ECLI:NL:RBZWB:2013:7614

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
21 oktober 2013
Zaaknummer
728662_E25092013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vochtschade door gebrekkig onderhoud aan dak van belendende garagebox

In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding voor vochtschade die was ontstaan in zijn keuken als gevolg van lekkages vanuit de garagebox van gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de lekkages en het gebrekkige onderhoud van het dak van de garagebox. De rechtbank benoemde een deskundige om de schade en de oorzaak daarvan te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat de vochtschade direct en indirect het gevolg was van de slechte dakbedekking van de garagebox van gedaagde. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade op grond van artikel 6:174 BW, dat de aansprakelijkheid van de eigenaar van een opstal regelt. De schade werd begroot op € 1.590,-- inclusief btw, en gedaagde werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het deskundigenbericht werden voor rekening van eiser gelaten, omdat deze als nodeloos waren aangemerkt. De rechtbank heeft verder bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt, met uitzondering van de kosten van het deskundigenbericht, die door eiser moeten worden vergoed. Het vonnis werd uitgesproken op 25 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 728662 CV 12-4520
vonnis d.d. 25 september 2013
inzake
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser, procederend met toevoeging 1FS7751,
gemachtigde: mr. A.J.M. van der Borst, advocaat te Etten-Leur,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] (België),
gedaagde,
aanvankelijk procederend in persoon, later bij de heer [naam], werkzaam bij [bedrijf 1] Expertise en Taxatie B.V. te Breda en thans bij gemachtigde: mr. H.S. Memelink, advocaat te Etten-Leur.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “[eiser]” en “[gedaagde]”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 30 januari 2013 met de daarin vermelde processtukken;
b. het rapport van expertise van 18 april 2013 met bijlagen;
c. de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van [eiser] met producties;
d. de antwoordconclusie na deskundigenbericht van de zijde van [gedaagde].

2.De nadere beoordeling

2.1
Volhard wordt bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 30 januari 2013. Bij dat vonnis is een deskundigenonderzoek bevolen naar, samengevat, de oorzaak en de omvang van de vochtschade van de aan de garagebox van [gedaagde] grenzende halfsteensmuur van de keuken van [eiser]. Tevens is daarbij de heer [deskundige] van [deskundigenburo] te Breda tot deskundige benoemd.
2.2
De deskundige heeft zijn rapport uitgebracht op 18 april 2013. De kosten van herstel van de schade heeft hij geraamd op een totaalbedrag van € 1.590,-- inclusief btw en van de in het rapport omschreven noodvoorziening op € 305,90 inclusief btw.
2.3
In zijn rapport heeft de deskundige, onder daarin gegeven nadere toelichting, geconcludeerd dat de vochtschade aan de muur direct en indirect het gevolg is van een slechte dakbedekking op de garagebox van [gedaagde].
2.4
[gedaagde] heeft tegen de conclusies in het rapport, evenals tegen de wijze van totstandkoming daarvan bezwaren geuit, overigens nadat zij in haar antwoordconclusie na deskundigenbericht vooreerst had aangevoerd, dat [eiser] het probleem te laat heeft gemeld, zodat hij op de voet van artikel 6:89 BW zijn rechten heeft verwerkt. Dit beroep op de klachtplicht wordt als tardief gepasseerd, nu het voor het eerst is gedaan bij gelegenheid van de antwoordconclusie na deskundigenbericht en [eiser] daarop niet heeft kunnen reageren.
2.5
In weerwil van hetgeen [gedaagde] daaromtrent heeft aangevoerd, wordt het oordeel van de deskundige geacht zorgvuldig tot stand te zijn gekomen. Uit het rapport volgt dat beide partijen vergezeld van hun gemachtigden bij het op 4 maart 2013 door de deskundige ter plaatse verrichte onderzoek aanwezig zijn geweest, dat bij gelegenheid daarvan een rondgang door de woning en de aanpalende garagebox is gemaakt, waarbij de situatie is opgenomen en waarna door de deskundige zijn visie is verwoord met betrekking tot de in het tussenvonnis van 30 januari 2013 sub 1 tot en met 3 geformuleerde vragen. [gedaagde] heeft dat niet betwist. Evenmin is betwist dat partijen daarbij in de gelegenheid zijn geweest vragen te stellen. Het lijkt erop, dat de deskundige op het moment dat hij zijn visie heeft verwoord als hiervoor aangegeven, (nog) niet de beschikking had over het rapport van [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] (“[naam bedrijf ingeschakeld door eiser]”), zodat hij zich daardoor niet heeft kunnen laten leiden. Maar ook indien hij op dat moment al wel kennis had van de inhoud van bedoeld rapport, leidt die enkele omstandigheid er nog niet toe dat hij aldus niet zelfstandig tot een ter zake deskundig oordeel heeft kunnen komen.
2.6
De deskundige heeft zijn bevindingen gerapporteerd en de bij genoemd tussenvonnis geformuleerde vragen (ook overigens) beantwoord en neergelegd in een conceptrapport, waarop partijen hebben kunnen reageren. Beide partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. Hun opmerkingen en vragen, alsmede het gemotiveerde commentaar daarop van de deskundige zijn in het definitieve rapport van 18 april 2013 in voldoende mate verwerkt. Dat [eiser] zijn reactie op het conceptrapport kennelijk niet in afschrift aan [gedaagde] heeft gezonden, waardoor zij daarvan pas na ontvangst van het definitieve rapport heeft kennis kunnen nemen, is kwalijk, maar kan in redelijkheid niet aan de deskundige worden tegengeworpen, die van die reactie (wél) notitie heeft gemaakt in zijn rapport. Voor zover de deskundige daarbij het in die reactie - eenzijdig - gedane verzoek van [eiser], de noodvoorziening aan het dak op te nemen in de specificatie van de schade, heeft gehonoreerd, geldt, naast hetgeen daaromtrent hierna inhoudelijk wordt overwogen, dat dit niet tot procesrechtelijke consequenties hoeft te leiden. [gedaagde] heeft daarop bij conclusie na deskundigenbericht nog kunnen reageren, zoals zij ook heeft gedaan. In ieder geval staat dit aan het gebruik van het deskundigenbericht voor het bewijs niet in de weg.
2.7
De conclusies van de deskundige overtuigen in voldoende mate door de onderbouwing daarvan. Volgens de bevindingen van de deskundige waren onder meer ook nu nog sporen van een aanzienlijke waterschade in het plafond van de garagebox van [gedaagde] waarneembaar, naast vochtplekken in de achterwand en vochtuitslag in de achtergevel van die garagebox. De bevindingen en de daarop gegeven toelichting vormen, mede gegeven de constatering dat er geen lekkages meer zijn opgetreden na het herstel van de dakbedekking van de garagebox van [gedaagde], een zodanige verklaring voor de vochtproblemen van
[eiser], dat de deskundige, anders dan [gedaagde] kennelijk meent, in redelijkheid heeft kunnen en mogen besluiten geen (verder) onderzoek te verrichten naar mogelijke andere oorzaken en/of naar de constructie van de ruimte, waarbinnen de keuken van [eiser] is gerealiseerd. De daarop gerichte vragen zijn daarmee ook in zoverre afdoende beantwoord. Dat de constatering omtrent de afwezigheid van lekkages na het dak herstel, mogelijk mede zijn grondslag vindt in de door [eiser] daaromtrent verstrekte informatie, mag zo zijn, maar dit kan evenmin tot de conclusie leiden dat de deskundige niet voldoende zorgvuldig en/of objectief is geweest. Temeer niet, nu [gedaagde] niet heeft betwist dat die constatering op zichzelf juist is en zij daarover inhoudelijk ook geen opmerkingen heeft gemaakt, noch in haar reactie naar aanleiding van het conceptrapport (in welke reactie daarover überhaupt niet is geklaagd), noch nadien in de antwoordconclusie na deskundigenbericht.
2.8
Het vorenstaande leidt tot de slotsom, dat er onvoldoende aanleiding bestaat te twijfelen aan het oordeel van de deskundige en de wijze van totstandkoming daarvan. De opmerkingen van [gedaagde] kunnen, voor zover zij hiervoor niet reeds zijn besproken en zo deze al duiden op enige onzorgvuldigheid of partijdigheid, op zichzelf niet leiden tot een ander oordeel. [gedaagde] wordt, met andere woorden, niet gevolgd in haar kritiek op de deskundige/het deskundigenrapport, zoals door haar geuit. Dit betekent dat de conclusie van de deskundige, zoals onder 2.3 verwoord, zal worden overgenomen en dat deze bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt zal dienen.
aansprakelijkheid
2.9
Met die conclusie is het gestelde, maar betwiste causale verband tussen de gebreken aan de garagebox van [gedaagde] en de vochtschade aan de muur van de daaraan grenzende keuken van [eiser], voldoende komen vast te staan. De (dakbedekking van de) garagebox van [gedaagde] voldeed niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden, vanuit het oogpunt van veiligheid, mocht stellen en heeft daardoor gevaar opgeleverd. Naast het gevaar voor personen ziet het door [eiser] - primair - ingeroepen artikel 6:174 BW ook op gebreken aan een opstal, die gevaar voor zaken en dus voor zaakschade opleveren. Het gevaar voor lekkage als gevolg van de onderhoudstechnisch gebrekkige toestand waarin [gedaagde] haar garagebox heeft laten verkeren, heeft zich verwezenlijkt in de vorm van vochtschade aan de muur van de belendende keuken/garagebox, zoals door [eiser] ondervonden. Op grond van artikel 6:174 BW is [gedaagde] aansprakelijk voor die door [eiser] geleden schade. [gedaagde] is in beginsel gehouden, die schade aan [eiser] te vergoeden. Hieraan doet niet af, dat [gedaagde] mogelijk niet wist van de gebrekkige onderhoudstoestand van de door haar verhuurde garagebox, nu bekendheid met die toestand en het gevaar dat dit kan opleveren geen vereiste is voor aansprakelijkheid.
omvang schade
2.1
De deskundige heeft de schade aan de muur geraamd op € 1.590,-- inclusief btw, derhalve op een aanzienlijk lager bedrag dan het bedrag van € 2.430,87 waarop de offerte van [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] uitkwam en waarop de schadevordering bij initiële dagvaarding is gebaseerd. Hoewel [eiser] in zijn conclusie na deskundigenbericht concludeert “tot persistit” begrijpt de kantonrechter dat hij zich, door in die conclusie uitsluitend bijstelling te vragen van de in het deskundigenrapport opgenomen schadeposten “de- en montage design radiator” en “aanbrengen vliesbehang” en gelet op de inhoud van zijn bij die conclusie gevoegde
e-mailbericht van 21 maart 2013, in beginsel schaart achter dit rapport. [eiser] lijkt, met andere woorden, de offerte van [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] te hebben los gelaten. In ieder geval heeft [eiser] niet aangegeven dat, waarom en/of ten aanzien van welke schadeposten deze (alsnog) zou moeten worden gevolgd. Gelet hierop en in het licht van het vorenstaande zal bij de begroting van de schade dan ook in beginsel worden aangesloten bij de berekening die de - door de kantonrechter aangewezen, onafhankelijke - deskundige heeft gemaakt. Er zijn geen voldoende zwaarwegende of steekhoudende argumenten naar voren gebracht die zich daartegen verzetten.
2.11
Partijen hebben ieder voor zich onderdelen van die berekening bekritiseerd. Op de daartoe door ieder van hen aangedragen argumenten zal hierna, waar nodig, nader worden ingegaan.
2.12
Van de door de deskundige geraamde kosten ad € 1.500,-- ziet € 125,-- op kosten rapportage [naam bedrijf ingeschakeld door eiser], € 425,-- op de- en/of montage van keukenapparatuur, keukenmeubel, eethoek en herplaatsing wand tafel en wand keukenmeubel, € 200,-- op de- en montage design radiator en € 750,-- op het verwijderen en opnieuw aanbrengen van vliesbehang, reparatie stuclaag en impregneren stucwerk.
kosten rapportage [naam bedrijf ingeschakeld door eiser]
2.13
Voldoende is gebleken dat [naam bedrijf ingeschakeld door eiser], in opdracht van [eiser], niet slechts een offerte heeft opgemaakt - zoals [gedaagde] doet voorkomen -, maar ook en vooral onderzoek heeft gedaan naar de oorzaak van de vochtschade. De daarvoor in rekening gebrachte kosten, die derhalve in hoofdzaak zijn gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid dienen, op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW, als schade aan [eiser] te worden vergoed. Nu de omvang van de daarvoor geraamde kosten ad € 125,-- niet onredelijk voorkomt en daartegen geen specifiek bezwaar is gericht, is deze schadepost tot dat bedrag toewijsbaar.
kosten de- en montage keukenapparatuur, keukenmeubel, eethoek en herplaatsing wand tafel en wand keukenmeubel
2.14
De deskundige heeft de kosten voor de- en montage en/of herplaatsing van de hiervoor genoemde zaken begroot op € 425,--. Deze begroting zal worden overgenomen. Weliswaar heeft [gedaagde] hiertegen ingebracht dat demontage niet nodig is, omdat vliesbehang gewoon op maat kan worden afgesneden en een vakman prima om genoemde zaken heen kan werken, maar door de deskundige is in zijn rapport voldoende overtuigend toegelicht, dat het noodzakelijk is de muur, die bovenmatig nat is geweest, te impregneren, waardoor het deel van de keuken en de apparatuur die tegen die muur is geplaatst, herplaatst, dan wel gede- en monteerd dient te worden. [gedaagde] dient het hiervoor opgenomen bedrag van totaal € 425,--, dat reëel lijkt en tegen de omvang waarvan geen specifiek verweer is gericht, als schade aan [eiser] te vergoeden.
kosten de- en montage designradiator
2.15
De deskundige heeft de kosten voor de- en montage van de designradiator begroot op
€ 200,--. Volgens [eiser] behoeft dit bedrag aanpassing, waartoe hij zich beroept op een door hem bij conclusie na deskundigenbericht overlegde offerte van een lokaal installatiebedrijf, installatieburo [naam installatieburo] B.V. te Etten-Leur, waaruit zou blijken dat de hieraan daadwerkelijk verbonden kosten € 831,04 bedragen. [gedaagde] heeft de juistheid en objectiviteit van die offerte in twijfel getrokken. Met haar wordt uitgegaan van de deskundigheid en ervaring van de onafhankelijk deskundige in deze, die mogelijkheden ziet voor een ver- en terugplaatsing van de radiator voor € 200,-- en aan wiens begroting meer gewicht wordt toegekend dan aan de eenzijdig aangedragen en eerst na deskundigenbericht opgekomen offerte van genoemd buro [naam installatieburo], waarmee overigens, naar vermoeden van [gedaagde], ook familiebanden bestaan. Daarbij komt dat in de offerte van [naam bedrijf ingeschakeld door eiser] überhaupt niet was voorzien in een afzonderlijke schadepost voor het demonteren en monteren van de radiator. Voorts is bovendien ook niet gesteld of gebleken, dat de deskundige in zijn begroting van de kosten voor de- en montage van de radiator is uitgegaan van de, volgens buro [naam installatieburo], goedkopere, maar (meer) risicovolle methode van bevriezing. De deskundige heeft op dit punt geen nadere toelichting verstrekt, maar deze ook redelijkerwijs niet behoeven te verstrekken, nu de post eerder niet tot specifieke vragen of opmerkingen van partijen heeft geleid. Dit alles maakt, dat er onvoldoende aanleiding bestaat om op dit punt van de begroting van de deskundige af te wijken. Ter zake deze schadepost dient derhalve een bedrag van € 200,-- als schade aan [eiser] te worden vergoed.
kosten verwijdering en aanbrengen van vliesbehang, reparatie stuclaag en impregneren stucwerk.
2.16
De deskundige heeft de kosten voor het verwijderen van het vliesbehang en de reparatie van de stuclaag begroot op € 500,--, waarbij volgens (nadere) toelichting van de deskundige in zijn rapport rekening is gehouden met partieel herstel. Voor zover [gedaagde] hier tegen heeft ingebracht, dat verwijdering van het oude behang niet nodig zou zijn, althans het nieuwe behang over het oude behang zou kunnen worden aangebracht, ziet zij voorbij aan de geconstateerde, en met foto’s onderbouwde, schimmelvorming op de wand en de door de deskundige aangenomen noodzaak tot het impregneren daarvan. Voor dit impregneren is een bedrag begroot van € 50,--. Niet is gebleken dat [eiser] door het treffen van deze maatregelen in een voordeliger positie komt te verkeren. Voor zover [gedaagde] heeft beoogd dit te stellen, had zij haar verweer op dit punt nader moeten motiveren, reeds gelet op de ontkenning daarvan door de deskundige. Volgens hem is geen sprake van een optredende verbetering.
2.17
Dit is anders waar het de schadepost aanbrengen vliesbehang betreft. Voor het aanbrengen van dit behang is door de deskundige, onder toepassing van een correctie nieuw voor oud, een bedrag begroot van € 200,--. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de toegepaste correctie, omdat er in zijn visie bij vervanging van (vlies)behang geen relevante verbetering op basis van nieuw voor oud optreedt. [eiser] gaat met dit verweer voorbij aan het feit dat behang, ook als een woning op correcte wijze wordt bewoond, al snel gebruikssporen en verkleuring vertoont, zodat de vervanging daarvan al even snel tot enige vorm van verbetering leidt, zoals ook de deskundige in zijn - definitieve - rapport heeft aangenomen en op grond waarvan terecht een correctie “nieuw voor oud” is toegepast. Dat het hier vliesbehang betreft met een kennelijk lange levensduur maakt dit niet anders.
2.18
De deskundige heeft bedoelde correctie gesteld op 50%. Voor zover [eiser] meent, dat een ander, lager percentage had moeten worden toegepast, had hij dit gemotiveerd moeten stellen en ook voldoende feitelijk moeten onderbouwen, bijvoorbeeld door aan te geven wat “de leeftijd” is van het oude behang. Nu [eiser] dit heeft nagelaten, althans niet de gewenste deugdelijke onderbouwing heeft gegeven, is er onvoldoende aanleiding om op dit punt van de begroting van de deskundige af te wijken. Nu deze begroting derhalve ook in zoverre wordt gevolgd, dient [gedaagde] de kosten voor verwijdering en aanbrengen vliesbehang, reparatie stuclaag en impregneren stucwerk tot het daarvoor door de deskundige begrote bedrag van € 750,-- als schade aan [eiser] te vergoeden.
kosten noodvoorziening
2.19
Voldoende staat vast, dat [eiser] op enig moment een noodreparatie heeft laten verrichten aan het dak van de garage van [gedaagde]. [gedaagde] heeft dat niet gemotiveerd betwist en zij heeft dat ook kunnen en moeten begrijpen uit het door haar eerder zelf in het geding gebrachte rapport van [bedrijf 1] van 13 september 2011, waarin van die noodreparatie melding is gemaakt. Onduidelijk is of de kosten, die in het deskundigenrapport zijn begroot op € 305,90 ter zake een noodvoorziening, op die noodreparatie zien. Bedoelde kosten, die door [eiser] niet eerder (als schadevordering) in de procedure zijn betrokken, zijn niet nader toegelicht, anders dan bij de summiere, aan de deskundige gerichte e-mail van de zijde van [eiser] van 21 maart 2013 en de daarbij gevoegde factuur van [betrokkene] van 18 augustus 2011. Bij die e-mail is de deskundige verzocht de kosten verband houdende met een noodreparatie aan het garagedak van [gedaagde] als schadecomponent op te nemen, waarbij voor de omvang daarvan is verwezen naar de factuur van [betrokkene], groot € 305,90. De deskundige heeft dit verzoek gehonoreerd en genoemd factuurbedrag in de specificatie van schadeposten opgenomen; blijkens zijn rapportage niet om een andere reden dan dat hem is gebleken dat “de waterschade is ontstaan t.g.v. een daklekkage van de eigendom van [gedaagde]”. De factuur van [betrokkene] laat zich, zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, evenwel niet rijmen met het rapport van [bedrijf 1], waarin de kosten voor de daarin bedoelde noodreparatie, kennelijk op basis van een onderliggende, hier niet nader bekende factuur, zijn geraamd op € 225,--. Voor zover al juist is, dat tussen partijen in confesso is dat die laatste kosten voor rekening van [gedaagde] komen, zoals [eiser] in zijn e-mail van 21 maart 2013 stelt, kan er derhalve niet zonder meer van worden uitgegaan, dat de factuur van [betrokkene] op die(zelfde) noodreparatie en kosten ziet. Maar ook indien dat wel het geval is, kan uit de factuur van [betrokkene] niet worden afgeleid, welk bedrag daadwerkelijk met de gestelde noodreparatie is gemoeid, nu de daarbij gefactureerde werkzaamheden zich volgens de omschrijving daarvan niet hebben beperkt tot het afdichten van de gevel van garagebox 5, maar ook hebben gestrekt tot de verwijdering van onder meer plafondplaten, glaswol en behang in de keuken en de verplaatsing van apparatuur in die keuken. Dit klemt, nu niet duidelijk is of en zo ja tot welk bedrag [eiser] ter zake hiervan inmiddels een vergoeding van zijn opstalverzekeraar [naam] heeft ontvangen. Het deskundigenrapport vermeldt hierover voor wat deze schadepost betreft niets, terwijl zowel op grond van dit deskundigenrapport als op grond van het eerdere rapport van [bedrijf 1] (wél) vaststaat, dat aan [eiser] door zijn verzekeraar een uikering is verstrekt van € 3.919,15, waarmee hij schadeloos is gesteld voor - in ieder geval - de schade aan zijn keukenplafond. Welke werkzaamheden, materialen en/of zaken, deze vergoeding exact omvat kan niet worden vastgesteld, nu [eiser] zelf heeft verzuimd de stukken in het geding te brengen, die daarover duidelijkheid hadden kunnen geven en waarvan hem de verstrekking expliciet was opgedragen bij tussenvonnis van 30 januari 2013. Er wordt geen aanleiding gezien [eiser] hiertoe alsnog in de gelegenheid te stellen.
2.2
Gelet op de hiervoor geschetste onduidelijkheid en het ontbreken van een deugdelijke, voldoende feitelijke onderbouwing kan aldus niet worden vastgesteld, dat de op de factuur van [betrokkene] gebaseerde en in het deskundigenrapport opgenomen kosten ter zake de daarin niet nader gespecificeerde noodvoorziening, voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. In zoverre zal aan de begroting van de deskundige worden voorbij gegaan.
2.21
Dit leidt met al het vorenstaande tot de slotsom dat aan schade(vergoeding) toewijsbaar is een totaalbedrag van € 1.590,--, inclusief btw (€ 125 + € 425,-- + € 200,-- + € 750,-- +
€ 90,-- btw). [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag met wettelijke rente, die als op de wet gegrond en niet betwist toewijsbaar is vanaf de dag van dagvaarding. Het meer of anders gevorderde zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden afgewezen.
Proceskosten
2.22
Het toewijsbaar geoordeelde (schade)bedrag is, behoudens de daarin begrepen btw ad
€ 90,--, gelijk aan het bedrag dat [gedaagde] tijdens de op 15 januari 2013 gehouden comparitie van partijen aan [eiser] als compensatie heeft geboden. [eiser] heeft dit, uit praktisch oogpunt en ter vermijding van verdere kosten, gedane aanbod van [gedaagde], bij die gelegenheid van de hand gewezen en volhard in zijn standpunt dat door hem een (aanzienlijk) hoger bedrag aan schade is geleden, waarmee de inschakeling van een deskundige, zoals hem bekend en waarover ter zitting is gesproken, onvermijdelijk werd. Gelet hierop wordt het, met [gedaagde], reëel geoordeeld de - nodeloos aangewende - kosten van het deskundigenbericht voor rekening van [eiser] te laten (komen). Deze procedeert met een toevoeging, zodat aan hem geen voorschot is opgelegd. Hij dient de griffier, op de voet van artikel 244 Rv, de kosten van het deskundigenbericht te vergoeden.
2.23
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld zal worden bepaald dat iedere partij voor het overige de eigen proceskosten draagt. Dit brengt met zich, dat de door [eiser] in zijn conclusie na deskundigenbericht tussen partijen aangezwengelde discussie omtrent de - buitenlandse - betekeningskosten geen nadere behandeling en beslissing behoeft.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.590,-- inclusief btw ter zake van schade als hiervoor nader uiteengezet, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 2012 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het deskundigenbericht, bepaald op € 1.234,20 inclusief btw, welk bedrag - aan in debet gestelde kosten - hij ingevolge artikel 244 Rv dient te voldoen aan de griffier van deze rechtbank door middel van overschrijving op rekeningnummer 56.99.90.564 ten name van het Ministerie van Justitie te Breda;
bepaalt dat iedere partij voor het overige de eigen proceskosten draagt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans en in het openbaar uitgesproken op woensdag 25 september 2013.