Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het op 7 juni 2013 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties 1 tot en met 31;
- het op 20 augustus 2013 ter griffie ontvangen verweerschrift, met producties 1 tot en met 4;
- de brief van 27 augustus 2013 met de bijgevoegde kostenbegroting van [verzoekster] aan de rechtbank;
- de brief van 30 augustus 2013 met producties 32 en 33 van [verzoekster] aan de rechtbank;
- de mondelinge behandeling d.d. 3 september 2013 en de ter gelegenheid daarvan door partijen overgelegde pleitnota’s.
2.Het verzoek
(3) voor recht te verklaren dat sprake is van een erkenning van aansprakelijkheid die zich tevens uitstrekt tot de gevolgen van het medisch foutief handelen zoals in het verzoekschrift beschreven en waarop niet kan worden teruggekomen door het ziekenhuis en Medirisk;
(4) te bepalen dat het ziekenhuis en Medirisk gehouden zijn om de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade te vergoeden, zo mogelijk met bepaling dat Medirisk de regeling van de schade voortvarend ter hand neemt;
3.De beoordeling
feiten
“(…)
anamnese:patiente zagen wij op verzoek van de afdeling heelkunde in verband met voetklachten rechts. (…)
Op dit moment heeft zij pijn bij belasten met name van de middenvoet wat ontstaat na 15 minuten. Er is ook startpijn, echter nog geen nachtelijke pijn. Ze draagt confectieschoenen zonder inlay.
(…)
Lichamelijk onderzoek:(…) Bij het belasten is er een verminderde steunfase aan de rechter zijde. De heelraise test is verminderd op 1 been. Het bovenste spronggewricht toont een dorsaalflexie/plantairflexie van 30-0-30. Onderste spronggewricht is stijf, evenals het Chopard gewricht. De kracht van de flexoren, extensoren alsook in- en eversoren zijn niet afwijkend. Sensibiliteit is niet afwijkend. Op dit moment is er geen CRPS beeld.
(…)
Aanvullend onderzoek: een CT-scan gemaakt in maart ’09 toont degeneratieve afwijkingen tussen talus en naviculare alsook calcaneus en cuboïd. Tevens ter plaatse van het tarso metatarsale gewricht en vooral tussen de vierde en vijfde straal. Een MRI scan toont degeneratieve afwijkingen van cuboïd en naviculare. Geen aanwijzingen voor opvallend botoedeem.
Differentiaal diagnose:er is sprake van post traumatische afwijkingen aan de voetwortel rechts bij status na luxatiefractuur.
Beleid:ter verdere analyse zal er nog een botscan gemaakt worden, alwaar gekeken wordt wat het gewricht is wat het meeste activiteit vertoont. Vervolgens zal patiënte waarschijnlijk een verwijzing krijgen voor orthopedisch schoeisel met ondersteuning en een afwikkelvoorziening maar bij een duidelijke enkele localisatie van de klachten valt nog een arthrodese te overwegen.
(…)”
3.1.6. Op 15 september 2009 is [verzoekster] door dr.[naam C] gezien, maar deze was van oordeel dat geen sprake was van CRPS.
“1. Heeft dr. [naam Z] in 2009 gehandeld zoals een redelijk bekwaam vakgenoot zou hebben gehandeld onder dezelfde omstandigheden?
2. Was de injectie in de voet van cliënte op 9 september 2009 geïndiceerd als eerder aan CRPS was gedacht?”
In de conceptbrief zijn verder, voor het geval dr. [naam X] van oordeel zou zijn dat niet zorgvuldig is gehandeld, een tiental vragen ter beantwoording opgenomen die – kort gezegd – betrekking hebben op de gevolgen van dat handelen.
“
OVERWEGINGEN:
(…)
De vraag of de betrokken specialist bij zijn behandeling onzorgvuldig heeft gehandeld is niet zo makkelijk te beantwoorden. De vraag is welke specialist dit betreft. Wat de hoofdbehandelaar betreft [bedoeld is dr. [naam Z], toevoeging rechtbank], die dacht aan posttraumatische artrose wat op zich niet ongebruikelijk is en heeft selectieve pijnblokkade voorgesteld. Dit is op zich geen ongebruikelijke behandeling. Mogelijk heeft de heer [naam Z] CRPS over het hoofd gezien, doch dat valt hem eigenlijk niet te verwijten omdat, zeker in het beginstadium, CRPS een uitermate moeilijk te diagnosticeren ziektebeeld is.
De radiodiagnost, die met nogal veel geweld de injectie gezet heeft, had in mijn optiek beter moeten luisteren naar mevrouw en had moeten stoppen met de injectie.
(…) Tenslotte is het de vraag of de injectie ook gegeven had mogen worden wanneer aan CRPS gedacht was. Ik heb hierover overlegd met anesthesiologen in mijn ziekenhuis en zij menen dat er geen strikte contraindicatie bestaat tegen een adequaat gegeven proefblokkade, zelfs wanneer er sprake is geweest of is van CRPS.
(…)
Een recidief van CRPS is altijd mogelijk maar meer waarschijnlijk na een nieuw trauma. Het is derhalve niet onmogelijk dat de huidige situatie niet zou zijn ontstaan wanneer niet op krachtdadige wijze de injectie in de voet gezet zou zijn.
Uitgaande van de vijfde editie van de AMA gids is er volgens pagina 396 sprake van een CRPS klasse II letsel. Immers mevrouw loopt beperkt met orthopedische schoenen zonder hulpmiddelen. Zij kan niet hardlopen. Dit leidt tot 15% blijvende functionele invaliditeit voor de gehele persoon.
(…)
Mevrouw [verzoekster] gaf aan dat zij in 2008 gewoon kon lopen op gewone schoenen. Ik neem derhalve aan dat ze toen ook goede bewegingsexcursies had. Ik ga er daarom van uit, op basis van de anamnese, dat het percentage blijvende functionele invaliditeit, zonder de geschiedenis in 2009, ongeveer 0% zou zijn geweest. Ik acht het verder ook niet waarschijnlijk dat bij zorgvuldig handelen de huidige restverschijnselen zouden zijn opgetreden.
Wat de medische eindtoestand betreft is er wellicht op termijn nog verbetering te verwachten.
(…)”
De aan hem voorgelegde vragen heeft dr. [naam X] in het conceptrapport, voor zover hier van belang, als volgt beantwoord:
“1. Naar mijn mening hebben de betrokken specialisten in het Amphia Ziekenhuis bij hun behandeling onzorgvuldig gehandeld, in die zin dat zij niet gehandeld hebben zoals van een redelijk bekwaam vakgenoot onder dezelfde omstandigheden had mogen worden verwacht.
2. (…)
3. Het onzorgvuldig handelen bestond uit het onvoldoende reageren op de door mevrouw aangegeven hevige pijnklachten bij de behandeling, onvoldoende nakomen van afspraken en volstrekt onvoldoende communicatieve vaardigheden.
4. Ook wanneer gedacht was aan CRPS was er wel een indicatie voor de injectie op 9 september 2009.
5. Bij lichamelijk onderzoek is sprake van een uitermate pijnlijke voet, beperkte excursies en een looppatroon op orthopedische schoenen.
6. De diagnose is: restklachten na CRPS van de rechtervoet, na eerdere Chopart-luxatie en fractuur van het os cuboïd.
7. Ik kan de door betrokkene aangegeven klachten en beperkingen wel verklaren op basis van mijn onderzoeksbevindingen.
8. Het huidige percentage blijvende invaliditeit op basis van klasse II CRPS is 15%.
10. Bij adequaat medisch handelen had mevrouw nu waarschijnlijk normaal kunnen lopen op normaal schoeisel. Het percentage blijvende functionele invaliditeit zou dan waarschijnlijk nu 0% zijn geweest.
11. Bij zorgvuldig medisch handelen zouden naar alle waarschijnlijkheid nu geen restverschijnselen opgetreden zijn.
(…)”
“(…) Dr. [naam X] is erg duidelijk in zijn conclusie: er is sprake van onzorgvuldig handelen, in die zin dat de betrokken specialisten in het Amphiaziekenhuis, niet gehandeld hebben zoals van een redelijk bekwaam vakgenoot onder dezelfde omstandigheden had mogen worden verwacht.
Hij geeft voorts heel duidelijk en stellig aan dat bij uitblijven van dit onzorgvuldig handelen bij cliënte sprake zou zijn van 0% F.I., terwijl dat nu, door het onzorgvuldig handelen, 15% bedraagt.
Op basis van deze conclusie(s) van dr. [naam X], verzoek ik u dan ook om alsnog de aansprakelijkheid te erkennen en over te gaan tot vergoeding van de schade van cliënte.
(…)”
“(…) Helaas hebben wij nog niet op het conceptrapport van dr. [naam X] kunnen reageren. Naar aanleiding van dit conceptrapport heeft onze medisch adviseur overleg willen hebben met onze verzekerde. De verwachting is dat dit overleg spoedig kan worden afgerond, zodat onze medisch adviseur zijn reactie aan dr. [naam X] kan zenden.
(…)
Zodra mogelijk komen wij inhoudelijk bij u op deze zaak terug. (…)”
“Op grond van het (aanvullende) expertiserapport van dr. [naam X], erkennen wij aansprakelijkheid voor hetgeen in voornoemd rapport als verwijtbaar onzorgvuldig is aangemerkt.
“- benadeelde informeren over het doel van het gesprek
- bespreken aard en ontwikkeling van het letsel, de medische behandelingen, klachten,
schadeposten inventariseren
- vervolgafspraken maken
- vragen van benadeelde beantwoorden.”
In het rapport is verder vermeld dat de volgende afspraken zijn gemaakt (p. 9):
“- nagegaan dient te worden of er aanvullende medische informatie verzamelt dient te worden dan wel of er een aanvullend medisch onderzoek nodig is teneinde de medische uitgangspunten voor de schaderegeling te bepalen (zowel verschenen schade als toekomstig); zo mogelijk kan dat in onderling overleg tussen de beide medisch adviseurs plaatsvinden
- de belangenbehartiger zal een onderbouwde schadestaat opstellen en toesturen waarna een vervolgafspraak kan worden gepland zodat de waardering van de gevorderde schade-elementen, rekening houdende met het hier voorgaande punt, kan worden besproken.
(…)”
“Wij hebben het voorschot enigszins beperkt gehouden omdat het causale verband tussen de pijnlijke injectie en de thans gestelde schade ons inziens geenszins vaststaat. Hier zal nog nader onderzoek naar moeten worden verricht. U heeft onze bedenkingen hierover ook al kunnen teruglezen in de brief die wij op 5 juni 2012 aan [naam X] hebben gezonden. (…)”
Ook in het licht van de gebeurtenissen voorafgaand aan de erkenning van aansprakelijkheid had (de belangenbehartiger van) [verzoekster] volgens het ziekenhuis en Medirisk die erkenning niet zo mogen opvatten dat deze er tevens toe strekte het in het rapport van dr. [naam X] beschreven causaal verband te erkennen. In dit verband wijzen zij op de volgende feiten en omstandigheden:
- in de e-mail van 19 april 2012 van Arag wordt verwezen naar twee separate conclusies van dr. [naam X], betrekking hebbende enerzijds op de fout en anderzijds op de gevolgen daarvan, terwijl in de brief van Medirisk van 27 september 2012 alleen gereageerd wordt op de eerstgenoemde conclusie.
- in de brief van 15 februari 2011 heeft Medirisk ook al opgemerkt dat de klachten van [verzoekster] veeleer het gevolg waren van (pseudo-)artrose.
- in de brief van 5 juni 2012 en de bij die brief gevoegde reactie van dr. [naam Z] is gemotiveerd aangegeven dat de conclusie van dr. [naam X] dat er zonder fout geen beperkingen zouden zijn geweest, gelet op de aanwezige artrose, onjuist is. Dr. [naam X] is in het geheel niet ingegaan op de opmerkingen over de ernst van het initiële letsel.
- de medische expertise was gericht op de vraag of de diagnose CRPS tijdig was gesteld en op de vraag naar de gevolgen van een niet tijdig gestelde diagnose, en was niet gericht op het handelen van de radioloog. In strijd met de bedoeling van partijen, heeft dr. [naam X] het handelen van de radioloog beoordeeld en de gevolgen van dat handelen. Dr. [naam X] was evenwel niet geverseerd om het handelen van de radioloog te beoordelen omdat hij de daartoe benodigde deskundigheid mist.
Het ziekenhuis en Medirisk hebben betoogd dat ook uit de inschakeling van een schaderegelaar niet kan worden afgeleid dat de erkenning zich heeft uitgestrekt tot de door dr. [naam X] genoemde gevolgen. Zij wijzen op de in het rapport van de schaderegelaar genoemde afspraken en stellen dat met [verzoekster] tijdens het bezoek van de schaderegelaar besproken is dat er nog onderzoek diende plaats te vinden om te beoordelen welke klachten en beperkingen het gevolg waren van de fout van de radioloog en welke niet.
Tot slot hebben zij betoogd dat indien de rechtbank overeenkomstig het standpunt van [verzoekster] zal beslissen, deze beslissing niet zal bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, nu zij hun standpunt ten aanzien van die erkenning zo nodig in een bodemprocedure zullen handhaven. In zoverre leent het verzoek van [verzoekster] zich volgens hen niet voor een deelgeschilprocedure.
alleconclusies van dr. [naam X] als uitgangspunt dienen te gelden tussen partijen voor de verdere afwikkeling van de schade. Van overleg over een vaststellingsovereenkomst met die uitgangspunten kan volgens hen, mede gelet op de conclusies van dr. [naam F] en dr. [naam E], geen sprake zijn.
tot en met 27 augustus 2013 15 uur x € 215,00
(begroot) 3 uur x € 215,00