ECLI:NL:RBZWB:2013:7786

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
AWB- 12_3846
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding faunaschade door reeën aan aardbeiplanten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een aardbeienteler gevestigd te Roosendaal, en het bestuur van het Faunafonds. Eiseres had een verzoek ingediend om tegemoetkoming in de schade die door reeën was aangericht aan haar aardbeiplanten. De rechtbank oordeelde dat de schade voorzienbaar was, aangezien eiseres op de hoogte was van de aanwezigheid van reeën in de bosrijke omgeving van haar perceel. Eiseres had weliswaar een elektrisch draadraster geplaatst, maar dit was niet voldoende om de schade te voorkomen. De rechtbank stelde vast dat de aardbeiplanten als kwetsbare en kapitaalsintensieve gewassen konden worden aangemerkt, wat eiseres verplichtte om adequate maatregelen te nemen ter voorkoming van schade. Eiseres had echter nagelaten om een omgevingsvergunning aan te vragen voor een volledige afrastering en had onvoldoende inspanningen geleverd om de schade te beperken. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de door reeën veroorzaakte schade voorzienbaar was en dat eiseres niet aan haar zorgplicht had voldaan. Daarom werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
procedurenummer: 12 / 3846 WET

uitspraak van 27 februari 2013 van de enkelvoudige kamer

in de zaak van
[eiseres], gevestigd te Roosendaal, eiseres,
gemachtigde: mr. R.M.C.M. Bogers
en

het bestuur van het Faunafonds,

verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 juni 2012 (bestreden besluit), inzake de afwijzing van het verzoek om tegemoetkoming in de schade die reeën hebben aangericht aan door eiseres geteelde aardbeiplanten.
Het beroep is behandeld ter zitting van 16 januari 2013, waarbij aanwezig waren [woordvoerder eiseres], [woordvoerder eiseres 2] en mr. R.M.C.M. Bogers namens eiseres en [woordvoerder verweerder] namens verweerder.

Overwegingen

1.
Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 1 april 2011 is van de zijde van eiseres voor het eerst geconstateerd dat konijnen en reeën schade hebben aangericht aan de door eiseres geteelde aardbeiplanten op een nader aangeduid perceel aan de rand van de Rucphense bossen. Op 4 april 2011 heeft eiseres langs de zijde van het bos en de [naam straat] een elektrisch draadraster aangebracht. Op 10 mei 2011 heeft eiseres een verzoekschrift Tegemoetkoming Faunaschade ingediend. Zij heeft daarbij aangegeven dat de schade voor 35% door konijnen en voor 65% door reeën is veroorzaakt. Namens verweerder is op 13 mei 2011 een taxateur ter plaatse geweest. Vervolgens heeft op 17 juni 2011 de tweede taxatie plaatsgevonden en op 18 juli 2011 de derde taxatie. De taxateurs hebben van hun bevindingen een rapport opgemaakt. Daarbij is aangegeven dat de schade voor 1% veroorzaakt is door konijnen en voor 99% door reewild. Voorts hebben de taxateurs vermeld dat langs één kant van het perceel een 165 cm hoog elektrisch draadraster was aangebracht. Dit is het raster dat door eiseres op 4 april 2011 is aangebracht. De taxateurs hebben de schade getaxeerd op € 26.968,--.
Bij het primaire besluit van 14 oktober 2011 heeft verweerder het verzoek om tegemoetkoming in de faunaschade afgewezen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres zonder ontheffing konijnen had kunnen afschieten en voorts dat zij
onvoldoende voorzieningen heeft aangebracht of inspanningen heeft gepleegd om de schade door reewild te voorkomen of te beperken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder - voor wat betreft de schade die door reewild is aangericht - zich primair op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende preventieve maatregelen heeft getroffen om de reeën te weren en subsidiair dat eiseres niet gevraagd heeft om ontheffing van het verbod om reeën af te schieten. In het verweerschrift heeft verweerder deze motivering gewijzigd en gesteld dat eiseres niet op adequate wijze gebruik heeft gemaakt van de door gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 5 september 2008 op voorhand verleende ontheffing voor het opzettelijk verontrusten en doden van reeën.
2.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij wel voldoende maatregelen heeft getroffen om de schade te voorkomen of te beperken. Zij heeft in dit verband betoogd dat met het plaatsen van een afrastering langs de zijde van het bos en de [naam straat], het plaatsen van knalapparaten, verjagingen en bejagingen, het gebruik van geurstoffen en het leggen van haar is voldaan aan de gestelde criteria. Voorts heeft zij gesteld dat het plaatsen van een afrastering die hoog genoeg is om reeën te weren, vergunningplichtig is, dat de gemeente Rucphen terughoudend is met het verstrekken van de vereiste vergunning en dat het rondom het gehele perceel plaatsen van een adequaat wildraster niet rendabel is omdat het na de teelt van de planten weer verwijderd zou moeten worden. Met betrekking tot het niet aanvragen van machtigingen om gebruik te mogen maken van de ontheffing heeft eiseres zich beroepen op een telefonische mededeling van de heer [naam] van de FBE Noord-Brabant dat een dergelijke ontheffing toch niet verleend zou worden. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij instemt met de conclusie dat slechts 1% van de schade is veroorzaakt door konijnen en dat deze schadecomponent in dit geding buiten beschouwing kan blijven.
3.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet wordt, voor zover hier van belang, door het Faunafonds een tegemoetkoming slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Het Faunafonds heeft ter uitoefening van deze bevoegdheid beleidsregels vastgesteld.
Op grond van artikel 2 van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds, zoals deze Regeling luidde ten tijde hier van belang (hierna: de Regeling), kan het Faunafonds de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw aangerichte schade.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Regeling zal het Faunafonds een tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 2, slechts verlenen, indien en voor zover naar zijn oordeel de grondgebruiker de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.
Artikel 7, tweede lid, van de Regeling luidt als volgt.
Maatregelen of inspanningen ter voorkoming of beperking van schade, waarvan het bestuur meent dat deze naar eisen van redelijkheid en billijkheid door de grondgebruiker kunnen worden genomen zijn voor kwetsbare gewassen de inzet van zowel visuele en akoestische middelen in voldoende aantallen. In plaats van deze middelen kan ter bescherming van kwetsbare gewassen ook een deugdelijk raster worden geplaatst als de schade wordt aangericht door diersoorten die staan vermeld onder artikel 4, eerste lid, onder a, van de wet.
Vaststaat dat de ree een beschermde inheemse diersoort in de zin van artikel 4, eerste lid, onder a, van de Flora- en faunawet is en dat verweerder voor vraatschade aan aardbeien door deze diersoort in de Handreiking faunaschade de volgende preventieve maatregelen heeft opgenomen: geurgordijn, vlaggen, flitslampen, elektronische geluidsgolven, rasters (gaas, elektrische draden) en regulering door afschot.
Daarnaast vermeldt de Handreiking faunaschade dat er een aantal teelten en situaties zijn die in relatie tot faunaschade dusdanig risicovol zijn, dat het Faunafonds van de grondgebruiker volledige afscherming met bijvoorbeeld netten of raster verwacht. Daarbij is aangegeven dat
deze teelten niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking komen omdat bij
adequate afscherming geen schade meer kan ontstaan. Als voorbeeld is onder meer kapitaalsintensieve teelt genoemd.
4.
In navolging van de door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 29 april 2009, LJN: BI2691, stelt de rechtbank voorop dat in de Handreiking faunaschade is vermeld dat reeën vraatschade aan aardbeien kunnen aanrichten en dat hiermee niet alleen gedoeld wordt op schade aan aardbeivruchten, maar ook op schade aan aardbeiplanten, aangezien in dezelfde tabel is omschreven dat reeën soms schade kunnen aanrichten door het afvreten van blad, net voor de vruchtzetting. Nu volgens de Handreiking faunaschade reeën vraatschade aan aardbeiplanten kunnen aanrichten en eiseres op de hoogte was van de aanwezigheid van reeën in de bosrijke omgeving van het onderhavige perceel, heeft verweerder met juistheid de door reeën veroorzaakte schade voorzienbaar geacht. Daarom kon verweerder vergen dat eiseres effectieve en afdoende maatregelen zou treffen om schade door reeën te voorkomen.
5.
Voorts kan de rechtbank verweerder volgen in zijn stelling dat de aardbeiplanten als kwetsbare en kapitaalsintensieve gewassen kunnen worden aangemerkt. Dat betekent dat eiseres gehouden was in voldoende aantallen visuele en akoestische middelen in te zetten ter voorkoming of beperking van schade aan de aardbeiplanten, waaronder een volledige afscherming met bijvoorbeeld een raster. Met het slechts aan één zijde afrasteren van het perceel heeft eiseres hier niet aan voldaan. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat het rondom het gehele perceel plaatsen van een adequaat wildraster vergunningplichtig is en niet rendabel is omdat slechts tijdelijke vergunningen verleend worden, overweegt de rechtbank dat eiseres geen aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend en dat de vraag of de kosten voor een adequate afrastering rendabel zijn, door eiseres zelf beantwoord moet worden bij de keuze voor de teelt van kwetsbare en kapitaalsintensieve gewassen. In navolging van de uitspraak van de AbRS van 10 maart 2004, LJN: AO5237, overweegt de rechtbank dat, indien een kapitaalintensief gewas als aardbeiplanten in een voor wildschade gevoelig gebied wordt geteeld zonder dat voldoende preventieve maatregelen worden aangewend, mogelijke wildschade tot het normale risico van de ondernemers behoort indien zij desondanks besluiten op deze wijze hun gewas te telen.
Reeds hierom heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres onvoldoende maatregelen of inspanningen heeft getroffen om de schade te voorkomen en te beperken.
6.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Er is daarom ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 februari 2013.
P.H.M. Verdonschot, griffier S. Ketelaars-Mast, rechter,
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.