ECLI:NL:RBZWB:2013:7854

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
1 november 2013
Zaaknummer
AWB-12_5447
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waarde woning verminderd door geluidsoverlast muziekvereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Kapelle over de waardering van een onroerende zaak. De belanghebbende, eigenaar van een woning die in 1832 is gebouwd, betoogde dat de waarde van zijn woning verder verminderd diende te worden vanwege geluidsoverlast van een naastgelegen muziekvereniging. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 265.000 per waardepeildatum 1 januari 2011, maar had deze waarde in de uitspraken op bezwaar verlaagd tot € 263.000, rekening houdend met de geluidsoverlast.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2013 in Middelburg werd duidelijk dat de geluidsoverlast zich vrijwel elke avond voordeed en dat de geluidsnormen werden overschreden. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat de geluidsoverlast substantieel was en dat deze niet als subjectief kon worden beschouwd. De rechtbank heeft de waardevermindering als gevolg van de geluidsoverlast vastgesteld op € 35.000, waardoor de waarde van de woning op de waardepeildatum op € 238.000 werd vastgesteld.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en gelastte de heffingsambtenaar om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 te vergoeden. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet was aangetoond dat de belanghebbende kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Arts.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 12/5447
uitspraak van 25 oktober 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Kapelle,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 7 september 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2013 te Middelburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].

1.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de vastgestelde waarde tot € 238.000;
  • vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig;
  • gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 aan deze vergoedt.

2.Gronden

2.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet WOZ de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2011 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2012 op € 265.000. Gelijktijdig is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2012 bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd tot € 263.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
2.2.
Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning is in 1832 gebouwd. Het aan de woning grenzende pand wordt gebruikt door een muziekvereniging.
2.3.
In geschil is de waarde van de woning per de waardepeildatum. Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen enkel nog geschil bestaat over de vermindering van de waarde in verband met de geluidsoverlast van de naastgelegen muziekvereniging. Afgezien van deze vermindering is belanghebbende akkoord met de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde. Door de heffingsambtenaar is de waarde van de woning reeds met € 10.120 verminderd vanwege de geluidsoverlast die bij de woning wordt ondervonden.
2.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning verder verminderd dient te worden in verband met de in de woning ondervonden geluidsoverlast. De rechtbank overweegt daarbij dat belanghebbende onweersproken heeft gesteld dat de geluidsoverlast zich nagenoeg iedere avond van 19.00 uur tot en met 22.00 uur voordoet, dat de geluidsnormen worden overschreden, dat de overlast in de hele woning wordt ondervonden, dat vanwege de trillingen van het geluid het stuukwerk in de keuken loslaat en het glaswerk in de kast trilt en dat de muziekvereniging onwelwillend is ten aanzien van de door de gemeente aangeboden mogelijkheden tot verhuizing naar een ander onderkomen. De rechtbank acht aannemelijk dat de geluidsoverlast dermate aanwezig is dat dit niet als subjectief kan worden beschouwd. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank echter niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van de geluidsoverlast de waarde verminderd dient te worden met € 100.000.
2.5.
De rechtbank stelt na weging van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, de waardevermindering als gevolg van de geluidsoverlast in goede justitie vast op € 35.000 en de waarde van de woning op de waardepeildatum op € 238.000.
2.6.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 25 oktober 2013 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.