaris. Deze beschikking is uitgesproken door mr. H. de Ruijter.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Breda
zaak/rolnr.: 2389661 AZ VERZ 13-161
beschikking d.d. 28 oktober 2013
inzake
de besloten vennootschap
Media Participatie B.V.,
gevestigd te Breda,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. H.L.J. Walhain, advocaat te Den Haag,
tegen:
[verweerster],
wonende te Breda,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M.H. den Otter, advocaat te Breda.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Media Participatie’ en ‘[verweerster]’.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- het op 26 september 2013 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
- het op 9 oktober 2013 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2013, gelijktijdig met de door [verweerster] ingestelde vordering jegens Media Participatie (zaak 2417753 CV EXPL 13-6681).
1.3
Ter zitting waren aanwezig Media Participatie vertegenwoordigd door de heer [directeur] (directeur) bijgestaan door mr. Walhain voornoemd, alsmede [verweerster] in persoon, bijgestaan door mr. Den Otter voornoemd. Ter zitting heeft mr. Walhain een pleitnota overgelegd. Voorts hebben partijen over en weer op elkaars betoog gereageerd en vragen van de kantonrechter beantwoord. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

2.Het verzoek

2.1
Media Participatie heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn te ontbinden op grond van gewichtige redenen, primair gelegen in een dringende reden en subsidiair bestaande uit een verandering in de omstandigheden.
2.2
[verweerster] heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair om bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst een opzegtermijn van één maand in acht te nemen en tevens om aan haar een vergoeding toe te kennen gelijk aan het loon voor de resterende maanden dat de arbeidsovereenkomst voortduurt, verhoogd met 8 % vakantietoeslag met veroordeling van Media Participatie in de kosten van deze procedure.

3.De beoordeling

3.1
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
[verweerster], geboren op 1 april 1970, is met ingang van 4 juni 2013 voor de duur van 3 maanden in dienst getreden bij Media Participatie in de functie van marketingassistent. Gedurende deze periode is [verweerster] van 30 juli 2013 tot 12 augustus 2013 – met uitzondering van de ochtend van 6 augustus 2013 – wegens ziekte afwezig geweest.
Op 3 september 2013 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot 4 maart 2014. De mogelijkheid van tussentijdse opzegging is niet overeengekomen.
Het laatst verdiende loon bedraagt € 1.950,00 bruto per maand te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag.
Van 4 tot 13 september 2013 is [verweerster] wegens ziekte afwezig geweest. Media Participatie en [verweerster] hebben gedurende deze periode geen contact met elkaar gehad.
Op 13 september 2013 heeft Media Participatie voorgesteld de arbeidsovereenkomst met ingang van 3 oktober 2013 te beëindigen. Voorts heeft Media Participatie [verweerster] bericht dat zij een andere werkplek zou krijgen in een andere ruimte en dat zij in deze ruimte alleen werkzaam zou zijn.
[verweerster] heeft Media Participatie op 16 september 2013 bericht dat zij zich niet in het voorstel van Media Participatie kan vinden. [verweerster] is op 16 september 2013 niet op haar werk verschenen.
Media Participatie heeft [verweerster] op 16 september 2013 per e-mail gesommeerd om de volgende dag op haar werk te verschijnen. Media Participatie schrijft onder meer in haar e-mail: ‘
(…) Ons gesprek(van 13 september 2013, toevoeging ktr.)
vond plaats in de werkruimte welke aan u is toegekend. Voorafgaand aan ons gesprek hebben wij u geïnformeerd dat beeld en geluid van dit gesprek op video werd opgenomen, om ons moverende redenen en blijkbaar terecht. Inderdaad hebben wij onze bedenkingen geuit ten aanzien van uw veelvuldig ziekteverzuim en u verteld dat wij de beoordeling hiervan aan de bedrijfsarts moeten overlaten. We hebben u gezegd onze arbeidsovereenkomst te willen beëindigen omdat onze relatie door uw regelmatig te laat op het werk verschijnen en uw frequent onduidelijke ziekteverzuim ernstig verstoort en een negatieve uitwerking heeft op ons overig personeel en onze bedrijfsvoering in het algemeen. (…) Het is u verboden, op straffe van ontslag op staande voet, zich in de overige kantoorruimte te begeven, behoudens overmacht. Wij verzoeken u, om in letter en geest, de arbeidsvoorwaarden na te komen teneinde rust te behouden in ons kleine bedrijfje. Reeds nu als voor dan wijzen wij u er op dat wij ons niet laten intimideren of provoceren door handelswijze welke voor ons onacceptabel zijn en of welke de werksfeer voor andere medewerkers verstoren. (…)’.
[verweerster] heeft zich op 17 september 2013 op het werk gemeld. Daarop heeft een gesprek tussen de directeur van Media Participatie (verder te noemen [directeur]) en [verweerster] plaats gevonden. [verweerster] wenste dat haar partner bij het gesprek aanwezig zou zijn. [directeur] heeft dat niet toegestaan. De heer[werknemer], werkzaam bij Media Participatie, was op verzoek van [directeur] wel bij het gesprek aanwezig.
Op 18 en 19 september 2013 heeft [verweerster] zich op het werk gemeld. Media Participatie heeft haar niet toegelaten.
Van 23 september tot 4 oktober 2013 was [verweerster] afwezig wegens vakantie. Op 7 oktober 2013 heeft [verweerster] zich ziek gemeld.
3.2
Media Participatie voert aan dat primair sprake is van dringende redenen, gelegen in oncontroleerbaar en ongeoorloofd ziekteverzuim alsmede in herhaalde werkweigering. Subsidiair is sprake van veranderingen in de omstandigheden bestaande uit een verstoorde arbeidsrelatie op grond waarvan de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op korte termijn dient te eindigen.
3.3
[verweerster] betwist dat sprake is van gewichtige redenen die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Zij is daadwerkelijk ziek geweest en Media Participatie heeft gedurende die periode geen contact met haar opgenomen. Van herhaalde werkweigering is evenmin sprake. De verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan als gevolg van de handelswijze van Media Participatie. Zij heeft [verweerster] onder druk gezet om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en voorts heeft zij de feiten van hetgeen op 13 en 17 september 2013 is voorgevallen verdraaid.
3.4
De kantonrechter overweegt dat op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld, voldoende is komen vast te staan dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met een van de opzegverboden genomen in artikel 7:685 BW.
3.5
Tussen partijen is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand gekomen waarin geen mogelijkheid voor tussentijdse opzegging is opgenomen. Nu de arbeidsovereenkomst is gebaseerd op wederzijdse afspraken, ook ten aanzien van het einde daarvan, kunnen slechts uiterst klemmende redenen leiden tot voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
3.6
De kantonrechter neemt bij de beantwoording van de vraag of in de onderhavige situatie sprake is van uiterst klemmende redenen in aanmerking dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat [verweerster] tussen 4 en 13 september 2013 niet heeft gereageerd op oproepen van Media Participatie danwel dat zij voorschriften van Media Participatie heeft geschonden. [verweerster] kan ten aanzien van deze ziektegeschiedenis dan ook geen verwijt worden gemaakt. Of zulks ten aanzien van de eerdere ziektegeschiedenis (van 30 juli 2013 tot 12 augustus 2013) ook het geval is, dient naar het oordeel van de kantonrechter onbesproken te blijven nu Media Participatie de arbeidsovereenkomst met 6 maanden heeft verlengd en die ziektegeschiedenis in elk geval geen reden is geweest om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen.
3.7
Voorts neemt de kantonrechter in aanmerking dat [verweerster] op 13 september 2013 door Media Participatie is geconfronteerd met verwijten ten aanzien van de tweede ziektegeschiedenis die Media Participatie – zoals hiervoor reeds is overwogen – in deze procedure niet heeft kunnen onderbouwen. Ook werd [verweerster] in dat gesprek geconfronteerd met de wens van Media Participatie om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] tussentijds te beëindigen op een wijze die niet bepaald voor de hand lag. De inhoud van de e-mail van 16 september 2013 van Media Participatie aan [verweerster] en de omstandigheid dat Media Participatie [verweerster] niet heeft toegestaan om haar partner op 17 september 2013 bij het gesprek aanwezig te laten zijn, terwijl namens Media Participatie de heer [werknemer] als getuige aanwezig was, hebben vervolgens de bodem onder elke vruchtbare samenwerking weg genomen. Er is naar het oordeel van de kantonrechter geen enkele basis om de arbeidsovereenkomst voort te zetten zodat sprake is van klemmende redenen die nopen tot voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De ontbinding zal worden uitgesproken per 16 november 2013. De kantonrechter ziet geen aanleiding om rekening te houden met een opzegtermijn van één maand.
3.8
Nu Media Participatie het initiatief heeft genomen om de arbeidsovereenkomst, ondanks de gemaakte afspraken, te beëindigen alsmede nu de verstoorde arbeidsrelatie volledig aan Media Participatie te wijten is, dienen de consequenties daarvan voor rekening en risico van Media Participatie te komen. Dit betekent dat de afspraken uit de arbeidsovereenkomst naar integraal dienen te worden nagekomen zodat aan [verweerster] een vergoeding van
€ 7.642,74 bruto (het loon van € 1.950,00 bruto per maand van 16 november 2013 tot 4 maart 2014 te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag) zal worden toegekend.
3.9
Media Participatie zal in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken omdat aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden.
3.1
Media Participatie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Voor de mondelinge behandeling zal een half punt aan gemachtigdensalaris worden toegekend nu de onderhavige zaak gelijktijdig is behandelend met de zaak met kenmerk 2417753 CV EXPL 13-6681. De proceskosten worden aan de zijde van [verweerster] begroot op € 300,00 aan gemachtigdensalaris.

4.De beslissing

De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van een verandering in de omstandigheden te ontbinden met ingang van 16 november 2013, onder toekenning aan [verweerster] ten laste van Media Participatie van een vergoeding van € 7.642,74 bruto;
stelt Media Participatie in de gelegenheid om tot uiterlijk 13 november 2013 haar verzoek in te trekken middels een schriftelijke verklaring aan de griffier, alsmede aan (de gemachtigde van) [verweerster];
bij handhaving van het verzoek:
ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op grond van een verandering in de omstandigheden met ingang van 16 november 2013;
kent aan [verweerster] ten laste van Media Participatie een vergoeding toe van € 7.642,74 bruto en veroordeelt Media Participatie om deze vergoeding binnen 14 dagen na de ontbinding aan [verweerster] te betalen;
veroordeelt Media Participatie in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerster] gevallen en begroot op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster].
en bij intrekking van het verzoek:
veroordeelt Media Participatie in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerster] gevallen en begroot op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster].
Deze beschikking is gegeven door mr. H. de Ruijter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2013.